Opinie | Laat gemeenten hun arme inwoners gewoon helpen

Stel: een gezin in de bijstand dat niet rondkomt, klopt aan bij de gemeente. Een maandelijkse bijdrage van 150 euro zou al veel verschil maken. Maar zomaar geld geven? Dat mag niet. En wat als de gemeente de gemeentelijke belastingen wil kwijtschelden voor alle gezinnen in de bijstand? Helaas. Sommige mensen in de bijstand zijn daar te ‘rijk’ voor.

Het overkoepelende probleem bij deze voorbeelden, is dat gemeenten geen ‘inkomensbeleid’ mogen voeren. Alleen de rijksoverheid mag dat. Gemeenten mogen alleen ‘armoedebeleid’ maken. Maar probeer maar eens iemand te vinden die kan uitleggen wat het verschil is – het is onduidelijk waar armoedebeleid precies overgaat in inkomensbeleid.

Na aandringen door de Tweede Kamer kwam het kabinet niet verder dan de vage toelichting dat armoedebeleid dient om „om mensen die moeten rondkomen van een minimuminkomen te ondersteunen in noodzakelijke voorzieningen, te bevorderen dat zij kunnen participeren in het sociale leven en dat zij kunnen deelnemen aan sport en cultuur […] Het maken van het generieke inkomensbeleid is voorbehouden aan het Rijk.”

Armoedebeleid is dus niet generiek, maar afgestemd op individuele burgers – de ontvanger kan het niet zomaar krijgen en mag het niet zomaar uitgeven. Gemeenten krijgen te horen dat ze geen generiek beleid moeten voeren, maar niet wanneer hun beleid gericht genoeg is.

Daardoor stellen de meeste gemeenten heel specifieke armoederegelingen op. Dit liet het Instituut voor Publieke Economie zien in een recent onderzoek naar eerlijker en eenvoudiger armoedebeleid. Door extra gedetailleerd te werk te gaan, weten gemeenten zeker dat ze er geen gedoe mee krijgen.

Daarom krijgt het bijstandsgezin dat niet kan rondkomen in veel gemeenten geen geld, maar een bon voor schoolspullen, gratis sportlessen of een OV-korting. Goed bedoeld, minder effectief. Mensen weten zelf het beste waar ze hun geld aan moeten besteden. Esmah Lahlah verwoordde het in de Kamer zo: „Gemeenten mogen mensen ondersteunen, maar alleen als het net niet effectief is.”

Een voorbeeld van hoe omslachtig het er soms aan toe gaat. Mensen met een laag inkomen kunnen soms een aanvulling krijgen van de gemeente: de individuele inkomenstoeslag. Bepaalde gemeenten weten dat sommige van hun inwoners al jaren in armoede leven en zeker recht hebben op die toeslag. Maar de toeslag automatisch overmaken, dat mag niet. Daarom stuurt bijvoorbeeld de gemeente Arnhem die mensen geen geld, maar een brief met een QR-code die verwijst naar een aanvraagformulier, waar de inwoner slechts een vinkje hoeft te zetten. Dat werkt alleen onvoldoende: mensen die in armoede leven, openen hun post soms niet vanwege stress of schaamte.

Grenzen opzoeken

Sommige gemeenten laten zich niet ontmoedigen door de onduidelijke regelgeving en zoeken de grenzen op. Zo probeerde de gemeente Utrecht gemeentelijke belastingen kwijt te schelden voor álle bijstandsgezinnen. Formeel mag dat niet, want je komt pas voor zo’n kwijtschelding in aanmerking als je vermogen nóg weer een stuk lager is dan de grens die voor de bijstand geldt. Maar in werkelijkheid is niemand in de bijstand te ‘rijk’ voor een kwijtschelding, vond de gemeente Utrecht. Dat oordeel kwam neer op inkomenspolitiek, zei het ministerie van Binnenlandse Zaken. Eindstand: geen ruimere kwijtschelding.

Desondanks zoeken sommige gemeenten wel succesvol de grens op. Zij wringen zich in allerlei bochten om aannemelijk mogelijk te maken dat ze écht armoedebeleid voeren, en geen inkomensbeleid. Zo geeft de gemeente Amsterdam sinds kort tóch 150 euro per maand aan bijstandsgezinnen. Zonder voorwaarden, maar wél via een stichting, met een beperkt aantal gezinnen, en onder het label ‘experiment’. En Utrecht keerde tijdens de energiecrisis een extra toelage automatisch uit aan inwoners met een laag inkomen – als onderdeel van een breder crisispakket. Daardoor bleef de toelage binnen de regels.

Van die willekeur en wispelturigheid zijn mensen in armoede de dupe

Maar het blijft gissen. Omdat de grens tussen armoedebeleid en inkomensbeleid niet is vastgelegd, verschilt de interpretatie ook nog eens per kabinet. Het zogenoemde ‘bouwdepot’, waarbij kwetsbare jongeren leer- en leefgeld ontvangen, werd eerst gedoogd. Maar de huidige bewindspersonen staan er kritisch tegenover. Resultaat: zigzagbeleid, afhankelijk van wie er op het moment regeert.

Deze onduidelijkheid zorgt voor wispelturigheid en willekeur, waarvan mensen in armoede de dupe zijn. Dit kan en moet anders. Op 22 mei debatteert de Tweede Kamer over het armoedebeleid. Een mooie gelegenheid om het kabinet uit te dagen een lijst met voorbeelden te geven van de meest eenvoudige en ruimhartige armoederegelingen die binnen de huidige wetten mogelijk zijn. Dit geeft gemeenten duidelijkheid en maakt het voor kleine gemeenten ook mogelijk om alle mogelijkheden van de wet te benutten. En als blijkt dat gemeenten mensen alleen mogen helpen als het net niet effectief is, is dit de perfecte aanleiding om de bestaande regels te veranderen.


Lees ook

Gemeente Utrecht vaart eigen koers in armoedebeleid – en overtreedt soms de wet

Uitzicht op Utrecht vanaf de Domtoren op honderd meter hoogte.