Opinie | Nederland als bestuurlijke woestijn

En daar veroorzaakte Geert Wilders een nieuwe breuklijn in de wispelturige wereld van nieuwrechts. De coalitie met drie relatief nieuwe partijen (PVV, NSC, BBB) die in 2023 de naoorlogse politieke orde bijna op de knieën kregen, viel na een jaartje regeren alweer uit elkaar. De radicaal-rechtse PVV liet zijn twee nieuwrechtse bondgenoten, BBB en NSC, beide zwaar beschadigd, in de kou achter. Bedankt en tot ziens.

De VVD, de enige met bestuurlijke ervaring, belandde vanzelf in het kamp van BBB en NSC. Bij de VVD kennen ze Wilders. In 2004 verliet hij ineens de Kamerfractie. In 2012 vloerde hij, als gedoogpartner, al even onverwacht het eerste kabinet van Mark Rutte. En dinsdag blies de PVV-voorman dus het kabinet-Schoof (PVV, VVD, NSC, BBB) op. Zo veroorzaakte hij voor de derde keer in zijn politieke leven een breuk binnen rechts. De stokebrand had weer toegeslagen.

Wilders personifieert de opkomst én het onvermogen van de snelst groeiende stroming in de landspolitiek. Getalsmatig groot genoeg om de dominantie van de naoorlogse orde – de oude volkspartijen – over te nemen. Maar zo diep verdeeld dat die dominantie voorlopig een onbereikbaar ideaal is.

Het bijzondere is ook dat rechts hiermee de voornaamste motor van het dalende vertrouwen in de democratie aan het worden is. Rechtse kiezers, vaak gedreven door migratiekritiek, worden al jaren slecht bediend. Meestal krijgen ze niet wat ze hopen, ook omdat partijen op die flank excelleren in onhaalbare beloften – ‘grenzen dicht’, et cetera.

De drie rechtse coalities van de afgelopen kwarteeuw illustreren dit. Zoals Wilders zijn aanhangers in 2012 en dit jaar op een vroegtijdige breuk trakteerde, zo moesten Pim Fortuyn-aanhangers al in 2002 toezien dat Balkenende I (CDA, LPF, VVD) het nog geen drie maanden uithield. Coalities van traditionele partijen maken de vier jaar vaak wel vol.

Wat rechtse coalities bijzonder maakt: sfeerbederf door beroerde persoonlijke verhoudingen en gebrek aan politieke vaardigheden. Zoals LPF-vicepremier Eduard Bomhoff het geruzie in eigen kring in 2002 dacht te bestrijden met een belletje, zo meende minister Marjolein Faber (Asiel en Migratie, PVV) dat ze klaar met regeren was zodra ze, tot verbijstering van haar ambtenaren, de commando’s van Wilders netjes had uitgevoerd.

Geen zelfbeheersing

Het onderstreept ook dat verkiezingscampagnes – interviews, debatten, stemwijzers – hopeloos achterhaald zijn. Politieke competenties worden nooit getoetst: kan de lijsttrekker verschillen overbruggen, inschikken, buiten het eigenbelang denken?

Nu kan een partijleider straffeloos een masker opzetten – Geert Milders – en als een schappelijke oom naar de overwinning zeilen. Maar het duurde niet lang voordat hij een column op X slingerde waarin beoogd coalitiepartner Pieter Omtzigt een „katholieke gluiperige” houding werd verweten.

Het verklaart ook waarom coalitiepolitiek zo lastig is voor Wilders: hij heeft geen zelfbeheersing. Dat zat ook verweven in de kabinetsval. Eind april, na nieuws over een daling van het aantal nieuwe asielzoekers, was hij nog juichend over het asielbeleid: „De PVV regeert en levert.” Een maand later dreigde het land, zei hij, „één groot azc” te worden. Dus serveerde hij de coalitie af toen het asielbeleid niet meteen stringenter kon worden. Resultaat: een vergrote kans dat een nieuwe coalitie hém afserveert en het asielbeleid minder stringent wordt.

Het was ook verbluffend hoeveel van de politici die in 2023 de deur voor hem openzetten, veinsden dat zijn onvermogen tot samenwerking nieuw is. Alsof ze ineens het licht zagen. „Bij Geert staat de Nederlander niet op één. Bij Geert staat Geert zelf op één”, zei Caroline van der Plas. Terwijl het ging over gedrag van Wilders waarvoor al jaren het begrip aandachtspolitiek in zwang is: politiek die niet draait om moeilijkheden van mensen, maar die moeilijkheden van mensen nodig heeft om de aandacht op de politicus te vestigen.

Als Yesilgöz niet kan kiezen tussen een democraat en een politieke hooligan, loopt niet alleen de VVD een risico

Juist door dat type politiek verdween het afgelopen jaar het evenwicht uit het bestuur. Het weinige beleid dat van de grond kwam was vaak schokkend ondoordacht. Kamerstukken met de diepgang van een tweet. De beste illustratie was de recente huurbevriezing: een Wildersplan dat over het hoofd zag dat 8 euro maandkorting voor een paar miljoen sociale huurders de corporaties tientallen miljarden euro’s voor nieuwbouw uit handen sloeg. (Het werd na de kabinetsval meteen geschrapt.)

Tegelijk schoten de andere grote vraagstukken (stikstof, defensie, energietransitie, klimaat, nationale veiligheid) er vaak bij in, nadat ook Rutte IV vooral stilstond. Nederland werd een bestuurlijke woestijn. Intussen gebruikten coalitiepartijen hun kabinetsdeelname om de eigen achterban te plezieren. Dansen op een vulkaan.

En wat deze week zo ongemakkelijk was: zelfs na de val bleken de meeste grote partijen niet bereid verder te kijken dan het eigenbelang.

Meer stilstand

In een gezond politiek klimaat zou deze kabinetsval reden zijn voor een klassieke manoeuvre: een tussenkabinetje dat verkiezingen voorbereidt en enige grote vraagstukken – laten we zeggen: wonen en defensie – beslissend aanpakt. Tussenkabinetjes hebben zich in het verleden bovendien bewezen als voorbereiding op een moeizame coalitiewisseling, iets dat ook nu onvermijdelijk is. Het was veelzeggend dat geen grote partij dit opperde: ze wilden allemaal meteen naar de stembus. In het debat bleek bovendien dat de twee die nu vermoedelijk tot elkaar veroordeeld zijn, VVD en GL-PvdA, vooral tegenover elkaar staan. Meer stilstand.

Toch sluimert er in GL-PvdA verandering. In Socialisme & Democratie bepleit een Nederlandse diplomaat die in 2023 betrokken was bij het GL-PvdA-verkiezingsprogramma, Michiel Ekkelkamp, „een rigoureus ander vluchtelingenstelsel”: asielaanvragen alleen nog toestaan in vluchtelingenkampen, een stop op irreguliere vluchtroutes, een vluchtelingenquotum, meer hulp aan vluchtelingen in de regio. Hoe men dit ook beoordeelt: het illustreert een behoefte naar inhoudelijke verandering.

Ook in de VVD werken mensen in stilte aan een heroriëntatie – maar voorlopig wil Yesilgöz zelfs de PVV nog niet uitsluiten. Haar lichaamstaal straalt meer weerzin uit tegen Timmermans dan tegen Wilders.

Onder dit gesternte begint de campagne voor de derde Kamerverkiezingen in vier jaar: eigen partij eerst.

Twee jaar geleden bracht Wilders, met NSC en BBB, het klassieke Nederlandse overlegmodel aan het wankelen. Het is na deze week misschien verleidelijk zijn voorkeur voor een vechtdemocratie af te schrijven. Maar bekijk de geschiedenis: deze man geeft zelden op. Vermoedelijk zakt hij de komende tijd in de peilingen, en krijgt hij zijn machtspositie niet snel terug. Dinsdag sprak hij over ‘de ondergang van Nederland’, en zinspeelde erop dat het falen van de PVV is toe te schrijven aan tegenwerking van instituties: ambtenaren, de Raad van State, ‘ongekozen’ rechters. De contouren van zijn nieuwe aanvalslijnen passen in het populistische draaiboek.

En het hele punt is: dat soort aanvallen is kansrijk zolang representanten van de bestaande orde hun rol niet zien. Als Yesilgöz niet kan kiezen tussen Timmermans en Wilders, tussen een democraat en een politieke hooligan, loopt niet alleen de VVD een risico. Dan loopt het hele bestel een risico.

Het is misschien wel het belangrijkste thema dat de komende campagne op het spel staat.