Gedurende de hele verkiezingen ging het niet tot nauwelijks over onderwijs. Natuurlijk bevatten de partijprogramma’s steevast de holle kreten in de trant van ‘het beste onderwijs voor ieder kind’ (VVD) of ‘ruim baan voor de unieke talenten van ieder mens’ (D66) maar echte debatten over het einde van de lumpsum; een taalwet of de beste strategie om het lerarentekort aan te pakken, hebben niet plaatsgevonden. Een gemiste kans. Kiezers hebben nu misschien gestemd met de gedachte dat er grote problemen zijn met migratie, maar dat het met het onderwijs prima is gesteld. Een jammerlijke misvatting.
Enfin, de verkiezingen zijn voorbij en het heeft ons volk behaagd de toekomst van het onderwijs in handen van de heer Wilders te leggen. Laten we kijken wat ons te wachten staat. Pakt men de onderwijsparagraaf uit het PVV-partijprogramma erbij, dan ziet dat er op het eerste oog niet slecht uit. Doordenderende laaggeletterdheid onder jongeren wordt „een schande” genoemd; de vernieuwingsdrang in het onderwijs zorgt voor „onrust en leidt tot kwaliteitsverslechtering” en er wordt een lans gebroken voor „de pedagogiek van de ‘directe instructie’ in de klas”: „een leraar die vertelt, uitlegt en controleert in plaats van zoek-het-zelf-maar-uitonderwijs.” Een aanzienlijke groep onderzoekers en taaldocenten – van links tot rechts – zal ervan opkijken zulke goede ideeën in het programma te lezen.
‘Genderwaanzin’
Maar dan: achter de mildere Wilders duikt toch weer de wildere Wilders op. In de tweede alinea van het onderwijshoofdstuk wordt al beweerd dat door de instroom van asielzoekers „ons funderend onderwijs ernstig onder druk komt te staan”. In alinea vijf wordt vervolgens geageerd tegen „genderwaanzin” waarmee kinderen zouden worden „geïndoctrineerd”; terwijl in alinea zeven vervolgens zonder blikken of blozen de gelijkwaardigheid van heteroseksuelen en lhbti’ers wordt gemarkeerd als een van de „belangrijkste uitgangspunten waarop onze samenleving is gebaseerd”.
Met andere woorden: het is een schande als niemand je taalachterstand probeert te verhelpen, maar niet als je een vluchteling met een taalachterstand bent. Immers: dan heb je überhaupt geen recht op taalonderwijs omdat je met je aanwezigheid ons systeem onder druk zet. Daarnaast zal het prima zijn om als leerling deze week op school Paarse Vrijdag (8 december) te vieren, maar niet om mensen te vertellen over de uitdagingen die je bijvoorbeeld als transpersoon in de samenleving ondervindt. Gelijkwaardigheid moet niet verward worden met de vrijheid om anderen jouw mening te verkondigen, zo lijkt de ondertoon. Inclusie mag alleen genoten worden, niet gepropageerd.
Of het onderwijssysteem uit de voeten kan met de vreemde kreten uit het programma aangaande bovengenoemde genderwaanzin en indoctrinatie, zal de heer Wilders vermoedelijk een zorg zijn. Direct wordt duidelijk dat het bij deze passages niet gaat om gelijkheid, maar dat er met het gescherm over vrijheden impromptu een stok is gevormd om het islamitisch onderwijs uit de samenleving te slaan. Dat staat er ook letterlijk: „Dat betekent dat wij islamitisch onderwijs […] verbieden.”
De leerlingen die na deze passages nog tot de schoolgaande populatie mogen worden gerekend, dienen door een bepaald soort docent onderwezen te worden. Het partijprogramma schrijft voor: „Wij willen onderwijs dat vrij is van politiek activisme. Wij willen politiek neutrale leraren voor de klas en politiek neutrale leerboeken in de klas. Zo moeilijk is het voor een leraar niet om ’s morgens zijn of haar politieke overtuiging samen met z’n jas aan de kapstok te hangen.”
Complexiteit
De onmogelijkheid van neutrale leraren en leerboeken daargelaten, mag worden opgemerkt: die vergelijking met de jas is zo slecht nog niet. Inderdaad voelt mijn politieke overtuiging als een goedpassende eenheid die weliswaar tussen mij en de wereld staat, maar die mij ook beschermt, mij warm houdt en ervoor zorgt dat ik in zwaar politiek weer niet wordt ondergesneeuwd of wegregen.
Mijn overtuiging dat ik jongeren door écht goed te leren lezen kan bewegen om kritisch te zijn op simplistische voorstellingen van (wereld)zaken; op vervaarlijke nationale mythes; op de beperkingen én mogelijkheden van hun huidige wereldbeeld – dat ís politiek. Toch is het ook simpelweg de reden dat ik mijn bed uitkom voor een dag voor de klas.
Noem het indoctrinatie, noem het onderwijs: mijn politieke overtuiging is onlosmakelijk verbonden met een liefde voor werkelijke democratie; voor diepgang en complexiteit in grote en kleine verhalen; voor kansengelijkheid en interesse voor de culturele rijkdom van Nederlanders en niet-Nederlanders. Het is een warme jas, een fijne jas. Zelfs al zou je ’m uit kúnnen doen: welke docent hangt die nou zomaar aan een kapstok.
Te midden van de ideologische warboel in de PVV-onderwijsparagraaf wordt nog even vermeld dat een ander doel luidt: „Het beroep van leraar moet weer aantrekkelijk worden.” Dat is nogal wat. Onderwijs geven in Wildersland betekent vluchtelingen uitsluiten, je mond houden over gender, moslims verplichten tot seculier onderwijs, en in uitstraling, woord en daad zo neutraal mogelijk voor de dag komen. Noem dat maar aantrekkelijk – ik hou liever mijn jas aan.