Kabinetten komen, kabinetten gaan, maar ondertussen dreigt de industrie langzaam te vergaan. Kleine en grotere industriële bedrijven sluiten hun deuren. Sommige staan in de uithoeken van Nederland, vanuit Den Haag gezien. Hun einde wekt alleen lokaal of regionaal beroering. Papierfabriek De Hoop (Eerbeek). Verpakkingsbedrijf Solidus (Nieuweschans). Bandenfabrikant Apollo Vredestein in Enschedé. Vijfhonderd mensen verliezen hun baan.
Meer aandacht trekken de sluitingen in het industriële cluster in Rotterdam. Chemie. Raffinage. De kabinetten Schoof en Rutte IV probeerden twee onverzoenlijke doelstellingen te verenigen, namelijk klimaatpolitiek en industriepolitiek. De naam van het ministerie van Sophie Hermans (VVD) onderstreept de ambitie: Klimaat en Groene Groei. Er is weinig fantasie voor nodig om te denken dat het volgende kabinet eenzelfde missie kiest.
Maar kijk naar de geboekte vooruitgang en je ziet: dit werkt niet. De industriepolitiek van Nederland is failliet. Waarom? Wat is er de laatste jaren gebeurd? Hoe kan het wél werken?
Kostenverschillen
De rode draad bij de sluitingen is: energiekosten liggen in Nederland zoveel hoger dan in de omringende landen. Rapporten van de industrielobby hebben de nadelige kostenverschillen keer op keer blootgelegd. De Kamermotie, vorige week, om de nationale CO2-heffing voor de industrie af te schaffen is een laatste lapmiddel. Eind april kwam minister Hermans de industrie wat tegemoet. Een inhaalactie zonder extra perspectief.
Industriepolitiek is, kort gezegd, het ingrijpen van de overheid met directe steun voor een onderneming of een bedrijfstak. Geen algemene maatregelen, zoals belastingverlagingen, maar met specifieke acties, zoals reddingsacties (KLM in de coronapandemie, 2020).
Twee grote ondernemingen staan inmiddels symbool voor ambitieuze én kostbare industriepolitiek. De een is de florerende chipmachinefabrikant ASML in Veldhoven. De ander is het verlieslatende staalbedrijf Tata Steel in IJmuiden.
Nederland is tegen een harde economische realiteit aangelopen
ASML is sinds de pandemie het paradepaardje van de Nederlandse industrie. De chipmachinefabrikant is de kern van het industrieel-technologisch complex rondom Eindhoven. De dreiging van vertrek of uitbreiding elders overtuigde het kabinet-Rutte IV om 1,73 miljard euro in de regio te steken. ASML levert waar politici blij van worden: banen, technologie én belastingbaten.
Tata Steel levert juist waar elk kabinet hoofdpijn van krijgt. Vervuiling, boze omwonenden, een krimpend aantal banen. Tata Steel is het boegbeeld van de ambitie om klimaatpolitiek (verduurzaming, einde fossiele brandstoffen) én industriepolitiek te combineren. Het kabinet-Rutte IV bedacht de zogeheten maatwerkafspraken. De twintig grootste industriële vervuilers zouden met geld van de overheid hun bedrijfsprocessen opschonen.
Er is inmiddels maar één echte afspraak gemaakt. Met zoutproducent Nobian. Eén vervuiler, papierfabriek De Hoop, is gesloten. Eén wil even niet. De peperdure oplossing voor de verduurzaming van Tata Steel, mogelijk 3 miljard euro overheidshulp, is verder weg dan ooit. Het bedrijf maakt al twee jaar verlies (een rode vlag om staatssteun te krijgen) en de omwonenden, actiegroepen en milieudienst maken het leven van de Tata-top en de ongeveer achtduizend arbeiders lastig.
Terwijl Nederland doormoddert met maatwerkafspraken, is de wereld radicaal veranderd. Energie is duurder, arbeid is duurder, de Amerikaanse handelspolitiek bederft de economische verhoudingen. Het Draghi-adviesrapport voor Europese groei heeft Europése industriepolitiek bovenaan de agenda gezet, niet mededinging of nationale industriepolitiek.
Lees ook
Draghi in langverwacht rapport: ‘enorme investeringen’ nodig om Europa concurrerend te maken
De kans op nieuwe maatwerkafspraken is na de val van het kabinet-Schoof marginaal. Nederland is tegen een harde economische realiteit aangelopen. De overgebleven zeventien bedrijven die voor maatwerk in aanmerking komen, hebben buitenlandse eigenaren. Eerst moet de Nederlandse dochter zijn eigenaren bewijzen dat verduurzaming genoeg rendement oplevert. Vervolgens moet men laten zien dat Nederland er beter uitspringt dan dochterbedrijven van hetzelfde concern in ons omringende landen. En daar, in het buitenland, is „momenteel veelal een beter rendement te behalen”, schreef Hermans in maart.
Er is meer slecht nieuws. De zogeheten groene groei waar (toekomstige) ministers op rekenen, komt niet van de grond. Er zijn wel subsidieregelingen, investeringen „komen echter te weinig tot stand”, aldus nogmaals Hermans. „Daarbij worden in Nederland ontwikkelde technieken steeds vaker buiten de landsgrenzen tot commerciële bloei gebracht.”
Kortom: tijd om de veronderstellingen tegen het licht te houden. Zijn klimaat- en industriepolitiek wel een productieve combinatie? Maar dat is niet wat nu op tafel ligt. Het demissionaire kabinet én oppositiepartij GroenLinks-PvdA willen niet mínder beleid, maar méér beleid. Méér geld. Ook de ASML-lobby wil geld. Burgemeester Jeroen Dijsselbloem (Eindhoven, PvdA) hamert op de een overheidsbank voor de industrie. Inzet: 10 miljard euro. Nog een opmerkelijke, maar onrustbarende trend: klimaat- én industriepolitiek worden gepropageerd als bijdrage aan nationale onafhankelijkheid (staal) en weerbaarheid. Valt steun voor Tata straks onder de 5 procent NAVO-norm?
Miezemauzen
Het failliet van gecombineerde klimaat- en industriepolitiek vraagt echter niet om méér beleid en méér geld, maar om een radicale omslag. Stop met miezemauzen over steun voor multinationals die landen tegen elkaar uitspelen. Industriepolitiek op zoveel schaakborden voeren is te veel gevraagd. Accepteer dat Nederland geen vanzelfsprekende vestigingsplaats meer is. Te duur, te veel (klimaat)regels, te ver van groeimarkten, te ver weg van goedkopere én duurzame energiebronnen. Verschuivingen in de industrie zijn ook niet nieuw. De laatste vijftig jaar verloor Nederland zijn textielindustrie, scheepsnieuwbouw, vliegtuigbouw en autofabrieken.
Verder: accepteer dat Europese industriële integratie de enige oplossing is. De trend is je bondgenoot. Er is momentum voor meer economische Europese integratie als tegenwicht tegen de VS en China. Tata redt het niet solo. Overschat ondertussen de maakbaarheid niet. Integratie is geen toverformule. Air France-KLM is een bron van nationale rivaliteiten, maar vliegtuigbouwer Airbus is een geslaagd voorbeeld van Europese integratie geworden.
Bovendien: er zijn maatschappelijke problemen die nijpender zijn en óók geld vragen. Het ombuigen van het kostennadeel van Nederland in een kostenvoordeel is te duur. Denk en handel praktisch. De overgang van profijtelijke industrie naar verduurzaming mag best wat kosten, maar spendeer het geld alleen als anderen (eigenaren, werknemers, andere overheden bij nieuwe grensoverschrijdende integratie) meedoen.
Anders is het over en sluiten.
