
Stel je voor: een man die geen condooms meer gebruikt, wordt door zijn huisarts gebeld met de vraag of hij niet beter sterilisatie kan overwegen. Klinkt absurd? Toch lijkt het wél vanzelfsprekend om vrouwen op deze manier te sturen in hun reproductieve keuzes. Omdat de Tweede Kamer zich zorgen maakt over het dalende gebruik van betrouwbare anticonceptie, de stijging van soa’s en de verspreiding van online misinformatie, stemde zij met een grote meerderheid deze week voor de ‘pilstop’-motie van VVD-Kamerlid Tielen. Die verzoekt de regering om te onderzoeken of huisartsen en apothekers vrouwen actief een ‘pilstop-gesprek’ kunnen aanbieden. Volgens Tielen zouden zij een rol moeten spelen in het signaleren van vrouwen die willen stoppen met de pil.
Als belangenbehartigers voor anticonceptie en abortus pleiten wij voor toegankelijke informatie. Maar wij vrezen dat een ‘pilstop’-gesprek averechts werkt. Juist door vrouwen écht vrij te laten in hun keuze en hen te voorzien van eerlijke informatie vergroten we de kans dat ze een methode vinden die bij hen past.
Die informatie is nu niet altijd beschikbaar. Op www.zanzu.nl staat bijvoorbeeld dat de pil „geen invloed heeft” op de gezondheid. Maar er lijkt wel een effect te zijn van de pil op de stemming. Volgens neurowetenschapper en onderzoeker Margot Morssinkhof is er voldoende onderzoek dat dit aantoont.
Motivaties beter begrijpen
We moeten eerst de motivaties voor anticonceptiekeuze beter begrijpen. Zwangerschap voorkomen is niet de enige overweging. Vrouwen melden dat zorgen over bijwerkingen en de impact op hun seksuele, mentale of fysieke welzijn redenen zijn om (hormonale) anticonceptie te vermijden. Negatieve berichtgeving over hormonen legt vaak de nadruk op mogelijke nadelige effecten van betrouwbare methoden terwijl voordelen onderbelicht blijven.
Uit onderzoek en ervaringsverhalen die wij ontvangen, blijkt dat vrouwen in de spreekkamer te weinig inspraak krijgen in de keuze voor anticonceptie en merken dat hun zorgen over bijwerkingen worden afgedaan als misvattingen. Bovendien voelen ze zich onvoldoende geïnformeerd door zorgverleners. Er is een neiging om de betrouwbaarheid in het voorkomen van een zwangerschap als belangrijkste en soms zelfs enige maatstaf te nemen bij anticonceptie. De meest effectieve methoden worden dan als ‘de juiste keuze’ gezien, terwijl andere opties worden weggezet als ‘onverantwoord’. De ‘pilstop’-motie past precies in deze denkwijze.
Zorgverleners zouden met regelmaat moeten bespreken of vrouwen tevreden zijn met hun methode. Dat is iets anders dan een ‘pilstop’-gesprek dat vooral lijkt te sturen op het blijven gebruiken van anticonceptie. Na jarenlange bezuinigingen is het tijd om te investeren in voorlichting en campagnes. Die moeten zich ook richten op mannen. Ook verloskundigen zouden een grotere rol kunnen spelen.
Als samenleving sturen we vaak de keuzes rond anticonceptie om vrouwen te ‘beschermen’ tegen ongewenste zwangerschap. Hoewel het verleidelijk is om vrouwen te ‘overtuigen’ bepaalde keuzes te maken, is het juist belangrijk de keuzevrijheid te versterken. De oplossing ligt in betere en bredere voorlichting. Daar heeft uiteindelijk iedereen profijt van.
