Opinie | Koranverbranding wordt niet beschermd door de vrijheid van meningsuiting

In Arnhem ontstond afgelopen zaterdag een rel rond een demonstratie van Pegida die een koranverbranding tot doel had. Pegida is de afkorting van ‘Patriotische Europäer gegen die Islamisierung des Abendlandes’, een uit Duitsland stammende anti-islam beweging, die ook in Nederland opereert. Er was veel kritiek dat de burgemeester die demonstratie niet had verboden. De burgemeester verklaarde tegenover de media dat hij dat niet had gekund omdat er demonstratievrijheid is en het verbranden van boeken in Nederland onder de vrijheid van meningsuiting valt. Minister Yesilgöz (Justitie, VVD) deed in augustus vorig jaar bij een dergelijke demonstratie een soortgelijke uitlating.

Ik ben van oordeel dat we hier te doen hebben met een dwaling omtrent de betekenis van de vrijheid van meningsuiting. Je zou dat de verwarring kunnen noemen tussen het met geweld tot uitdrukking brengen van een mening (ook wel, naar Amerikaans voorbeeld, genoemd symbolic speech, symbolische spraak) en het met geweld andermans mening tot zwijgen brengen (wat ik zou willen noemen symbolic silencing, symbolisch tot zwijgen brengen).

Leidend is hier nog steeds een beroemd citaat uit het werk van de Duitse dichter Heinrich Heine: „Waar boeken worden verbrand, worden op den duur ook mensen verbrand.” Dat citaat wordt dikwijls met instemming in verband met de boekverbrandingen in nazi-Duitsland aangehaald. Minder bekend is dat het komt uit het door Heine geschreven toneelstuk Almansor, de Moorse veldheer die Andalusië voor de Moren had helpen verdedigen tegen de aanvallen van de christelijke vorsten in het kader van de Reconquista (de christelijke herovering van het Iberisch schiereiland op de Moren). Het toneelstuk gaat over de eindfase, de inname van Granada door de katholieke koningen in 1492. Een islamitische getuige van die verovering vertelt ontzet aan zijn Arabische vriend dat hij heeft gezien hoe bij de verovering van de stad Spaanse soldaten korans in het openbaar hadden verbrand. Die vriend antwoordt dan: „Dat was nog maar het voorspel, daar waar men boeken verbrandt, verbrandt men ten slotte ook mensen.”

Wilders’ ijskast

Zoals Heine goed gezien heeft is een boekverbranding niet een meningsuitwisseling tussen de schrijver en de verbrander die het met de mening van de schrijver niet eens is. Het is juist het omgekeerde: de openbaar gemaakte mening mag niet aan de discussie meedoen en de veroorzaker van die mening dient te verdwijnen (gevangengezet, uit het land verwijderd en wat er verder zo in de ijskast van Wilders is te vinden). Het is, zoals ik hiervoor stelde: niet met een andersdenkende spreken, maar een andersdenkende tot zwijgen brengen. In afwachting daarvan (‘het voorspel’) dient de openbaarmaking van de mening door vernietiging van de drager van die mening te worden gestopt.

De dwaling is denk ik ontstaan omdat de aantasting of vernietiging van gezagssymbolen in tijden van politieke turbulentie schering en inslag is. Ik noem het omver halen van standbeelden en de aanvallen op nationale symbolen, zoals bijvoorbeeld het in brand steken van de nationale vlag. Ten tijde van de Vietnamoorlog aanvaardde het Amerikaanse Hooggerechtshof de verbranding van de Stars and Stripes als een symbolische protestdaad van dienstplichtigen die niet aan die oorlog wilden deelnemen. Dat is dus symbolic speech. Het boerenprotest tegen de stikstofmaatregelen in Nederland werd tot uitdrukking gebracht door de nationale driekleur verkeerd om op te hangen.


Lees ook
Verbranding van de Koran is geen opruiing, groepsbelediging of haatzaaien

Geen groepsbelediging

Godsdiensttolerantie

Maar een aanval op de intellectuele dragers van een democratisch systeem (zoals de wetboeken en dan vooral de Grondwet) of religieuze systemen (zoals religieuze teksten en dan vooral de Bijbel, Koran of Thora) vormen mijns inziens een grens. Ze zijn ‘het voorspel’ tot vernietiging van de staatsvorm of de godsdienst zelf. Wanneer de boeren niet alleen de vlag verkeerd om hadden opgehangen, maar een uitgave van de Grondwet op het Binnenhof symbolisch in de fik hadden gestoken, zou die grens wat mij betreft zijn gepasseerd. Dat is dus symbolic silencing.

Een tweede aspect is de godsdiensttolerantie. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (waarvan de uitspraken bindend zijn in Nederland) tilt daar zwaar aan. Het is toegestaan negatieve waardeoordelen over een godsdienst te uiten, zolang dat maar niet aanzet tot haat jegens die godsdienst als zodanig. Een staat heeft, volgens het Hof, grote beleidsvrijheid in de keuze van de maatregelen deze godsdiensttolerantie te handhaven. Maar ik interpreteer die rechtspraak zo dat de grens van die vrijheid ligt bij het toelaten van de vernietiging van boeken die de godsdienstige overtuiging uitdragen.

Een slotopmerking over het gebruik van vuur bij openbare manifestaties. Het vuur is een massasymbool. Elias Canetti stelde in zijn beroemde boek Massa en macht al vast: „Het vuur grijpt om zich heen; het is aanstekelijk en onverzadigbaar. […] Het is in alle ogen tegelijk aanwezig, het verenigt die ogen tot één machtig dwangmiddel.” Daar komt de aanjagende werking van de sociale media bij. Het verandert dus gemakkelijk van een lokaal brandje in een groot cybervuur, want dat is digitaal makkelijk aan te steken en vele socialemediagebruikers houden ervan. Zo steekt de democratie op den duur zichzelf in brand.