Opinie | Negeert Nederland voor Israël de Grondwet?

De openingszin van het artikel Juridische domper voor Israël (22/7) verdient aanscherping en enige toelichting. Het recente advies van het Internationaal Gerechtshof aan Israël is wél bindend. De VN-lidstaten zijn zelf verantwoordelijk voor de toepassing en uitvoering van de uitspraken. Handhavingsinstrumenten ontbreken.

De Advisory Opinion (AO) van 19 juli 2024 van het Internationaal Gerechtshof (ICJ) is inderdaad als zodanig niet wettelijk bindend. Echter, elke AO van het Hof over Israël is volledig gebaseerd op bestaand, bindend internationaal recht. Daarmee zijn deze AO en die van 9 juli 2004 integraal onderdeel van het dwingend internationaal recht. Dat blijkt ook uit de door de rechters gekozen bewoordingen: „Israel is under an obligation […]” en „United Nations member countries are under an obligation to […]” Binnen afzienbare tijd zal de Algemene Vergadering van de VN (AVVN) deze AO, zoals die van 9 juli 2004, met overgrote meerderheid aanvaarden.

Voorstellen om het vetorecht van de Veiligheidsraad (VRVN) te beëindigen stuitten ten koste van gezag en invloed op verzet van de vijf permanente leden. De AVVN van 199 lidstaten heeft, zeker over het vraagstuk Israël, zijn positie juist versterkt. Israëls steun in de AVVN was nog maar met negen stemmen, Israël en de VS meegerekend.

De rechtsgeldigheid van de uitspraken, ook van de AO’s, van het Hof staat, zoals de auteur stelt, vast. De lidstaten zijn verplicht er zelf uitvoering te geven aan de uitspraken van rechtsprekende VN-organen, waaronder vooral het ICJ en het Internationaal Strafhof (ICC) in Den Haag, de „Wereldhoofdstad van het Internationaal recht”.

De auteur stelt ook vast: De onderdrukte partij, de Palestijnen, schiet dus niet meteen iets op met het oordeel van de rechters in het Haagse Vredespaleis. De rol van de Verenigde Staten is vele malen belangrijker dan die van Israël. Mochten de VS hun militaire steun opgeven, stort het hele Israëlische kaartenhuis in elkaar.

Bankroet en onbestuurbaar

Twee nieuwe uitspraken van het Hof zijn opmerkelijk. Eén is Israëls plicht om Palestijnse slachtoffers van 57 jaar aan materiële en immateriële schade door onderdrukking te compenseren. Daar komt binnen afzienbare tijd ook dezelfde plicht voor Gaza bij. Elke econoom kan voorspellen dat daarmee op termijn het financiële bankroet van de staat Israël wordt ingeluid.

De staat Israël zal op veel terreinen internationaal achter raken en mogelijk onbestuurbaar worden

De tweede uitspraak met potentieel grote gevolgen is de aan alle VN-organisaties opgelegde plicht om niet mee te werken aan de instandhouding van de Israëlische misdaden in Oost-Jeruzalem en op de Westoever. De Wereldbank, het IMF, UNCTAD, de WHO, die zich bezighouden met maritieme en luchtvaartzaken en de vele andere instanties van de VN-familie zullen Israël geen toegang tot cruciale informatievoorziening meer kunnen noch willen geven. De staat Israël zal op veel terreinen internationaal achter raken en mogelijk onbestuurbaar worden, een andere oorzaak die het voortbestaan van de staat Israël kan bedreigen.

Nederland heeft op dit gebied een prima Grondwet. Art. 90 stelt dat Nederland de ontwikkeling van het internationaal recht bevordert. Is voor Israël misschien een uitzondering gemaakt? Art. 94 stelt de voorrang van het internationaal recht boven onze nationale wet: Binnen het Koninkrijk [!] geldende wettelijke voorschriften vinden geen toepassing, indien deze toepassing niet verenigbaar is met een ieder verbindende bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties. Ambtenaren zijn gehouden tot trouw aan de Grondwet en niet aan een daarmee strijdige politieke waan van de dag.

Dezer dagen legden de leden van kabinet-Schoof hun eed van trouw aan de Grondwet af. Is die ambtseed van alle kabinetsleden geloofwaardig?