N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Ik had een heel andere brief zullen schrijven maar het leven kwam ertussen. Of de dood. Komt op hetzelfde neer.
Ik zat in een boekwinkel in Berlijn, las bell hooks en at een kaneelbroodje (want dat kan tegenwoordig in boekwinkels), toen me het nieuws bereikte dat Dubravka Ugresic was overleden. Ik kwam erachter op de ergst denkbare manier – via social media – al betwijfel ik of er een goede manier is om te vernemen dat je vriendin is gestorven. Omdat ik nooit lang op één plek blijf, is er op zulke momenten geen naaste die naar me toe komt, me met een ernstige blik aankijkt, mijn hand pakt en zegt: „Ik heb slecht nieuws”. In deze stad zijn geen mensen die ik lang genoeg ken om ze mijn hand te laten pakken.
Dus daar zat ik dan met dat stomme kaneelbroodje, met in mijn hand een boek over liefde, en ik voelde onvervalste woede. Ik herinnerde me dat mijn zus, die psycholoog is, me onlangs een app had laten downloaden die helpt om de juiste termen te vinden voor willekeurig welke emotie, op het moment dat je die emotie voelt. Ze had gezegd dat het me zou kunnen helpen als ik mijn gevoelens zou weten te definiëren in precieze bewoordingen. Dus opende ik de app en scrolde wat in de categorie ‘hoge intensiteit onaangenaam’. Er zweefden rode en oranje bubbels met woorden over mijn scherm. Geschokt. Angstig. Overweldigd. Gespannen. Bang. Woedend. Dat was het allemaal niet. Ik had één enkel woord nodig voor ‘mijn favoriete Joegoslavische auteur is dood en ze is toevallig ook nog eens een goede vriendin en het enige vrouwelijke rolmodel dat ik ooit heb gehad in dit beroep en ik ben kwaad op haar omdat we elkaar over twee maanden zouden zien’. Maar de taal schoot tekort. Alweer.
Toen keek ik naar het boek van bell hooks, dat ik nog altijd in mijn hand hield. Het woord liefde in onderkast. Dubravka schreef over liefde, over schrijven om geliefd te worden. Toen ik pijn in mijn buik had, zette ze muntthee voor me. Toen Europa pijn had, schreef ze. En aangezien ze zoveel dingen tegelijk was, en ze dat tegelijkertijd ook allemaal niet was (Joegoslavisch, Kroatisch, Nederlands, post-dit en post-dat, heks, vrouw, auteur), kwam ze voor mij dichter in de buurt van de ware betekenis van Europeaan dan welke definitie ook.
Ik heb er altijd moeite mee gehad als mensen een bepaalde identiteit krijgen opgeplakt op basis van geografie. Mijn eerste paspoort was Joegoslavisch en mijn moeder bewaart het nog steeds, in een oude schoenendoos, samen met een getypte lijst post-Tsjernobylinstructies voor mensen met kinderen. In Kroatië waren we Serviërs en dus moesten we weg vanwege wat Dubravka in haar essays omschrijft als „zuiver Kroatische lucht”. Rond de tijd dat zij door haar collega-academici en journalisten werd geëxcommuniceerd omdat ze zich had uitgesproken tegen het nationalisme, vestigden wij ons in Bosnië, om min of meer vergelijkbare redenen. In Banja Luka was ik Het Kroatische meisje vanwege mijn Zagreb-accent. Aan tafel verbeterde mijn vader mijn vocabulaire alsof ons heilige Serviërschap afhing van welk woord ik gebruikte voor de lepel. Jaren later, toen ik naar Belgrado verhuisde, was ik ineens Het Bosnische meisje. Van mijn oude Zagreb-accent was nauwelijks nog iets te horen en in plaats daarvan waren er nu de ingeslikte Krajina-klinkers, waar de universitair docenten en veel van mijn collega’s op neerkeken.
Waar ik ook kwam, ik was een ander en de taal die ik sprak verried mijn anders-zijn. Toen ik uiteindelijk, ergens halverwege de twintig, naar Barcelona verhuisde, zei ik gewoon Joegoslavië als iemand informeerde naar mijn achtergrond. Dat antwoord was niet geboren uit nostalgie, ik had gewoon geen zin om een uiteenzetting van een half uur te moeten geven over de geschiedenis van de Balkan. Maar niet één keer heb ik geantwoord met Europeaan.
‘Ik mis de jaren negentig!’
In Spanje werd me al snel duidelijk dat ik allesbehalve een Europeaan was. Mijn vrienden zaten vol fascinerende verhalen over een Erasmusbeurs en stapten snel over op een ander onderwerp als ik vertelde dat het Erasmusprogramma niet toegankelijk was voor studenten uit Bosnië. Hun Europese identiteit stond bol van de betekenisvolle woorden die mij niets zeiden, maar waarvoor ik mijn eigen definities ontwikkelde terwijl ik ze probeerde te ontleden. Backpacking wilde zeggen dat je een geldig paspoort had. Millennial wilde zeggen dat je thuis elektriciteit had. Interrail betekende Hogwarts Express. Op zeker moment sloeg ik een uitnodiging af voor een feestje met als titel ‘Ik mis de jaren negentig!’. Ik besloot hoofdpijn voor te wenden, liever dan een stel backpacking millennials te moeten vertellen over het bloedvergieten in mijn land in die periode.
Toen ik achter in de twintig was, was Europa voornamelijk een aaneenschakeling van gemiste kansen, wat mij bitter en cynisch stemde. Ik had een hogere opleiding kunnen volgen. Ik had de wereld kunnen zien. Ik had ook op latere leeftijd kunnen terug verlangen naar de jaren negentig. En zelfs al had ik, op een soort onuitgesproken en enigszins schoorvoetende manier, iets gegeven om dit Europa – wit, christelijk, rijk – , dan nog gaf dit Europa weinig om mij. Het wist niets van mijn oma die op haar vierde een blikseminslag had overleefd, die dol was op Maria Callas en Mexicaanse soaps, en die niet zonder schriftelijke toestemming naar de markt kon omdat ze een moslimnaam had. Sommige van de mannen die naar haar papieren vroegen, hadden vroeger op de plaatselijke basisschool bij haar in de klas gezeten.
Dit was het Europa dat mij niet veel later zou betalen om over de oorlog te schrijven. Het leek het enige te zijn wat men wilde horen: gruwelijke verhalen. Ik was Het Bosnische meisje dat in een prachtig theater in België sprak over de nasleep van de oorlog, voor een volk dat er 150 jaar voor nodig had gehad om het standbeeld van Koning Leopold II weg te halen. Ik was Het Bosnische meisje dat in een Spaanse boekwinkel sprak over de nasleep van de oorlog, voor een volk waarvan de dictator vredig in bed was ingeslapen na de monarchie te hebben hersteld, en die nog altijd prachtige bloemen op zijn graf had liggen. Ik was Het Bosnische meisje dat in een bohemien salon van een Toscaanse barones sprak over de nasleep van de oorlog, voor een volk dat binnen afzienbare tijd het land zou toevertrouwen aan Giorgia Meloni. Nooit was ik een Europeaan, want Europa was niet wat ze wilden. Wat ze wilden was Het Bosnische meisje.
Lees ook Arnon Grunberg: Elke beschaving heeft barbaren nodig
Gebrek aan privilege
Wat me ook al snel duidelijk werd, is dat Bosnische verhalen het best in het Duits of Engels kunnen worden verteld. Bosnische auteurs die trieste oorlogsverhalen op papier zetten, waren geliefd zolang ze in een ‘grote taal’ schreven. Idealiter waren ze opgegroeid in het buitenland. Idealiter hadden ze geen accent. Ik zag deze auteurs prijzen ontvangen, beurzen krijgen, over de wereld reizen. En hoewel naar mijn mening sommigen van hen inderdaad fantastische auteurs zijn die alle lof en roem ook echt toekomt, lieten alle Europa’s die hadden kunnen zijn me niet los. Hoe had het kunnen zijn als we van Kroatië naar Engeland waren verhuisd? Of naar Duitsland? Of naar Frankrijk? Hoe had het kunnen zijn als ik een backpacking millennial was geweest die trieste oorlogsverhalen had geschreven terwijl ik aan het interrailen was tussen Berlijn en Praag? Verbittering is een muur die nauwelijks valt neer te halen als hij voortkomt uit een gebrek aan privilege.
Maar toch. Dubravka heeft me geleerd dat verbittering, iets wat wij, post-Joegoslaven in Europa, tot op zekere hoogte altijd zullen voelen, soms de slag kan winnen maar nooit de strijd. Schrijven is communiceren. Communiceren is Liefde, met een hoofdletter. Daar is geen plaats voor verbittering. Geen plaats voor cynisme. Zij heeft me geleerd dat Europa kan betekenen wat ik wil dat het betekent en dat mijn persoonlijke proces om Europa te definiëren, misschien kan helpen om haar te doen groeien, haar kan oprekken zodat ze ook haar anderen toelaat. Met andere woorden: taal kan je ont-anderen.
Ik heb pas heel laat mijn eigen gevoel van Europeaan-zijn ontwikkeld. Ik heb het gebaseerd op een Europees concept van Liefde als het ultieme wapen tegen cynisme en op een radicaal omarmen van verschil, om met Alain Badiou te spreken. Het is een verlangen om te communiceren, om te verbinden, ook als je niet ergens in je twintiger jaren het privilege hebt gekend van een Interrail-pas.
Schrijf, hield Dubravka me voor. Ga zitten en schrijf, in plaats van te jeremiëren over hoe het had kunnen zijn. In weerwil van alle juichende, marktgestuurde zelfhulp-obsessies van dit ik-tijdperk, obsessies die worden gevoed door krachtige algoritmen die alleen dienen om ons rechtstreeks naar bepaalde producten te leiden, ben ik van mening dat er in Europa nog altijd de ruimte is om je buiten de eigen bubbel te wagen. Er is nog altijd ruimte om in de vroege avond op je stoepje te zitten en in gebrekkig Duits te praten met de Turkse vrouw die net haar winkeltje sluit om naar huis te gaan en een reality-programma te kijken. En ik realiseer me dat haar naam net zo klinkt als die van mijn oma. En ik realiseer me ook dat Dubravka haar graag zou hebben gemogen.
Lana Bastasic, mei 2023.