Vallen hoort erbij in het wielrennen. Maar de afgrijslijke geluiden die Wout van Aert voortbracht na zijn val in Dwars door Vlaanderen, maakten duidelijk dat hier een grens was overschreden.
Het aantal renners dat met gebroken ledematen thuiszit, is ongekend. Vroeger hadden ploegen moeite om aan het einde van het seizoen hun koersbezetting rond te krijgen: veel renners waren oververmoeid omdat ze het hele jaar zoveel hadden gereden. Nu is het geen uitzondering als op enig moment een derde van de circa dertig renners in een ploeg thuiszit met letsel. Wat is er veranderd?
Rijden in het peloton is gevaarlijk. Gezamenlijk haal je minstens 60 kilometer per uur, waar je in je eentje net tot 45 kilometer per uur komt. Hoe sneller je gaat, hoe dichter op elkaar je moet rijden om zoveel mogelijk windvoordeel te halen – maar hoe groter ook het gevaar.
Het peloton is een systeem waarin de individuele deelnemers, de renners, continu letten op hun buren. Zij moeten zich verbinden aan, en vertrouwen op, het oplossend en organiserend vermogen van de groep als geheel. In feite zijn wielrenners daarin dus weinig anders dan een zwerm spreeuwen.
Grondwetten
Rijden in een peloton betekent dat je je aan grondwetten van de zwerm moet houden. De renner kan er als individu van profiteren, zolang hij diezelfde regels niet verstoort en bijdraagt aan de veiligheid van het geheel.
En daar gaat het mis. De renners zijn beter getraind dan ooit. De verschillen zijn enorm genivelleerd. Omdat het niveau zo hoog is en er meer renners tot in de finale mee kunnen, springt het peloton zuiniger met de krachten om dan vroeger. Meer dan voorheen is het de kunst zo weinig mogelijk extra inspanning te leveren. Er is geen schifting tijdens de koers geweest, iedereen wordt even moe en maakt nog kans in de hectische slotkilometers – of heeft er in elk geval nog iets te zoeken. De renners worden nerveuzer, en agressiever in hun pogingen de schaarse goede posities te bemachtigen.
Als steeds meer renners in de finale willen meespelen, en zij bovendien de bijkomende problemen niet oplossen, resulteert dat in een individuele overlevingsstand en anarchie. Vechten om de beste plekken, meestal met meer dan tien teams in treintjes naast elkaar, verstoort het zwermgedrag en daarmee de collectieve veiligheid die in een zwerm zit opgesloten.
Dat zien we nu in het peloton: om veilig te zijn, zo redeneren renners, móeten we vooraan rijden in de laatste drie kilometer. Omdat alle ploegen dat doen neemt het gevaar exponentieel toe. Het gevolg: chaos, waarin niemand zich meer aan de collectieve wetmatigheden van een peloton houdt.
Er moet een gedragscode komen voor renners, met gele en rode kaarten
De spontaniteit van de zwerm wordt op nog een andere manier gedwarsboomd. Wielerploegen koersen het liefst gegroepeerd, wat een enorme beperking van je bewegingsvrijheid met zich meebrengt. In plaats van individueel je plek in het peloton te verdedigen, moet je jezelf nu naar je ploegmaat toe friemelen. Als zo’n ploegentrein door het peloton gaat bewegen, gaat dat natuurlijk enorm ten koste van de bewegingsvrijheid van de concurrentie. Die antwoorden met zo’n zelfde trein.
Het is bittere noodzaak de verstoring van de dynamiek in het peloton op te heffen. Daarvoor moeten de renners zich meer als onderdeel van een zwerm kunnen gedragen. Er zijn meerdere manieren om dat voor elkaar te krijgen.
Om te beginnen moeten er ploegleiders worden opgeleid die renners niet reduceren tot soldaten met een dichtgetimmerde tactiek die van minuut tot minuut bepaalt wat ze in de koers moeten doen. Als je wilt dat het veiliger wordt, moet je renners behandelen als topatleten die onderweg zelf bedenken hoe de wedstrijd te winnen, terwijl ze zich toch opstellen als medeverantwoordelijk lid van een peloton.
Daar hoort ook zorg bij voor het welzijn van de renners – iets dat nu totaal buiten beeld is. De Italiaan Filippo Pozzato zei bij zijn afscheid dat renners niet meer stoppen om lichamelijke redenen, maar omdat ze mentaal versleten zijn. Maximale aandacht voor elk mogelijk detail, en elke race flat out gaan vanaf de start, is voor renners niet vol te houden. Als ze vervolgens ‘op’ zijn, worden ze ingeruild. Een renner is meer dan alleen zijn wattages en calorieverbruik.
Telefoneren
Daarnaast moet nu toch echt iets worden gedaan aan rechtstreekse communicatie tussen renners en ploegleiders in de koers. Onderzoek wijst onomwonden uit dat telefoneren in het verkeer leidt tot ongelukken, zelfs als dat handsfree gebeurt. In veel landen, waaronder Frankrijk, is fietsen met een telefoon bij wet verboden. Waarom is die wet niet van toepassing op wielrenners die met hoge snelheid dicht op elkaar rijden? Met andere woorden: geen oortjes meer.
Als we bovendien de ploegen verkleinen naar een maximum van zes renners, wordt het onmogelijk met een trein als een olifant door de porseleinkast van het peloton heen te banjeren. Het peloton wordt dan vanzelf weer een echt peloton, in plaats van een verzameling ploegentreintjes.
Tot slot moet er een gedragscode komen voor wielrenners, waarop de jury toezicht houdt met een systeem van gele en rode kaarten. Denk aan het verbieden van achterom kijken in de laatste kilometer, of van je lijn afwijken tijdens de sprint. Of aan verplicht dragen van beter beschermende kleding (tegen grote schaafwonden) hoort erbij. Handhaving is simpel: twee gele kaarten, of één rode, en je wordt uit koers genomen.
Zo kan het peloton zwermen als vanouds, en halen hopelijk weer meer renners het einde van het seizoen: vermoeid, maar zonder zware verwondingen.
Lees ook
Veiligheid in het wielrennen, een jaar na de dood van Gino Mäder – ‘Het risico zou niet bij de renners moeten liggen’