In haar essay schrijft Jessica Durlacher dat de daden van Hamas op 7 oktober zó gruwelijk waren, dat Israël onze steun verdient (8/11). Ze vergelijkt de daden van Hamas met de gruweldaden van de nazi’s. Maar de link met de Tweede Wereldoorlog wordt te makkelijk gelegd. Ik begrijp dat Durlacher zich verwant voelt met de vele Israëlische Joden die óók de „onmenselijke wreedheid” van de nazi’s hebben moeten doorstaan, maar het maakt een objectieve blik wel wat lastig.
Israël is niet, zoals Durlacher stelt „opeens de agressor”. Al sinds ik voor het eerst het IDFA-festival bezocht, begin jaren 90, heb ik talloze documentaires gezien die haarfijn lieten zien hoe Israël, zijn leger en zijn kolonisten, systematisch Palestijnse bezittingen vernielen, Palestijns land stelen en het Palestijns volk ontmenselijken. Ook las ik in deze krant tientallen artikelen over hoe Israël de facto een apartheidsstaat is en telkens weer het internationaal recht schendt. Sinds 7 oktober kunnen we daar ook nog een lijstje van misdrijven tegen de menselijkheid aan toevoegen.
Israël was altijd nét subtiel genoeg de agressor. Mensenrechtenorganisaties vergelijken Gaza steevast met een openluchtgevangenis. Al vond een psycholoog van Artsen Zonder Grenzen de metafoor van een dierentuin nog treffender. Als je mensen als dieren behandelt, worden het vanzelf beesten. Het terroristische Hamas wordt inderdaad gedreven door een „nietsontziend religieus fanatisme”, maar dat fanatisme is decennialang gevoed door de politiek van Israël. Het is bovendien een etiket dat je net zo makkelijk op de Israëlische zionisten kunt plakken, die het verdrijven van de Palestijnen als hun Bijbelse recht beschouwen en van Israël een zelotisch, onrechtsstatelijk gedrocht hebben gemaakt. Zo’n land kan ik onmogelijk steunen.
Wouter BoonHaarlem
Geen rangorde in leed
De nauwelijks verholen oproep van Jessica Durlacher om tribalistisch stelling te nemen voor Israël stoot tegen de borst. En dat is omdat de ene moord niet beter is dan de andere, de ene dader niet beter is dan de andere. Discriminatie onder doden en daders is zinloos en kwalijk. Zoals Durlacher de zaken voorstelt, begint het met de slachting door Hamas en niet bijvoorbeeld met de moordpartijen vanaf 1948 over en weer. En zo word je in de opinie gemanipuleerd dat Israël het recht heeft duizenden te doden, waar het dat recht natuurlijk niet heeft. Net zomin als Hamas het had, ook al waren er zoveel Palestijnse slachtoffers aan voorafgegaan.
Durlacher maakt de kwalijke fout met haar medeleven de ondergang van anderen, die haar medeleven niet krijgen, te rechtvaardigen. We zouden zo niet moeten kiezen. We moeten voor het recht kiezen, niet voor de moord. Het is niet het Joods-zijn dat iets onrechtvaardig maakt, maar de daad zelf.
Maarten van den OeverAmsterdam
Hamas geeft niet om burgers
Een ontroerend stuk van Jessica Durlacher, met daarin een rake beschrijving van Hamas. Dat Hamas niets geeft om de Gazanen blijkt ook uit het gebruik van hun tunnels. Daarover lees je steeds dat het tunnelsysteem honderden kilometers groot is en vele opslagplaatsen omvat. Het is dan kenmerkend voor Hamas dat deze tunnels niet gebruikt worden als schuilplaats voor de burgers van Gaza. Kennelijk moeten die burgers van Hamas sterven voor hun propagandadoeleinden.
Mario AlinkHilversum
Groteske demonisering
Heel knap een essay te schrijven dat zijn vermoedelijke doel (sympathie voor Joden en Israël) zo voorbij schiet. De demonisering van Hamas is grotesk. De constatering dat Israël het leven van mensen („in principe”!) eert is lachwekkend in het licht van de misdaden die de staat Israël al 75 jaar pleegt: Palestijnen worden uit hun huizen gezet, van hun land verdreven, zonder vorm van proces opgesloten in gevangenissen of domweg vermoord. Jessica Durlacher geeft er blijk van zich niet te kunnen verplaatsen in een persoon zonder rechten.
J.H. Sinnema Oosterbeek
Weldenkende mensen
Ik denk dat er weinig „weldenkende mensen” zijn die Israël het recht ontzeggen om terreur te stoppen. Ze nemen echter in groten getale afstand van de wijze waarop Israël dat doet. Het zijn namelijk ‘weldenkende mensen’ die de vergelding van Benjamin Netanyahu en de zijnen evenzo onvergeeflijk achten.
Bjarne Mastenbroek Amsterdam
Mentale muur
Ik hoop dat Jessica Durlacher ook het interview met progressieve Israëliërs gelezen heeft dat in dezelfde krant als haar essay verscheen (Wat als iedereen je landverrader noemt in Israël, 8/11). Daarin heeft Gideon Levy het over de „mentale muren” waarachter de Israëliërs zich verschansen. Durlacher verscheen meteen voor mijn geestesoog, of liever gezegd, ik zag haar schuilen achter de muren van haar vaders onmetelijke leed. Durlacher vraagt mij stelling te nemen en de ogen te sluiten voor het immense onderliggende probleem. Door de staat Israël puur weg te zetten als alleen een Joodse staat (ben je tegen Israël, dan ben je antisemiet), gaat ze al voorbij aan een letterlijk levensgroot probleem dat al sinds begin vorige eeuw wacht op een oplossing. Wat Hamas heeft gedaan is gruwelijk en onacceptabel. En hoe los je zoiets op? Waar Israël met de vergeldingsacties waarschijnlijk al ruim in geslaagd is, is het opzetten van talloze kweekscholen voor Hamas onder de (overlevende) jeugd in Gaza. De wederzijdse haat wordt goed gevoed dezer dagen.
Zijn er, ook in Nederland, politici die je vertrouwt, niet eens zozeer om wat ze zeggen, maar hoe ze dat doen? Vorige week schreef ik over de zelfverliefde stijl van Trump, en vooral ook: hoe die plaatstalen, narcistische presentatie bezig is de politieke wereld te veroveren. De vraag of Trumps omstanders hem echt als voorbeeld zien, of vooral toch vrezen voor zijn grillige macht, valt nauwelijks te beantwoorden. Macht corrumpeert en presidentiële, Amerikaanse macht doet dat exponentieel.
Naar aanleiding van het ‘vredesartikel’ van Willem Schinkel, een week geleden in NRC, probeerde ik tot een psychologisch profiel te komen van Poetin. Het is veelzeggend dat ik de Russische leider in het geheel niet kan ‘lezen’. Zijn gezicht is vlak, ook door cosmetische ingrepen, maar wat meer is: zo doorzichtig als Trump is, zo onpeilbaar is Poetin. Een volmaakt enigma. De ondoorgrondelijke leider past bij een ondemocratisch land. Je kan Poetin nog niet eens een pokerface toeschrijven, want zo iemand probeert zijn gevoelens te verbergen. Bij Poetin is de vraag: zijn die er dan?
Willem Schinkel kan wel pleiten voor „de-escalatie” en „gerichtheid op vrede” om zo te komen „tot een begrip van wat de ander motiveert”. Maar uit Poetins mond komt enkel de officiële propaganda, die Schinkel dan ook braaf overschrijft: „In het geval van Rusland behelst die eeuwen van West-Europese pogingen Rusland te veroveren.” Terecht schrijft Tommy Wieringa in de Volkskrant: „Ik kom niet verder dan de desastreus verlopen invasie van Napoleon in 1812 en die van Hitler in 1941 – niet wat je noemt ‘eeuwenlange pogingen’.” Was will Poetin? Schinkel weet het kennelijk.
Het is voor westerlingen zowat onmogelijk om kolonialisme anders te beschouwen dan als zelfkritiek, en hoe begrijpelijk ook, zo’n houding maakt blind voor het nog steeds voortdurende, Russische kolonialisme. Ook die blindheid is een gemankeerde vorm van eigenwaan: zo slecht als het Westen is, dat lukt niemand anders.
Nu dichter bij huis: gek genoeg lijkt Trump psychologisch nog het meest op de vermoorde Pim Fortuyn; bij beiden overviel mij het onmiddellijke verlangen ietsje minder van hun grillige Zelf te zien. Mijn ideale politicus is geen open boek, het moet ook weer dichtgeklapt kunnen worden. Wij zijn geen vriendjes, ik kan hooguit op zo iemand stemmen.
Nu kennen wij Nederlanders, zeker sinds Fortuyn het idee dat de bescheiden presentatie verdacht is, want een uiting van ‘valse bescheidenheid’. Laten we wel wezen: honden kunnen vals zijn, vooralsnog bijt bescheidenheid niet.
Natuurlijk zet de politicus een publiek gezicht op, niemand gaat de politiek in zonder het idee te hebben iets toe te kunnen voegen. De politicus moet opstaan voor de speech terwijl de rest van de tafel blijft zitten. Zonder geldingsdrang gaat het niet. Maar de machtigste man op aarde die telkens zegt: „Ik ben de machtigste man op aarde”, die moet je mijden.
Omdat wij in een coalitieland leven, en de egomane stijl van Wilders alleen daarom al zo detoneert, wil ik twee politici voordragen die ik op die wankele schaal van geloofwaardigheid hoog houd: Jesse Klaver en Henri Bontenbal.
De eerste schikte zich in zijn derde plek op de lijst GroenLinks-PvdA en liet Timmermans voorgaan, en Bontenbal nam een failliete winkel over zonder meteen alles in de totale „uitverkoop” te gooien.
Beiden beschikken over een stijl, die doorgebakken democratisch is. En soms komt het zelfs voor, dat de zelfreflectie het even wint van de politieke bluf.
Ze is gepensioneerd en kan naar haar tuin komen wanneer ze wil, maar het voelt na 35 jaar nog steeds als vakantie. Soms blijft ze er slapen. Als ze vroeg wakker is, en de vogels ook nog maar net, als je de stad nog niet hoort en alles bedauwd is – dat is het mooiste moment, zegt ze. „Dan is het hier een paradijsje.”
Elke tuin, zelfs die plant in de vensterbank, staat vermoedelijk voor het verlangen terug te keren naar die ene tuin waaruit we destijds zijn weggestuurd. Martine Haxe (77) heeft hem hervonden bij De Pioniers, een vereniging van amateurtuinders, die aan de oostzijde van Utrecht 122 tuinen beheert en dit jaar de negentigste verjaardag viert.
‘Tuin’, met Germaanse wortels, betekende ooit ‘omheining’. Het Duitse Zaun is nog steeds een hek. In het Engels werd het de ommuurde ruimte van een town. De Nederlandse tuin is afgebakend land om te bewerken. Ooit keken De Pioniers hier uit over de polder. Nu zijn ze omheind door nieuwbouw.
Een enkele tuin bestaat nog uit de strakke bedden sla of kool waarmee het volkstuinieren rond 1900 begon. Met een ‘nutstuin’, beschikbaar gesteld door een liefdadigheidsvereniging, konden arbeiders hun loon met zelfverbouwde groente aanvullen. „Het opent hem een kring van gedachten en gevoelens van hogere orde, het [laat hem] geduldiger de last van het dagelijks sloven en zwoegen verdragen”, schreef de Volksbond tegen Drankmisbruik. Wie schoffelt zit niet in de kroeg.
In die geest begonnen De Pioniers op eigen grond in 1935, maar pas sinds 1960 hier, aan de Kögllaan. Al een paar keer moesten ze plaatsmaken voor stadsuitbreiding. Er was streng toezicht, gele en rode kaarten. Een ‘schouwcommissie’ beoordeelt nog steeds op onkruid, ‘tuinnummer zichtbaar’, ‘algehele indruk’ en ‘status slootkant’. Maar geen tuin ligt meer langs de liniaal. Piet Oudolf, die andere pionier, van Het Nieuwe Tuinieren met vaste plant en siergras, regeert ook hier. „Maar een wilde tuin is niet hetzelfde als een verwilderde tuin”, zegt Martine, die in de zorg heeft gewerkt als trainer in communicatie met dementerenden.
Het verenigingsleven, met klaverjas- en zangavonden, plus de sociale controle, is ook minder intens geworden. De volkstuin lijkt iets om je in terug te trekken. Maar het is geen zomerhuisje. „Ik heb vijf jaar op de wachtlijst gestaan en het bestuur heeft me duidelijk gemaakt dat ze allereerst een enthousiast tuinier willen”, zegt Ton Bakker (61), zelfstandig eindredacteur.
Hij is bezig zijn nieuwe tuin te ontdoen van struiken en wortels, om met een schone bladzij te beginnen. Hij weet al hoe: vruchtbomen, een kleine moestuin en bij het huisje – nog een van de eerste generatie – een zitje. Echt terugtrekken kan niet, en mag niet. Want het complex is overdag ook opengesteld voor „recreatief medegebruik” door niet-leden. Er is een educatieve tuin met vergeten groenten, een ringslangschuilplaats en een ‘bij-topia’, er wordt aan tai chi gedaan en op de Groen moet je-Doen!-dag komt de hele buurt. Gezellig. En welbegrepen eigenbelang. Het scheelde al eens weinig of ook hier hadden ze moeten verkassen. En nog steeds hebben projectontwikkelaars een oogje op dit groene eiland. „We kunnen maar beter aantonen dat we meerwaarde hebben voor de stad”, zegt Bakker.
De vrolijke sound van Chef’special past goed bij het broeierige weer op de zaterdag van de Zwarte Cross. Hier wapperen boven het publiek geen Palestinavlaggen, maar waaiers die bezoekers behoeftig voor hun gezicht zwaaien om af te koelen. Dan grijpt leadzanger Joshua Nolet de aandacht. „We moeten het over de kinderen in Gaza hebben,” zegt hij. ‘Don’t stop talking about Palestine’ verschijnt op de schermen. „Ik hoop dat wij allemaal onze stem willen en kunnen gebruiken voor de kinderen in Gaza. Voor vrede, tegen genocide.” Er klinkt luid applaus.
Toen afgelopen mei Follow The Money bekendmaakte dat de Amerikaanse investeringsmaatschappij Kohlberg Kravis Roberts & Co (KKR) via bedrijf Superstruct Nederlandse festivals als Milkshake en de Zwarte Cross in handen heeft, deed dat veel stof opwaaien. KKR zou investeren in wapen- en oliehandel en zou banden hebben met illegale nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever. Dat laatste was onverteerbaar voor verschillende artiesten; afzeggingen volgden van onder andere Hang Youth, Youp van ‘t Hek en headliner Goldband. Voor die laatste kwam icoon Orgel Joke in de plaats. Als reactie op alle commotie organiseerden Typhoon, Amnesty International en de Zwarte Cross op vrijdag een ‘levendenherdenking’ met een stil protest.
Lees ook
KKR: kapitalistische kop van Jut van artiesten en schrijvers. Waar komt de kritiek vandaan?
Voor de rest houdt Zwarte Cross toch vooral vast aan hun festivalidentiteit als feestparadijs. Dat bewijst Roxy Dekker die met haar hyperkorte set van 30 minuten iedereen naar het hoofdpodium krijgt. Mannen van begin twintig staan te springen, vooraan staan kinderen die hartjes maken van hun handen. Als Dekker het kleine gitaarliedje ‘Jouw Idee’ inzet, zingt het hele publiek mee.
Roxy Dekker op de Zwarte Cross. Foto Eric Brinkhorst
Samen zingen lijkt een verbindende factor op de Zwarte Cross. Voor het Stadhuisplein staat een lange rij maar niemand is hier ontevreden, daar zorgen de vier ‘bouwvakkers’ op een hoogwerker wel voor. Ze draaien oud-Hollandse hits en maken van de rij een wachtend koor. ‘Noodgeval’ van Goldband klinkt door de speakers. Waar de megahit van de Haagse band op elk ander festival voor enthousiast gejoel zorgt, houden de bezoekers van de Zwarte Cross nu hun mond. Als Goldband niet naar de Zwarte Cross wil, dan hoeft het publiek ze ook niet te horen, lijkt het idee. Een groep meiden heeft het over het statement van Chef’special. „Helemaal terecht, maar niet op Zwarte Cross. Flikker op!”
Toch kun je wel degelijk hints over het politieke debat spotten op het festivalterrein. Indy de Jonge en Dunja Vermeire uit Den Haag dragen een ‘I love KKR (Kreedence Klearwater Revival)’ T-shirt. Bewust voor gekozen? „We wilden een grappig statement maken dat past bij de Zwarte Cross,” laten ze weten via WhatsApp. ‘Nøhlen [zeuren] is dodelijk’ willen ze ermee zeggen.
Op de theaterweide staat het loket van ChatGPTypen. In het hokje zit het Nijmeegse performanceduo Naaistreek, allebei in roze kostuum. Het concept is simpel: jij stelt een levensvraag aan het loket en vervolgens typen zij op de typemachine een antwoord voor je. Het duo Janneke Baltussen en Joël van Lith vertellen getwijfeld te hebben om te komen vanwege de KKR, maar toch staan ze er: „Niemand komt hier voor ons. Als we niet komen dan mist niemand ons. Dit is dan een kans om het gesprek aan te gaan.” Zo hebben ze al veel mooie gesprekken gehad met bezoekers, vertellen ze: „We willen de twijfel centraal stellen, dat voorkomt dat je te rechtlijnig wordt.”
De organisatie van de Zwarte Cross laat zelf ook van zich horen. Houten bordjes met scherpe teksten steken net boven de eetkraampjes uit: „hier is een Amsterdams reclamebureau héél druk mee geweest”. En: „Zwarte Cross, waar woke alweer ouderwets is.” Op de bordjes zijn berichten te lezen die de groeiende commercialisering en verstedelijking van het festival bevragen. De gemene deler: Zwarte Cross wil overal tegenaan schoppen en geen enkel huisje is heilig.
En natuurlijk wordt er bier gedronken en gecrosst. Hordes mensen staan aan de zijlijn geconcentreerd naar de motoren te kijken die over de crossbaan vliegen. Wat begon als een samenkomst van motor- en autoliefhebbers is over de jaren uitgegroeid tot een muziekfestival, toch zijn de bezoekers de oorsprong van het festival niet vergeten. Even bijkomen van een feesttent? Dan ga je ‘motors kieken’.
Dat Orgel Joke geboekt wordt als vervanger voor Goldband is typerend. Het is een spetterende show met onder andere Frans Bauer, Willeke Alberti en Mental Theo. Dansend op de zee van plastic bekers en frietzakken laat het publiek zijn waardering voor Orgel Joke zien. Zwarte Cross hecht geen waarde aan bekendheid: het publiek wil gewoon feest vieren. Met Orgel Joke als headliner is die missie geslaagd. Goldband, wie?