Met enige verbijstering lazen wij woensdag het opiniestuk van Jelle Honing: Dansend ontsnappen aan de realiteit? Je laat je verlammen (18/10). Daarin zet hij dancefestivals en techno weg als „onderdrukking van maatschappelijke betrokkenheid”. Hoewel zijn metafoor van de ‘ravecave’ als Plato’s grot mooi gevonden is, klopt zijn analyse niet.
Om te beginnen is techno als „mogelijk het summum van de cultuurindustrie” bijzonder slecht gekozen. Als er nu een soort muziek is waar de afgelopen decennia pogingen zijn ondernomen om aan de commerciële consumptiecultuur te ontsnappen, dan is het wel elektronische dansmuziek. Denk aan de ravecultuur in de jaren negentig en recenter de free parties (feesten die zonder vergunning gehouden worden op afgelegen plekken of in bijvoorbeeld kraakpanden).
Uiteraard biedt het werk van Adorno en Horkheimer een krachtig en subversief perspectief om de ‘verlammende’ werking van commerciële populaire muziek te duiden. Maar het is ook een elitair perspectief, waarmee Adorno en collega’s – net als Honing – vanuit de leunstoel aan het theoretiseren slaan over wat ‘slechte’ en ‘goede’ muziek is. In Adorno’s geval was goede muziek complexe klassieke muziek – die zou leiden tot verlichting en ontsnapping aan kapitalistische onderdrukking. Protestmuziek zoals die van Bob Dylan in de jaren zestig kreeg van Adorno het oordeel „nicht zu ertragen” – het summum van de cultuurindustrie, wat hem betreft.
Lees ook
Massaal bezochte dancefestivals beloven bevrijding, maar maken bezoekers passief
Ervaringen
Dergelijke kritieken steunen op een verondersteld ‘vals bewustzijn’: mensen mogen dan wel dénken dat ze iets doen dat ze leuk vinden en waar ze veel aan hebben, maar eigenlijk worden ze gemanipuleerd. Zo’n vals bewustzijn is een soort theoretisch handigheidje. Het maskeert eender welke onderliggende, ‘ware’ effecten van muziek en dan kan je naar believen bij elkaar fantaseren wat die effecten volgens jou zijn. Bovendien hoef je je dan ook niet te bekommeren om de ervaringen van de muziekliefhebbers zelf, want die zijn toch maar het resultaat van misleiding. Voor de duidelijkheid: cultuur en media kunnen wel degelijk de boel manipuleren door hun publiek een gekleurde voorstelling van de zaken voor te houden, maar dat gebeurt dan doorgaans wel strategisch en doelgericht door bepaalde mensen en organisaties, niet door een volledig genre.
Het toepassen van Adorno’s visie op techno en dancefestivals is daarmee niet alleen selectief, het zet ook nog eens de ervaringen van duizenden mensen op een zijspoor. Alsof hun ervaring per definitie niet zo intellectueel verheven kan zijn als die van de kritische toeschouwer aan de zijlijn, het ‘ware’ individu.
Wetenschappers die de afgelopen decennia daadwerkelijk onderzoek hebben verricht naar de beleving van deze muziek laten een heel ander beeld zien. Veelal blijkt dat het niet de muziek zelf is die bepaalt wat mensen doen of denken, maar wat mensen daarmee doen. Het blijkt dus heel goed mogelijk dat mensen in de „extreme repetitie” van techno – „mechanisch verschillend, maar uiteindelijk allemaal ongeveer hetzelfde” – zichzelf vinden, elkaar en zelfs vooruitstrevende ideologieën.
Aansluitend zit er een vreemde redenering in Honings interpretatie van dansfeesten zelf. Hierin stelt hij dat evenementen zoals ADE ertoe uitnodigen dat mensen „alleen” dansen, los van de anderen. Ook dat staat haaks op onderzoek dat anderen en wijzelf hebben gedaan. Mensen blijken elkaar juist op te zoeken en gaan gezamenlijk naar deze evenementen omdat de gezamenlijkheid een kerningrediënt is om te komen tot collectieve extase – het verliezen van het ‘zelf’ in de groep. Ze dansen niet alleen of met twee, ze dansen samen. Daarbij gebeurt er niet alleen op sociaal niveau veel, maar ook fysiologisch; mensen synchroniseren vrij letterlijk qua hartslag en ademhaling, en grote hoeveelheden oxytocine (het ‘liefdeshormoon’) komen vrij. Hoewel dat zeker niet voor iedereen tot een belangrijke ervaring zal leiden, beschouwen veel mensen het als betekenisvolle rite de passage waarbij ze ontdekken wat ze belangrijk vinden. In plaats van dat mensen verblind de grot uitstappen, doen zij dat evengoed met hernieuwde betekeniszin, nieuwe relaties en een bestendigde identiteit.
Hoe dan wel?
Het perspectief van manipulatie en onderdrukking biedt tot slot ook geen concreet alternatief. Zelfs als Honings kritiek op de verlammende invloed van techno muziek zou kloppen, wat moeten de ravers dan precies doen om het maatschappelijk beest in de smoel te kijken? Moeten zij zich loszingen van entertainment en de cultuurindustrie en als ‘ware’ verheven individuen op zoek gaan naar obscure, complexe cultuur? En hoe werkt dat dan wel bevrijdend? Of is eender welke vorm van cultuur escapistisch en dus gevaarlijk? Als je mensen een vals bewustzijn verwijt, moet je ook vertellen hoe je dan tot echt bewustzijn komt. Anders is kritiek geven nogal vrijblijvend.