Un bruit qui coûte cher – duur geluid – zo omschreef de Belgische koning Leopold II (1835-1909) klassieke muziek. Daar moest ik deze week aan denken, toen ik kennis nam van de vierjaarlijkse adviezen en besluiten die de Raad voor Cultuur en de Rijkscultuurfondsen vorige week bekendmaakten. Een bevestiging van wat ik al eerder waarnam rond de Rijksfondsen: zij vinden dat er veel te veel geld gaat naar klassieke muziek. Weet je wel wat je allemaal met dat geld zou kunnen doen? Ouderwets ook, met van die violen en in zichzelf gekeerde muzikanten: alsof we daarmee de problemen in de samenleving gaan oplossen!
Nee, die klassieke muziek kan best een toontje lager zingen. Je mocht als violist of trombonist een sticker ‘linkse hobby’ op de kist met je instrument hebben, maar die kan er nu vanaf.
Vooropgesteld, de fondsen houden van kunst en cultuur. Die commissieleden hebben zich de afgelopen maanden de pleuris gewerkt en een aantal van hen heeft zeker wakker gelegen. Dat vervolgens juristen over de besluiten heen zijn gegaan en alles tot botte, aanmatigende teksten hebben geredigeerd (om te voorkomen dat ze voor de kantonrechter komen te staan) is ook een feit, alhoewel de fondsen ook dáárvoor verantwoordelijk zijn. Niettemin is er iets aan de hand met de fondsen, en dan voornamelijk met de rol van de commissies die hen helpen in de besluitvorming.
Lees ook
Subsidies voor klassiek muzikaal talent dreigen te verdwijnen. ‘Het is alsof je Jong Oranje wegbezuinigt’
De fondsen kiezen bij het samenstellen van hun commissies namelijk voor expertise die aansluit bij hun opvattingen. Zo is het niet verbazingwekkend dat alle belangrijke talentontwikkelingsorganisaties rond klassieke muziek hun subsidie hebben verloren: van de 46 commissieleden bij het Fonds voor Cultuurparticipatie (FCP) zijn er bij slechts twee vrij beperkte sporen van klassieke muziek terug te vinden. Twee, tegenover tien leden met expertise in theater. Nogmaals, die commissieleden zijn nadrukkelijk niet de vijand. Maar er is wel degelijk sprake van vooringenomenheid .
Alles geweigerd
Illustratief is dat het FCP de Nationale Jeugdorkesten op voorhand al niet wilde. In het voorjaar van 2022 liet het Fonds weten dat het NJON niet op subsidie hoefde te rekenen: jong talent en conservatoriumstudenten hoorden nu eenmaal niet in de regeling van het FCP. Toen toenmalig staatssecretaris van Cultuur en Media Gunay Uslu (D66) hoorde dat ook onder meer het Fonds Podiumkunsten de jeugdorkesten niet wilde (omdat de orkestleden geen professionals zijn), gaf zij het FCP opdracht om de jeugdorkesten wél op te nemen in de regeling. Het resultaat: een positieve beoordeling, maar alle subsidies werden evengoed geweigerd, want het geld dat het fonds te vergeven had, was al op. De komende vier jaar is er dus geen enkele financiële bijdrage voor talentenontwikkeling in de klassieke muziek. Het cultuursubsidiebeleid verliest daarmee een flink stuk geloofwaardigheid.
De geloofwaardigheid is ook in het geding in de situatie rond het Utrechtse barokorkest Holland Baroque. Waar de adviescommissies van de Raad voor Cultuur en het FPK vol lof schreven over het ensemble – het vakmanschap staat buiten kijf, het heeft een eigen en uniek geluid, maakt aansprekende programmakeuzes, besteedt aandacht aan historische westerse tradities én niet-westerse culturen, en kan rekenen op goede publieke belangstelling – hebben beide gremia besloten geen subsidie toe te kennen. De Raad koos voor het Jazz Orchestra of the Concertgebouw, hetgeen felicitaties verdient, en het FPK zei simpelweg ‘mwah, toch maar niet’. Dat Holland Baroque vier jaar geleden nog als onmisbaar anker werd toegelaten tot de zogeheten basisinfrastructuur (rijkssubsidies voor organisaties die van belang zijn voor de continuïteit van het culturele leven) en in de tussentijd met de Koning meeging op staatsbezoek, deed kennelijk niet ter zake.
Juist onder studenten en young professionals is klassieke muziek populair
Klassieke muziek komt er dus bekaaid vanaf bij het toekennen van subsidies. Dat terwijl de feiten rond de klassieke muziek een ander verhaal vertellen. Want juist onder studenten en young professionals is klassieke muziek populair. Zo wijst onderzoek bij streamingplatforms uit dat gebruikers die ‘klassiekemuziekliefhebber’ aanvinken, gemiddeld 42 jaar oud zijn en dat 30 procent van hen jonger dan 35 jaar is. Apple en Universal zagen dat er geld te verdienen valt en begonnen klassiekemuziekapps. Als achtergrondmuziek bij YouTube-video’s was klassieke muziek in 2022 met 90 procent het snelst groeiende genre, zoals het ook met gemiddeld 20 minuten kijkduur koploper is. Dit alles, naast de wetenschap dat klassieke muziek nog altijd het op één na best verkopende genre in de podiumkunsten is, maakt de besluiten van met name de Rijksfondsen des te treuriger.
Kon je voor het verdwijnen van de muziekscholen de gemeentebesturen verantwoordelijk houden, voor de afbraak van de klassieke muziek – zeker op de lange termijn – zijn de Rijkscultuurfondsen verantwoordelijk. Ensembles als Holland Baroque en het Pynarello-orkest, bij uitstek geëquipeerd in het bedienen van nieuw publiek, krijgen geen geld meer. Zo ook het Prinses Christina Concours, dat tot in de haarvaten van de samenleving komt. En als er niks verandert, zal Nederland het enige West-Europese land zijn zonder een Nationaal Jeugdorkest.
Dat is niet gewoonweg ongeloofwaardig beleid; dat is géén beleid.
Lees ook
Geen subsidie voor talentorganisaties in de klassieke muziek