We leven in een racistisch land. Een zielloos, leeg land. De ‘witte mensen’ zijn gevallen voor propaganda. Zomaar wat reacties uit mijn linkse omgeving op de PVV-overwinning. De wanhoop valt te begrijpen, maar het dedain dat er uit spreekt minder. Het liefst zouden we verkiezingen houden in Amsterdam of Utrecht, waar de vrijstaat stand hield. Of zoals iemand tegen mij opperde: laten we een hek om Amsterdam zetten. Het is een vreemd idee van links: we zouden heus de verkiezingen kunnen winnen, als de kiezers maar anders waren. Ja ja. Ik zou ook het WK schoonspringen kunnen winnen, als de jury maar bestond uit mijn moeder.
We kiezen onze medeburgers niet, dat is de onbuigzame werkelijkheid. Maar op links zien we dat graag anders. Liever fantaseren we stemmers weg op basis van hun groepskenmerken. Het begon met de boomer en het licht fascistische idee om hen het stemrecht te ontnemen omdat ze oude ideeën hebben. Ze zijn toch binnenkort dood, niet? Nu blijkt dat jongeren meer dan gemiddeld op Wilders hebben gestemd op 22 november. Ai, misschien moeten we hen ook maar het kiesrecht afnemen.
En wat te denken van de ‘Karen’ – de term die online links graag gebruikt om een witte vrouw mee belachelijk te maken die snel klaagt en uit haar slof schiet. Het is een variant op het eeuwenoude cliché van de hysterische vrouw, een stereotype dat opeens wél mag omdat het om witte vrouwen gaat. En dan is er natuurlijk nog ‘domrechts’, de benaming waarmee de liberale stormram Sander Schimmelpenninck de „kanslozen” met hun „asociaal-nihilistische levensstijl” bedoelt die niet correct stemmen.
De vijand
Wat opvalt bij al deze kiezers die we op links met dedain benaderen, is dat het om gigantisch grote groepen gaat. Een rampzalig recept als je verkiezingen wil winnen. Dat we ons beperken tot dedain valt te begrijpen, want werkelijke politieke macht hebben we in decennia al niet meer gehad. Dus zetten we maar de macht in die we wél hebben – onze culturele macht.
Het wegfantaseren van zoveel kiezers symboliseert een zelfgenoegzaam wensdenken, dat breed leeft bij toonaangevende linkse figuren. Dit vervreemdt potentiële linkse stemmers – ik zie een groeiend aantal afhakende linkse kiezers om me heen. Want zelfs als je links bent moet je maar hopen dat je 100 procent op één lijn zit met de laatste linkse ideeën. Geen zin om in een klimaatmars met een Palestina-vlag te lopen? Dan ben je voor genocide. Niet gevaccineerd voor Covid? Wappie! Twijfels bij puberteitsremmers? Transfoob!
Links staat voor inclusiviteit, diversiteit en empathie. Maar waarom kunnen we dan zo weinig verdraagzaamheid opbrengen voor de diversiteit aan ideeën op links? Waarom maken we zelfs onze bondgenoten tot vijanden? Het aanwijzen van vijanden of zondebokken die schuldig zouden zijn aan het kwaad hoort helaas al sinds mensenheugenis bij politiek. Het is lelijk, het is gemeen, maar iedereen is gevoelig voor de aantrekkingskracht ervan en daarom zetten vrijwel alle politici en activisten het in.
Geloofwaardigheid
Wilders is het ergst van allemaal. Zoals antropoloog Sinan Çankaya het treffend omschreef: Wilders voelt „haarfijn” aan welke levens „kapot mogen”. Die levens gebruikt hij als politiek instrument. Het kenschetsen van D66’er Sigrid Kaag als een heks. Zijn Polenmeldpunt. En natuurlijk: zijn ‘minder Marokkanen’. Hij stilt daarmee de honger van de ‘bezorgde burger’, om de rake woorden van schrijver Munganyende Hélène Christelle te gebruiken. Een honger die volgens haar niet te stillen valt, „want er zal altijd een nieuwe minderheid zijn om minder van te willen”.
Terecht wezen anderen erop dat de boosheid van Wilders’ kiezers over het Rutte-beleid te begrijpen valt, maar het maakt de giftigheid van zijn versie van zondebok-politiek niet minder erg. Die politiek kan tot verschrikkelijke uitkomsten leiden, juist daarom is het belangrijk om de verschillen tussen links en rechts vijand-denken te onderzoeken. Bij Wilders heeft het een expliciet karakter in de vorm van withete maatregelen die relatief kleine groepen treffen, zoals moslims, de queer-gemeenschap en journalisten die hem niet bevallen.
Voor links is geen monster zo groot en aantrekkelijk als het monster van het kapitalisme. Denk aan de linkse held Bernie Sanders en zijn boek Het is oké om kwaad te zijn op het kapitalisme. Maar hoe geloofwaardig is de linkse woede over het kapitalisme? Volgens mij is die niets meer dan een radicaal sausje dat ons goed staat, omdat we geld vies vinden. Niets in onze levens wijst erop dat we graag hebben dat het kapitalisme daadwerkelijk ineenstort. Het linkse Kamerlid dat haar tweede huis verhuurt. De bevlogen Nederlandse schrijver die even wordt overgevlogen uit New York om in Buitenhof te klagen over late stage capitalism. De linkse activist die op een gala-bal rondloopt met een tas waarop staat ‘All you need is less’ – en in de hand een glas champagne. Er is niets mis met dat glas champagne, maar wél met het pontificaal te koop lopen met zulke ongeloofwaardige teksten.
Dat is een groot probleem met het linkse verhaal. Niemand gelooft het. We zijn woedend tegen kapitalisme en het systeem – maar de rest van het electoraat prikt zo door onze praatjes heen. We hebben het voortdurend over het systeem, waarin prestatie niet zou tellen, maar welk beeld denk je dat iedereen heeft bij de linkse stemmer? Juist, die is bovengemiddeld welvarend en hoogopgeleid, en heeft een cv waar de extracurriculaire activiteiten van de pagina donderen. Is het dan gek dat anderen ons wantrouwen als we zeggen dat we niet geloven in een meritocratie, omdat kapitaal of welvaart bepalender zou zijn dan de eigen verdienste?
Er is een interessante verklaring voor het feit dat links zich graag tooit met zulke radicale veren. Volgens de Britse filosoof Liam Kofi Bright komt het niet voort uit morele drijfveren, maar uit psychologische motieven. Veel linkse stemmers lopen met een overweldigend schuldgevoel rond. Hij noemt dit archetype ‘The Repenter’ – iemand die berouw heeft. Repenters zien hun eigen groep als verantwoordelijk voor vreselijke misstanden, terwijl zij zelf relatief comfortabel leven. De Repenter is ongelukkig met zichzelf en de stand van zaken, en wil heel graag deze schuld verlichten. Daarom zijn ze verwikkeld in een strijd. Maar deze strijd draait niet over het bestrijden van ongelijkheid, maar over hoe ze psychologisch kunnen omgaan met het leven in een wereld die vol is van deze ongelijkheid. Een beproefde methode daarbij: heel ostentatief laten zien dat jij van de juiste linkse snit bent. Leg de Zuidas in de as!
Sinds de verkiezingsoverwinning lees ik overal op linkse sociale media eenzelfde soort oproep: deze verkiezingsuitslag moet ons radicaliseren. Maar is er iemand die dit gelooft? Iedereen weet hoe snel deze revolutie-cosplay zal uitdoven. De aandachtsspanne van links Nederland is vergelijkbaar met die van een goudvis. Ondertussen zit Geert Wilders sinds de vorige eeuw in de Kamer en roept hij al pakweg twintig jaar hetzelfde.
Lees ook
Links is te veel de partij van de economische toekomst, te weinig van de economische stagnatie
Geen ‘revolutie’
Weet je wat radicaal is? De verkiezingen winnen. Dat is links immers vijfentwintig jaar al niet meer gelukt. Het is tijd voor een nieuw links ontwaken en dat begint met het neerwerpen van zelfgenoegzaam wensdenken.
Stop alsjeblieft met het wegfantaseren van gigantisch grote groepen kiezers. Dat hek dat we zo graag om onze veilige enclaves willen, is meer een teken van onze arrogantie dan van onze wijsheid.
Stop met het wensen van een linkse eenheidsworst. Laten we de diversiteit aan perspectieven binnen onze eigen beweging koesteren. Onze empathie en begrip moeten niet alleen naar buiten gericht zijn. Stipuleer niet dat iedereen zich aan de meest recente linkse opvattingen dient te houden, maar bevorder een omgeving van gedachtenuitwisseling.
Stop met de leegte van revolutie-cosplay en het etaleren van morele juistheid. Niemand gelooft ons. Het is wéér een vorm van ons zelfgenoegzame wensdenken – het spektakel van de ingebeelde Grote Revolte! Politieke invloed win je alleen als anderen zien dat je intenties oprecht zijn. Niemand gelooft dat we het kapitalisme willen kapotmaken. Laten we liever ongenadig hard strijden voor een economie gericht op menselijke noden.
Een extreem-rechtse regeringsleider loert om de hoek. Wat is er nu radicaler dan die weg te stemmen bij de eerste gelegenheid?
Leeslijst