Opinie | Hoe nationalistische politiek de woningnood in stand houdt

De kiezer wilde vorig jaar experimenteren met nationalistisch regeren en nu kan het land dagelijks zien wat dit brengt: onberekenbaarheid en ruzie.

Tegelijk gaan achter die uitslaande brandjes werkelijkheden schuil die haaks staan op nationalistische beloften van regeringspartijen. Want terwijl de ruzies zich opstapelen – staatsnoodrecht, spoedwet, stroomstootwapens – draait de Haagse wereld, ook onder PVV-bewind, gewoon door. Leerzaam vaak.

Laat ik één voorbeeld behandelen: de voortdurende claim dat er een verband is tussen woningnood en migratie, en het vrijwel onbesproken feit dat uitgerekend nationalistische politiek woningnood in stand houdt.

In de verkiezingsprogramma’s was de relatie tussen woningnood en migratie nog simpel. De VVD over arbeidsmigranten: „Dat leidt tot een te hoge druk op voorzieningen en woningen.” BBB over krapte op de woningmarkt door statushouders, arbeidsmigranten en studenten: „Dit verdrukt andere Nederlandse burgers die al jaren op de wachtlijst staan.” De PVV: „Er moet een einde komen aan de discriminatie van Nederlanders. […] Waarom krijgen statushouders voorrang op onze schaarse woningen?”

Niet verrassend beloofde het Hoofdlijnenakkoord van de coalitie op 16 mei „een verbod” op „het geven van voorrang bij de toewijzing van sociale huurwoningen aan statushouders”.

Eindelijk duidelijkheid. Dit gingen PVV, VVD, NSC en BBB aanpakken. 

Maar zo eenvoudig is regeren zelden. De gemeente Amsterdam heeft al jaren plannen om in Noord, aan het IJ, zo’n tienduizend woningen te bouwen. Op die plek staat onder meer een reparatiewerf van scheepsbouwer Damen, en deze oud-Hollandse onderneming (sinds 1927) roept in de Kamer geregeld nationalistische sentimenten op.

Toen dit voorjaar uitlekte wat insiders al jaren voorzagen – Damen dreigde een miljardenorder voor nieuwe onderzeeërs te verliezen aan het Franse Naval – bracht dit oud en nieuw nationalisme samen.

SGP-leider Chris Stoffer bepleitte in een spoeddebat dat de Nederlandse industrie (lees: Damen) een rol kreeg in de order, en dit was geen toeval: zijn voorganger Kees van der Staaij is nu de lobbyist van de maritieme industrie.

Ook BBB en PVV spraken impliciet steun uit aan Damen. PVV-Kamerlid Joeri Pool: „Wij roepen dit kabinet op Nederland weer op één te zetten.”

Eigen Damen eerst

Achteraf had Damen de miljardenorder toen allang verloren, en om de pijn te verzachten kreeg het bedrijf volgens Haags gebruik cadeautjes toegeworpen. Er kwam een sectoragenda voor de maritieme industrie. Damen eiste via de rechter (!) compensatie van de staat voor verloren opdrachten wegens de Russische sancties: ministeries zwegen erover. En er was de kwestie van het dreigende einde van de reparatiewerf in Amsterdam-Noord wegens woningbouwplannen, waartegen het bedrijf in 2022 bij de provincie bezwaar maakte.

Dus nadat de Kamer 12 juni, twintig dagen voordat het kabinet-Schoof aantrad, formeel de gunning van de onderzeeërs aan het Franse Naval goedkeurde, kwam ook de Amsterdamse kwestie in een stroomversnelling. Vijf dagen voor de bordesscène, 27 juni, vroeg demissionair minister Micky Adriaansens (Economische Zaken, VVD) de provincie Noord-Holland formeel om voorlopig af te zien van de Amsterdamse woningbouwplannen.

Eigen Damen eerst.

Schreeuwend

Toen werd het echt interessant. Want na zijn aantreden, op 2 juli, kon de nieuwe minister van Economische Zaken namens de PVV, oud-horecalobbyist Dirk Beljaarts, het besluit van zijn voorganger intrekken en alsnog voor die benadeelde woningzoekenden uit het PVV-verkiezingsprogramma opkomen.

Het gebeurde alleen niet.

En nadat de provincie het verzoek van Economische Zaken officieel inwilligde, sprak de Amsterdamse wethouder voor Wonen, Reinier van Dantzig (D66), vorig weekeinde in Het Parool zijn verontwaardiging uit over het schrappen van de nieuwbouw, „terwijl Amsterdam een schreeuwend tekort heeft aan huizen”.

Nu kún je de rationaliteit van de keuze voor de reparatiewerf wel verdedigen, met als onderbouwing dat het behoud van grootschalige scheepsreparatie een zaak van nationale veiligheid is. De vraag is wel of Amsterdam gezien de woningnood de logische locatie is.

Maar daar gaat het hier niet om. Het gaat om het contrast met de eindeloze PVV-claims. In Wilders’ verkiezingsprogramma stond geen woord over Damen of de maritieme industrie. Wel had het talrijke verwijzingen naar migranten die de woningnood zouden vergroten, waarvan er ook één in het Hoofdlijnenakkoord belandde.

Dus het opereren van Beljaarts leek me nogal onthullend voor een partij met zoveel compassie voor woningzoekenden. Want staan woningzoekenden bij deze PVV-minister werkelijk op één? Nee. Zijn het in dit geval migranten die het belang van woningzoekenden belemmeren? Nee. En hoor je daar PVV’ers over? Domme vraag.

Nu vrees ik wel dat het belang van dit soort feitelijkheden in het mediapolitieke complex afneemt. Coalitieruzies domineren de berichtgeving. Met veel analyses die waarde toekennen aan rechtlijnigheid en aarzeling afdoen als zwakte of onberekenbaarheid.

Wilders komt over als degene die, zoals conservatieve kiezers willen, de poot stijf houdt inzake migratie. Coalitiegenoten vangen de klappen op. Inhoudelijk tobt BBB met het landbouwbeleid, en NSC met migratie. Electoraal staan NSC, BBB en VVD op verlies, en de PVV op ruime winst.

Je kunt beredeneren dat Wilders’ invloed hierdoor op korte termijn groeit. Evengoed is het aan de grootste partij coherentie in een coalitie te brengen. Maar wat begon als de kansrijkste samenwerking voor nieuw rechts ooit, komt maar niet verder dan een incoherent gezelschap van straatvechters: altijd ruzie.

Niet toevallig zien sommigen in de coalitie Vandaag Inside als hun mediapolitieke basis. Het programma doet me altijd denken aan een 50Plus-congres: kijken wie vandaag onderuit de zak krijgt. 

De Haagse realiteit vereist altijd matigheid: geen partij kan het alleen

Geen idee of deze coalitie houdbaar is. Verziekte verhoudingen zijn onvoorspelbare verhoudingen. Wel vraag ik me af of een snelle val op termijn in het belang van Wilders is.

Het zou voor zijn rechtse coalitiepartners de tweede keer in twee pogingen zijn (Rutte I en Schoof I) dat zij onderuitgaan in de samenwerking met hem. Het risico van een ondergang (CDA in 2010-12, NSC nu) voor die partijen blijkt telkens enorm. Waarom dan een derde keer proberen?

Wilders kan natuurlijk redeneren dat hij met nieuwe verkiezingen voor een langere periode de onbetwiste leider op de rechterflank wordt. Maar de Haagse realiteit vereist altijd matigheid: geen partij kan het alleen. En met zo’n uitslag loopt hij het klassieke risico van de succesvolle inbreker: wie veel groter is dan de rest, maar niet bekendstaat als schappelijke onderhandelaar, wordt uiteindelijk uitgestoten.

Zie de PvdA in 1977: verreweg de grootste, polariseren in de formatie – maar het tweede kabinet-Den Uyl kwam er nooit.

Toy soldier

Een ander risico voor Wilders lijkt me dat zijn masker van mildheid nogal los zit. Hij en zijn partij hebben een verleden van politiek vandalisme. De misstap van staatssecretaris Chris Jansen (Infrastructuur en Waterstaat, PVV), die deze week bij Goedemorgen Nederland Wilders’ ‘minder Marokkanen’-uitspraken (2014) verdedigde, herinnerde me eraan.

Jansen was destijds de enige van negen Almeerse PVV-raadsleden die geen afstand van Wilders nam. PVV’ers in allerlei functies stapten op naar aanleiding van de uitspraken. Het was een vormend moment: hier begon een nieuwe radicaliseringsronde die uiteindelijk leidde tot Wilders’ vriendschapsbezoek aan Moskou in 2018.

Daarom was het ook geen verrassing dat Jansen deze week zijn steun aan die uitspraken bevestigde: Wilders zelf heeft tot en met zijn veroordeling door de Hoge Raad volgehouden dat hij zich „niets” van het vonnis „zal aantrekken”. En Jansen, trouwe soldaat, volgde zijn voorman zoals hij gewend is. Je ziet het niet vaak, maar dit keer was er een GL-PvdA-Kamerlid, Habtamu de Hoop, die de kwestie effectief opspeelde.

Rechts is zonder zelfdefinitie aan dit experiment begonnen. Coalitiepartijen zijn slechts anti-links of anti-Timmermans.

Maar uiteindelijk moeten ze met de billen boot: is het echt verstandig te rommelen aan de democratische rechtstaat om overwegend alleen anti-migratiesentimenten (zie boven) te faciliteren? Hebben zij überhaupt iets te verdienen hebben aan een politiek klimaat dat wordt gedomineerd door een vraagstuk dat binnen de nationale context amper is aan te pakken?

Stel dat de VVD na de val van dit kabinet wat wijze mensen advies zou vragen – laten we zeggen: Remkes, Jorritsma, Dijkhoff, Becker, Rutte en Schippers – dan betwijfel ik zeer dat ze zouden uitkomen op migratie als hoofdthema en samenwerking met Wilders als doel.

Politiek is agenderen en ook zij zouden concluderen dat de agenda weggeven aan de grootste electorale concurrent de domste VVD-keuze in jaren is geweest.

Redelijkheid

Het nationalisme van dit moment is minder bijzonder dan het vaak lijkt: het blijkt al sinds de jaren negentig uit de data van het Nationaal Kiezersonderzoek. Toch stond in het overgrote deel van die periode redelijkheid als nationale waarde recht overeind, ook in Den Haag.

Die redelijkheid is echt niet uit het land verdwenen, maar wel uit de politiek. Daar is het misgegaan. En de kunst is: politieke thema’s lanceren die het verlangen naar redelijkheid terugbrengen in het nationale gesprek zonder het ongemak over migratie te negeren.