Opinie | Hoop is misplaatst als we op de oude voet doorgaan

Klimaat Ook de zogenaamd groene groei houdt in dat we de planeet plunderen en voor vervuiling zorgen, zegt . Daarmee wenden we de klimaatcatastrofe niet af.
Luchtfoto van een nikkel verzamelende bulldozer, in Soroako, in het zuiden van Sulawesi, Indonesië. Nikkel wordt gebruikt in oplaadbare batterijen.
Luchtfoto van een nikkel verzamelende bulldozer, in Soroako, in het zuiden van Sulawesi, Indonesië. Nikkel wordt gebruikt in oplaadbare batterijen. Foto Mast Irham/EPA

Niets lekkerder dan een goede dosis hoop in wéér een zomer die gedomineerd wordt door onrustbarend klimaatnieuws. Afgelopen zaterdag werd die hoop met smaak geserveerd in het commentaar van NRC: Klimaat: de hoop verliezen is óók ontkenning van de realiteit (29/7). Aangehaald werden Rebecca Solnit, die eerder goed en genuanceerd schreef over hoop en van wie afgelopen week het artikel ‘We Can’t Afford to be Climate Doomers’ verscheen in The Guardian, en ikzelf met mijn boek Apocalypsofie.

Nu wekt die titel wellicht de suggestie dat ik ervoor pleit dat we onze portie maar aan Fikkie moeten geven en dat we ons moeten neerleggen bij een onvermijdelijke ondergang, maar dat is niet mijn punt. De suggestie dat ik een fatalist ben, voor wie de klimaatcatastrofe een gelopen race is, is onzin. Het punt dat ik maak is nu juist dat we de apocalyps niet moeten opvatten als een alles-of-niets gebeurtenis die ons te wachten staat, maar als iets waar we allang middenin zitten en wat altijd nóg erger kan – het is een gradueel gebeuren. De klimaatcatastrofe is geen Hollywoodfilm.

Het feit dat we nog altijd onze hoop vestigen op economische groei, al draagt die tegenwoordig een groen jasje, dát is de catastrofe. We moeten afstappen van fossiel, zeker, maar we moeten vooral afstappen van het idee dat de planeet een grondstoffendepot is, waar we naar believen uit kunnen putten zonder iets terug te geven, en waarin we probleemloos kunnen dumpen. Ook de groene energietransitie houdt de blik ferm op de toekomst gericht, waarin het allemaal goed zal komen, en ziet zodoende niet welke puinhopen en opofferingen nu daarvoor gevraagd worden (denk aan de delving van lithium, kobalt en andere zeldzame metalen en mineralen; als het even tegenzit binnenkort ook op de zeebodem). Wat ik in mijn boek bekritiseer is, kortom, het idee dat de status quo houdbaar is, zolang we daar maar een groene mouw aan passen.

Lux et Libertas Lees hier het commentaar van NRC: Klimaat: de hoop verliezen is óók ontkenning van de realiteit

Doemdenken?

Op het punt dat Solnit in The Guardian maakt – doemdenkers over het klimaat ontmoedigen anderen om actie te ondernemen – kun je de nodige kritiek hebben. Zij zet namelijk (volgens mij onbedoeld) de deur open voor een techno-optimistische benadering van de klimaatcatastrofe. Ze heeft onvoldoende oog voor bovenstaande plundering en vervuiling. Wanneer ze betoogt dat de ontwikkelingen in wind- en zonne-energie razendsnel gaan, veel sneller dan we hadden durven dromen, gaat ze eraan voorbij dat ook dergelijke energie niet ‘schoon’ is en niet zonder meer als uitweg uit de klimaatcatastrofe begrepen kan worden. We vergeten nogal makkelijk dat windmolens en zonnepanelen niet uit de lucht komen vallen.

Ik denk niet dat ik in Solnits categorie van doemdenker val. Zoals ze in Hope in the Dark uit 2016 opmerkt, is pessimisme in intellectueel opzicht geen probleem, als we in ons handelen maar optimistisch blijven. Haar algemene punt is: de toekomst staat niet vast, dus we moeten iets doen om te zorgen dat het een goede toekomst zal zijn. Dat onderschrijf ik zonder meer – ik heb me niet voor niets aangesloten bij Extinction Rebellion. Als ik een fatalist was, zou ik deze zomer naar de Malediven gevlogen zijn om daar van het koraal te genieten nu het nog niet verbleekt is en op het strand zijn gaan liggen nu dat nog niet door een stijgende zeespiegel is verzwolgen.

Kritisch denken zonder hoop is cynisme, maar hoop zonder kritisch denken is naïviteit, schrijft Solnit in Hope. Het is die laatstgenoemde hoop die ik bespeur in het commentaar van NRC. Het is de hoop dat onze steden nog goed toeven zullen zijn als we ze maar groener maken en dat de destructie van ecosystemen elders gecompenseerd kan worden door bossen aan te planten. Maar als het kwik oploopt tot 50 graden is het nog steeds verzengend heet en die aangeplante bossen branden nu al met grote regelmaat af. Het is tot díe realiteit dat we ons moeten verhouden.

Lees ook dit interview: ‘Er is een alternatief voor óf pessimisme óf optimisme: hoop’

Ethische kwestie

Omgang met die realiteit vraagt om wat ik ‘goed uitsterven’ noem, wat niet verward moet worden met fatalisme of een pleidooi voor extinctie – als ik zeg dat ik goed wil leren sterven bedoel ik ook niet dat ik nu dood wil. (Uit)sterven doen we sowieso, de vraag is alleen wanneer en hoe. Waar sterven iets is wat we individueel zo goed mogelijk proberen te doen, is uitsterven een collectief gebeuren. Goed leren uitsterven gaat dus over rechtvaardigheid. Het is een ethische kwestie.

Zolang elders en van anderen opofferingen worden geëist zodat we hier nog wat langer op de ons bekende voet kunnen doorgaan (maar dan ‘groen’), is onze hoop op afwending van de klimaatcatastrofe niet alleen naïef, maar zelfs kwaadaardig.