In het Nederlandse staatsrecht geldt het principe dat het kabinet met één mond spreekt. De regeringspartijen kunnen het onderling sterk oneens zijn, maar zodra het kabinet de knoop heeft doorgehakt, is het resultaat de opvatting van de regering. Vanaf dat moment vinden alle ministers en staatssecretarissen hetzelfde. Dat staat zelfs in artikel 45 van de Grondwet.
Demissionair minister Dilan Yesilgöz overtrad die regel moedwillig met de indiening van de motie waarin zij als Kamerlid pleitte tegen de spreidingswet. Staatsrechtgeleerde Wim Voermans sprak van staatsrechtelijk vandalisme, en een blunder van de eerste orde. Hoe het ook zij, minister-president Mark Rutte was er als de kippen bij om deze motie te ontraden omdat het kabinet vóór deze spreidingswet is. De politiek verantwoordelijke staatssecretaris Eric van der Burg (Asiel en Migratie, VVD) zal de wet dan ook op 16 januari in de Eerste Kamer verdedigen. De wet is namelijk niet controversieel verklaard.
Van der Burg kwalificeerde de actie van zijn VVD-partijgenoot Yesilgöz heel beleefd als „ingewikkeld”. Maar ik kan me zo indenken dat de sfeer in de ministerraad daags na de stemming over de motie niet bepaald vriendelijk is geweest.
Demissionair premier Rutte verklaarde dat hij de actie van Yesilgöz vooral als die van een Tweede Kamerlid zag en niet als die van een van zijn ministers. Die reactie staat haaks op de behandeling van CDA-staatssecretaris Mona Keijzer. Toen zij in september 2021 ’s ochtends in De Telegraaf scherpe kritiek uitte op het coronabeleid, was ze ’s middags ontslagen. Rutte zei daarover: „De uitspraken van de staatssecretaris […] verdragen zich niet met besluiten die de ministerraad recentelijk heeft genomen, en die van belangrijke en zwaarwegende aard zijn.” Exit Mona Keijzer.
Krachtige stellingname
Wellicht dat Rutte een soortgelijke reactie had willen geven: Dilan, je bent ontslagen. Maar in een demissionair kabinet, met een premier die de deur al bijna achter zich heeft dicht getrokken, zou het ook andersom kunnen zijn geweest: Mark, als het je niet bevalt: dan stap je toch zelf op? Ik ben nu de partijleider. Of woorden van gelijke strekking. Rutte bleef. Als demissionair premier wordt hij geacht de lopende zaken te behartigen totdat een nieuw kabinet is aangetreden. Direct opstappen hoort daar niet bij.
De vraag of staatssecretaris Van der Burg zich in de steek gelaten zal voelen door zijn eigen minister van Justitie is vragen naar de bekende weg. Interessanter is het om de krachtige stellingname van de staatssecretaris zelf tegen zijn minister in ogenschouw te nemen. Het vereist allereerst moed om als demissionair bewindspersoon meer te doen dan slechts op de winkel te passen. En staatssecretaris Van der Burg doet meer. Veel meer. En daarvoor verdient hij alle lof.
Zijn tomeloze inzet om de opvang van asielzoekers op zijn minst fatsoenlijk te regelen, verdient respect en zeker geen dolkstoot van Yesilgöz als VVD-fractievoorzitter in de Tweede Kamer. Hij had al veel eerder de handdoek in de ring kunnen gooien toen zijn eigen VVD-fractie weigerde akkoord te gaan met een wettelijke regeling voor de opvang van asielzoekers. Uiteindelijk kwam er een halfbakken compromis uit: de Spreidingswet. Na het vernietigende advies van de Raad van State, had de staatssecretaris dat wetsontwerp kunnen intrekken. Maar dat deed hij niet. Wellicht onder het motto: beter een half ei dan een lege dop.
Lees ook
VVD-burgemeesters ‘verbijsterd en teleurgesteld’ over VVD-actie met spreidingswet
Ik weet niet waar die volharding vandaan komt maar het dwingt bewondering af. Van der Burg heeft zich vastgebeten in de weinig benijdenswaardige rol van staatssecretaris van Asiel en Migratie. Al decennia staat die bekend als hoofdpijnportefeuille. Je kunt het zelden goed doen, al was het maar omdat asielzoekers en vluchtelingen geen stemrecht hebben.
Het zou derhalve heel begrijpelijk zijn geweest als de demissionaire staatssecretaris na de oekaze van zijn partijleider onmiddellijk zijn ontslag had aangeboden. Maar dat deed hij niet. Integendeel: hij vertrok naar Groningen om aldaar de lokale burgemeesters een hart onder de riem te steken. Burgemeesters die Yesilgöz keihard had laten vallen.
Cruciaal verschil
VVD-fractievoorzitter Yesilgöz heeft geprobeerd om staatssecretaris Van der Burg uit het zadel te trekken. Dat is haar niet gelukt. En dat is vooral een verdienste van de staatssecretaris. Hij wees fijntjes op het cruciale verschil tussen de wens om geen of althans minder asielzoekers toe te laten, en de strekking van de spreidingswet, die slechts gaat over het realiseren van opvang voor de mensen die hier al zijn. Anders gezegd: de motie roept op tot het afkeuren van overstromingen, terwijl het wetsvoorstel gaat over het versterken van de dijken.
Dat eenvoudige verschil willen de formerende partijen maar niet zien. De staatssecretaris haalt daar zijn schouders over op. Formerende partijen regeren immers niet: dat doet het kabinet. Of dat nu missionair is of niet. Maar voor welk kabinet dan ook: hoe meer staatslieden als Van der Burg, hoe beter.