Tot zo’n honderd jaar geleden waren straten simpelweg de ruimte tussen gebouwen – plekken voor handel, ontmoeting, spel en vervoer. Maar nu is die ruimte vooral ingericht voor het laten doorstromen en stallen van auto’s en bepalen verkeerskundigen ons straatbeeld.
Die manier van denken wringt met de ruimte die andere weggebruikers nodig hebben. Vooral in woonwijken is het aantal auto’s gestaag gegroeid en blijft er steeds minder openbare ruimte over voor belangrijke doelen zoals speelplekken, groen, schaduwrijke rustplekken en sport en beweging. Daarom lezen we in bijna alle recente mobiliteits- en omgevingsvisies, zeker in stedelijk gebied, dat er meer ruimte op straat moet zijn voor kinderen en ouderen, voor gezondheid en inclusiviteit, en voor klimaatadaptatie. Meestal betekent dat: minder auto’s, meer groen, gereguleerd parkeren of een lagere maximumsnelheid.
Logisch dat zulke keuzes niet altijd zonder discussie verlopen. Maar het gesprek over de straat is gepolariseerd en luide weerstand domineert het debat. Gratis parkeerplekken worden gezien als ‘verworven rechten’, een afsluiting voor doorgaand autoverkeer betekent ‘het einde van de middenstand’, en het verlagen van de maximumsnelheid ‘gaat in tegen individuele vrijheden’. Die toon verlamt ons.
Deze dynamiek kunnen we omschrijven als de ‘heuvel van hysterie’. Bij een controversiële maatregel horen en lezen we vooral over mensen die het er niet mee eens zijn – steeds luider naarmate het moment van invoering dichterbij komt. Ná invoering blijken veel zorgen ongegrond en ontstaat een rustiger gesprek over de nieuwe situatie en wat eventueel nog beter kan. Studies tonen dat na verloop van tijd veel mensen niet meer terug willen naar de oude situatie: we blijken vooral de luide minderheid gehoord te hebben. De stille meerderheid zagen we over het hoofd.
Meerderheid denkt dat hij minderheid is
Deze dynamiek is gekoppeld aan een fenomeen dat bekend staat als pluralistic ignorance: mensen schatten de mening van anderen vaak niet goed in. Bij bepaalde onderwerpen denkt daarom een meerderheid ten onrechte dat ze een minderheid is, en andersom. Studies vonden dit soort pluralistic ignorance bij controversiële onderwerpen zoals klimaatbeleid of rassenscheiding in de VS. Bij tal van andere onderwerpen zien we sterke signalen van een heuvel van hysterie; rookverbod in de trein en restaurants, vuurwerkverbod, en de discussie over Zwarte Piet.
En dus ook als het over de straat gaat. Recent onderzoek liet voor verschillende landen zien dat een grote meerderheid voorstander is van meer ruimte voor groen, ontmoeten en spelen in steden, ten koste van de auto. Maar zij dénken dat de meeste anderen daar behoudender in zijn. Je hoort en leest immers vooral de mensen die willen dat het blijft zoals het is.
Angst voor verandering zou niet tot stilstand mogen leiden, we moeten samen voorwaarts. Verschillende Nederlandse steden werken aan straten die niet verdelen maar verbinden. Hoe doen zij dat?
Het gesprek over de straat is gepolariseerd en luide weerstand domineert het debat
Allereerst verbreden zij het gesprek. Als je mensen vraagt waar ze na een herinrichting van de straat hun auto willen parkeren, zullen volgens de Groningse wethouder Philip Broeksma (Verkeer, GroenLinks) de meesten antwoorden: voor mijn deur, graag. Maar als je ze vraagt wat voor hen de ideale straat is, krijg je hele andere antwoorden. Na meer groen, meer speelruimte en ontmoetingsruimte komt het parkeren nog net in de top tien terecht.
Daarnaast werken steden aan het in beeld brengen van de stille meerderheid. Van al die mensen die niet naar inspraakavonden over parkeren komen. Zo voerde Amsterdam een burgerraadpleging uit om alle dilemma’s van een representatieve steekproef van de samenleving in beeld te brengen. Amsterdammers blijken veilig verkeer, snel ov, meer groen en veilige buitenspeelruimte voor hun kinderen het belangrijkst te vinden. En makkelijk met de auto naar het centrum komen, dat op zijn mínst!
Gesprek zelf doet al goed
Waar deze twee strategieën een route om de heuvel van hysterie zoeken, gaat een derde die te lijf in kleine stapjes met straatexperimenten: (vaak tijdelijke) veranderingen van de inrichting of het gebruik van een straat, zodat samen met bewoners onderzocht kan worden hoe een verandering werkt. In de Amersfoort bijvoorbeeld bood wethouder Tyas Bijlholt (Verkeer, D66) bewoners de kans om een parkeerplaats tijdelijk anders in te richten met een zogeheten ruimtemaker van de gemeente: een vlonder met bankjes ter grootte van één parkeerplaats. Dat idee, ook al eerder ingezet in Rotterdam en Den Haag (met fietsparkeerplaatsen erop) leidde in beide straten tot meer draagvlak om de straat permanent te vergroenen.
Een snel groeiend aantal steden zet inmiddels deze ruimtemakers in. In Nijmegen worden er tien over de stad verdeeld voor telkens een jaar. 35 straten deden een aanvraag en moest daarvoor al met elkaar in gesprek om draagvlak aan te tonen. Bij de officiële opening zei wethouder Cilia Daemen (Mobiliteit, GroenLinks) dat dat gesprek alleen al zorgt voor meer verbinding en een fijnere buurt.
Dat onze straten en onze mobiliteit moeten veranderen, staat nauwelijks nog ter discussie. Maar als we daarbij niet het gesprek veranderen, lopen we vast in goede bedoelingen. De voorbeelden laten zien dat de we anders met de heuvel van hysterie om kunnen gaan. En van ervaringen in steden als Groningen, Gent, Pontevedra, Ljubljana en Parijs leren we dat dat zelfs kan leiden tot winst bij de verkiezingen.
