Afgelopen april schreef ik dat de aanstaande Britse Labour-regering binnen ‘no time’ de sympathie zou verspelen. ‘No time’ betekende zes maanden of zo. Excuses voor mijn naïviteit.
In iets meer dan twee maanden is de populariteit van Keir Starmer met 45 procent gedaald. Wat hij heeft misdaan? Tja, er was sprake van smeergeld, maar op zo’n kleine schaal dat het bewees hoe betrekkelijk onschuldig de Britse politiek is. Een verlaging van de pensioenuitkeringen, op zichzelf verstandig, stak schril af bij een royaal loonakkoord voor de artsen van de nationale gezondheidszorg NHS. Dit maakte maar weer eens duidelijk dat Labour, hoe sentimenteel het ook doet over mijnwerkers en staalarbeiders, de politieke arm van de middenklasse is.
Toch is dit allemaal geen grof wanbestuur. Labour heeft nog niet de tijd gehad om het heel slecht te doen. Een waarschijnlijker verklaring voor zo’n steile daling van de populariteit is dat de kiezers klaarstonden om de nieuwe regering te verfoeien en het eerste excuus aangrepen.
Dit lijkt misschien een cynische analyse, maar kijk eens elders in het Westen: geliefde leiders zijn zeldzaam en het zou wel heel toevallig zijn als dat telkens aan hun eigen onkunde lag. Olaf Scholz is op weg om pas de tweede Duitse bondskanselier te worden sinds de vorming van de Bondsrepubliek in 1949, die niet herkozen wordt. President Emmanuel Macron heeft in Frankrijk tweemaal de hevigste protesten sinds 1968 veroorzaakt. In een land dat altijd presidenten had die bepalend waren voor hun tijd, heeft geen van zijn twee voorgangers een tweede termijn gehaald. Australië heeft sinds 2007 zeven premierwissels gehad. In de 32 jaar daarvoor waren dat er vier.
Van de laatste vijf presidenten in de VS was de populariteit halverwege hun ambtstermijn – 2006, 2010, 2014, 2018, 2022 – 45 procent of minder. Sinds het wordt bijgehouden was er nog niet zo’n reeks impopulaire zittende presidenten, zelfs niet tijdens de Vietnamoorlog. Presidenten wonnen vroeger vrijwel standaard 400 kiesmannen. Dat is sinds 1988 niemand meer gelukt.
Hoe groot is de kans dat ál deze leiders waardeloos zijn? Of ‘de weg kwijt’? Sommigen hadden de leiding over sensationele economische groei, anderen kregen te maken met stagnatie. Sommigen waren bijna tien jaar aan de macht en anderen hebben amper een paar maanden geregeerd. Er zitten heilsprofeten en ploeteraars tussen.
Vrede en welvaart
De enige constante zijn wij. Zo ongeveer vanaf een generatie geleden is de publieke opinie steeds onverzoenlijker geworden. Dat kan moeilijk aan enig overheidsfalen worden toegeschreven. Als het aan de oorlog in Irak lag, zou Frankrijk, dat dit ongelukkige avontuur wist te vermijden, veel minder politieke problemen hebben gehad. Draait het daarentegen om de economische prestaties, dan zouden we mogen verwachten dat het bloeiende Amerika veel gelukkiger met zijn regerende klasse zou zijn dan het lethargische Europa. Maar dat Donald Trump nog altijd meetelt, doet anders vermoeden. Een derde reden voor de antistemming jegens politici zou de immigratie kunnen zijn. Maar nogmaals, Labour regeert nog niet lang genoeg om daarin al mislukt te zijn. De lekke grenzen kunnen niet verklaren dat de partij nu al zo impopulair is.
Hoe groot is de kans dat ál deze leiders waardeloos zijn? Of ‘de weg kwijt’?
Wat ik denk? Decennialange vrede en welvaart hebben de averechtse bijwerking gehad dat de verwachtingen zijn gestegen. Nog maar een klein deel van de huidige bevolking in het Westen heeft duidelijke herinneringen aan een oorlog om het bestaan. Vrijwel niemand herinnert zich een financiële crisis die de staat niet kon beheersen. De laatste confrontatie met de ondergang, de coronapandemie, was in een jaar of twee achter de rug.
Dit behendig voorkomen van regelrechte rampen zou eigenlijk het vertrouwen in politici moeten vergroten. Maar als mensen hierdoor wennen aan een hoog minimum-niveau van orde en vooruitgang, drijft dit hun eisen op. Liever dit probleem dan het tegendeel – ontzag als gevolg van een recent trauma, zoals de jaren vijftig te omschrijven zijn – maar het is wel een probleem.
Technocratisch refrein
In grote delen van het Westen bestaat er geen populaire regering meer, en misschien kan dat ook wel niet. Toch blijft het technocratische refrein – harder werken, beter regeren – klinken. De prediker van deze wereldvisie is Tony Blair, die ‘doelmatigheid’ het antwoord op de publieke woede noemt. Hij is de meest beleidsgerichte leider over wie ik ooit heb geschreven. Hij zegt terecht dat de resultaten van beleid zouden verbeteren als de staat AI en andere technieken onder de knie zouden krijgen. Dat is op zichzelf de moeite waard. Maar of kiezers daarvan dan blijer zouden worden, valt nog te bezien. Het is een wonderlijk rationele aanname van een man die net als alle winnaars van verkiezingen toch enig gevoel voor de irrationele kant van het massasentiment moet hebben.
Blair, John Howard, Ronald Reagan, François Mitterrand: een geliefde of misschien zelfs wel ‘keizerlijk’ te noemen politicus die een tijdperk verankerde, was vroeger heel gewoon. Angela Merkel was misschien wel de laatste. Dit kan niet echt komen omdat de overheidsprestaties in zulke verschillende landen op hetzelfde moment zijn verslechterd en de kiezers de politici daarom straffen. (Hoe goed heeft Merkel achteraf geregeerd?)
Nee, als het Westen één ding gemeenschappelijk heeft, dan zit dat aan de vraagkant van de politiek. Al deze kiezers hebben sinds 1945 een mensenleven lang vrede en niet-rampzalige economische prestaties meegemaakt. Het eindresultaat van dit glorieuze wapenfeit is dat we moeilijker tevreden te stellen zijn.
Starmer, die onophoudelijk afschuwelijk advies ontving van deskundigen die hem in de oppositie aanspoorden om meer ‘lef’ te tonen, krijgt nu te horen dat hij wat groei moet leveren om te winnen. Anders zou hij zomaar weer een kortstondige premier kunnen zijn, zo wordt gezegd. De derde mogelijkheid – dat hij goed regeert en toch wordt gehaat – wordt voor het gemak over het hoofd gezien.
Dit artikel verscheen eerder in de Financial Times.