Maar liefst 2,4 miljard euro per jaar bezuinigt het kabinet-Schoof op ontwikkelingssamenwerking. Het zijn de grootste bezuinigingen in deze sector ooit. Daarnaast koos de coalitie van PVV, VVD, NSC en BBB ervoor om een minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp te benoemen die een paar jaar geleden nog voor het afschaffen van internationale samenwerking pleitte. De naamsverandering van deze ministerspost geeft weer hoe de regering haar relatie met het buitenland ziet: Nederland gelooft niet langer in internationale samenwerking, maar plaatst zich boven de ander en geeft weer, net zoals voor 1970, ‘hulp’.
De ontwikkelingssector reageerde verontwaardigd. Zowel de plannen van het kabinet als de benoeming van Reinette Klever (PVV) zouden het verbonden karakter van de wereld ontkennen en onze internationale allure op het spel zetten. Ze zouden Nederland verder achter de dijken duwen.
Hoe begrijpelijk en terecht de kritiek ook is, dit zal waarschijnlijk niet tot een andere houding bij het kabinet leiden. Het probleem gaat namelijk verder dan de politiek. We hebben allemaal gezien hoe het Malieveld leeg bleef: Nederlanders bleken niet erg om deze bezuinigingen te malen. Het is daarom noodzakelijk om ontwikkelingssamenwerking te herijken. De eerste stap daartoe is het beest in de ogen kijken. Hoe heeft het zo ver kunnen komen dat wij een kabinet hebben gekregen dat ontwikkelingssamenwerking in de prullenbak wil gooien? En hoe kan het dat Nederlandse burgers (inclusief elites) een naar binnen gekeerde houding hebben omarmd?
Aan verklaringen geen gebrek. Denk aan de toegenomen ongelijkheid in onze samenleving, als gevolg van decennia neoliberaal beleid. Als burgers niet in basisbehoeften als een woning, zorg en voedsel kunnen voorzien, moet je niet van hen verwachten dat ze de mentale ruimte hebben om zich te bekommeren om mensen en problemen ver weg. Voor deze Nederlanders is bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking meer dan logisch.
Je kunt ook een politieke verklaring hieraan verbinden. Onze leiders (lees: politieke ondernemers) voeden het volk met angst en geven de buitenlander de schuld van de problemen hier in Nederland. Dus is het niet per se de burger die zich naar binnen heeft gekeerd, maar is het het politiek-economisch systeem dat hem minder solidair heeft gemaakt.
Massale toegang tot internet en goedkope verre vakanties leiden niet automatisch tot meer begrip voor de ander
Er zijn ook existentiële verklaringen. Die stellen dat in tijden van grote onzekerheid, zoals nu door klimaatverandering, oorlogen en het risico op epidemieën, de mens altijd neigt naar zelfbehoud. Daarnaast kun je met essayist Bas Heijne in het achterhoofd op de doorgeschoten individualisering wijzen. Het neoliberalisme heeft ervoor gezorgd dat we een onrealistisch idee van vrijheid zijn gaan aanhangen. We zien iedere sociale frictie als een beperking van onze vrijheid en zijn niet meer in staat om samen te werken. Het gaat volgens Heijne niet alleen om buitenlanders: de Nederlander is met niemand buiten zijn eigen bubbel solidair, hij is niet in staat om andersdenkenden als gelijken te zien.
Verwaarlozing
De afname van draagvlak voor internationale samenwerking vraagt ook om kritische zelfreflectie vanuit de ontwikkelingssector. In een recente lezing schetste antropoloog Sara Kinsbergen hoe de professionalisering van de ontwikkelingssector hand in hand is gegaan met een verwaarlozing van het draagvlak onder de Nederlandse bevolking. Haar stelling is dat de sector de afgelopen vijftien jaar de Nederlandse burger veronachtzaamd heeft. Internet en goedkope vluchten zouden hem voldoende in staat stellen om kennis op te doen van het leven elders. Dus was het volgens haar logisch dat een gratis tijdschrift als Internationale Samenwerking verdween, net als de regionale Centra voor Ontwikkelingssamenwerking (COS), kennis- en expertisecentra. In 2017 werd de NCDO, de nationale organisatie voor kennis en advies over mondiaal burgerschap en internationale samenwerking, opgedoekt. Ook het aantal gemeentelijke samenwerkingen met steden buiten Nederland neemt razendsnel af. En wat blijkt nu: de massale toegang tot het internet en de goedkope vakanties naar verre oorden leiden niet automatisch tot meer begrip voor de ander.
Hoe ziet ontwikkelingssamenwerking 2.0 eruit? Volgens ons moet mondiaal burgerschap (opnieuw) centraal staan. Mondiaal burgerschap is de notie dat onze handelingen hier gevolgen hebben voor bewoners elders in de wereld, en andersom, en voor de planeet. Nu de wereld meer verweven, onderling afhankelijk en kwetsbaar is dan ooit, zijn we gelijktijdig burgers van verschillende naties en van één wereld waar het lokale en het mondiale verbonden zijn.
De ontwikkelingssector maakt zich al jaren hard voor ‘lokalisering’, het idee dat lokale organisaties en gemeenschappen zeggenschap moeten hebben in de uitvoering van projecten en programma’s, in plaats van alle beslissingsmacht in het Noorden te behouden. Maar dit idee van lokalisering moet men niet alleen maar beperken tot het Zuiden. Ook lokale groepen en gemeenschappen in Nederland dienen onderdeel gemaakt te worden van ontwikkelingssamenwerking. Ontwikkelingsorganisaties moeten weer (meer) het land in, in gesprek met de Nederlandse burger. Het goede nieuws waar ze op kunnen voortbouwen is dat ondanks de vele bezuinigingen en het gebrek aan kennisoverdracht over mondiale burgerschap, nog steeds meer bijna drie miljoen Nederlanders lid en donateur zijn van ontwikkelingsorganisaties. Die Nederlanders vinden dat zij een gedeelde verantwoordelijkheid hebben voor kwetsbare mensen en groepen elders in de wereld.
Om mondiaal burgerschap te kunnen realiseren moet er sprake zijn van een bewustzijn van wat er gebeurt buiten de eigen directe omgeving. In een tijd waarin we de mond vol hebben van ‘brede welvaart’ en ‘groene groei’ kunnen we niet van Nederlanders verwachten dat zij minder of anders gaan consumeren, zonder ze bewust te maken van de crises die op ons afkomen en de prijs die onze consumptie en productie heeft op de meeste kwetsbare groepen en de natuur. In Ontwikkelingssamenwerking 2.0 houden ontwikkelingsorganisaties zich nadrukkelijk bezig met Nederlanders inlichten over onze wederzijdse verbondenheid en gedeelde kwetsbaarheid met de rest van de wereld. Precies de taak die zowel het onderwijs als de media in Nederland links laten liggen.
Privileges en angsten
De onzekerheid in de wereld maakt dat zij op zoek gaan naar de relatieve zekerheid binnen de eigen kleine kring. Juist daarom is de opdracht, zoals Paul Scheffer al in 2011 verwoordde: „Er moet een verhaal komen dat de kleinburger en wereldburger bij elkaar brengt”. Binnen ontwikkelingssamenwerking 2.0 stellen ontwikkelingsorganisaties zich daarom als makelaar op. Door de zorgen van kwetsbare groepen in arme landen te verbinden aan miljoenen Nederlanders die iets goed willen doen. Dat betekent dat ontwikkelingsorganisaties verschillende groepen in Nederland moet uitnodigen om vanuit hun privileges en angsten solidair te zijn met de rest van de wereld.
Centraal in mondiaal burgerschap staat rechtvaardigheid. Armoede, waar ter wereld ook, is onrechtvaardig. De sector moet nog meer de rol van waakhond aannemen, in plaats van zich op te stellen als uitvoerder van het beleid van de Nederlandse overheid. Ze moet vechten voor eerlijker handel en een eerlijke verdeling van de lasten – ook in Nederland. En vooral moet zij bij de Nederlandse overheid en in de Europese Unie strijden voor klimaatrechtvaardigheid (waarbij we vanuit rijke landen eerlijk betalen voor het herstel van klimaatschade als gevolg van onze overconsumptie). Bij deze agenda hoort ook wat je ‘epistemische rechtvaardigheid’ kunt noemen: het idee dat alle kennis en perspectieven meegenomen moeten worden voor ons begrip van de wereld, dat wij ons dus niet beperken tot westerse experts en canons.
Lees ook
De bezuinigingen op ontwikkelingshulp zijn niet alleen onterecht, maar ook onverstandig
Internationale samenwerking is niet alleen het terrein van ngo’s , het is in feite een collectieve opdracht. Ngo’s moeten grote coalities bouwen met verschillende organisaties buiten hun eigen bubbels, om burgers te betrekken. Verenig je met andere maatschappelijke organisaties en beschouw nieuwe bewegingen zoals die van het effectieve altruïsme serieus als bondgenoot. Deze bewegingen bereiken andere doelgroepen die door traditionele ontwikkelingsorganisaties niet worden bereikt.
De draconische bezuinigingen van het nieuwe kabinet op ontwikkelingssamenwerking zouden niet moeten afschrikken of demotiveren, maar juist een uitnodiging moeten zijn voor een nieuwe aanpak. Zodat miljoenen Nederlanders het over een aantal jaar niet normaal vinden dat onze overheid een naar binnen gekeerde houding aanneemt, in de ontkenning van onze wederzijdse verbondenheid als mondiale gemeenschap. Dit is het moment om mondiaal burgerschap te herwaarderen.