Opinie | Hoe gevaarlijk is wit christelijk nationalisme?

Die arme Don Ceder. Vorige maand werd het Tweede Kamerlid van de ChristenUnie gefilmd in een buitengewoon intiem moment: tijdens het bidden. De beelden werden ook nog met leedvermaak verspreid, en zelfs in een column in deze krant over de hekel gehaald. Het werkte „op mijn lachspieren”, schreef de columnist. Maar vervolgens werd de opmars van religieus nationalisme als ‘eng’ en bedreigend veroordeeld. Want had Ceder niet staan bidden met een Nederlandse vlag over z’n schouders, en had hij in zijn gebed niet gesproken over de „government” en „their wicked ways”?

Vanaf daar is het nog maar één stap naar Donald Trump, JD Vance en het (White) Christian Nationalism dat in de Verenigde Staten en elders zijn akelige kop opsteekt. Waarbij er overigens een omniversum van verschil bestaat tussen Vance en Ceder. De één predikt een hypocriet, opportunistisch, transfoob en xenofoob evangelie en presteerde het om Augustinus zo misvormd te citeren dat zelfs de paus hem een standje gaf. De ander belijdt een met compassie bewogen evangelisch geloof en zet zich als geen ander in voor de onderklasse in een stad als Amsterdam. (En ja, Ceder conformeert zich met zijn Surinaams-Ghanese ouders niet aan de ingehouden-witte burgersmaak omtrent het uiten van emoties).


Lees ook

God blijft dood. Leuker kan ik het niet maken

God blijft dood. Leuker kan ik het niet maken

In de schemer van het religieus analfabetisme zijn alle christelijke katjes grauw. Het lijkt wel een echo van de ‘clash of civilizations’ van na de aanslagen van 11 september 2001, toen alles wat moslim was en Allah aanbad per definitie als potentiële terrorist werd gezien. Terecht hebben academici en publicisten van allerlei snit – inclusief de onlangs vertrokken chef opinie van NRC (Lotfi El Hamidi) in een prachtig boek – daarvan analytisch gehakt gemaakt.

Misschien is het nu tijd, gezien alle morele paniek rondom de christelijke retoriek van Vance in Amerika en ook die van de Hongaarse premier Viktor Orbán in Europa, kritisch te kijken naar de daadwerkelijke rol van christenen onder de huidige bedreigers van de liberale democratie. Zien we werkelijk een beweging van ‘nieuwe kruisvaarders’ opdoemen, zoals journalist Sander Rietveld enigszins ongenuanceerd schreef in diens gelijknamige boek? Wat is christelijk nationalisme (al dan niet wit), en hoe gevaarlijk is het?

Ten eerste: de meest algemene en gangbare definitie van (White) Christian Nationalism heeft betrekking op de Verenigde Staten. Daar is het ontstaan en heeft het zich het meest zichtbaar gemanifesteerd, en vanuit Amerika is er (commerciële) steun voor bewegingen elders, zoals in Brazilië of Hongarije. Het is een vorm van nationalisme dat beweert dat Amerika een land is dat gesticht is voor en door christenen. Het combineert een vorm van identitair christendom, cultureel conservatisme en Amerikaans burgerschap. De wortels ervan liggen in de mobilisatie van witte protestanten (evangelicals) in de jaren tachtig onder president Ronald Reagan, met predikers als Billy Graham, Bill Bright en Jerry Falwell.

Aanvankelijk organiseerde the religious right zich rond typisch ‘religieuze’ thema’s als gebed op school of abortus. Religieus rechts stond in die tijd echter positief tegenover immigratie en was zeker niet bekend vanwege anti-islamitische retoriek. Typerend is de reactie van president George W. Bush na 9/11, evangelisch christen. Hij verklaarde in alle toonaarden dat de islam niet op de aanslagen mocht worden afgerekend.

‘Born again’

In Europa was het publieke debat toen al een tijd aan het verschuiven in de richting van identiteit en immigratie. Sindsdien is Amerika ook in die richting opgeschoven en de mutatie van religieus rechts naar wit christelijk nationalisme is daarmee verbonden. Een interessant gevolg van deze verschuiving is dat evangelical in Amerika inmiddels een politieke identiteit is geworden. Ook katholieken, atheïsten en moslims kunnen zich nu ‘evangelical’ of zelfs ‘born again’ noemen. Deze politisering van het christendom is een belangrijke drijfveer achter wit christelijk nationalisme, zoals onlangs de jonge Duitse wetenschapper en Europarlementariër Tobias Cremer liet zien in zijn studie van Europese en Amerikaanse populisten (The Godless Crusade).

Hoe groot de beweging in de VS precies is, hangt af van hoe je meet. Het gerenommeerde Public Religion Research Institute (PRRI) bracht in kaart dat in 2024 10 procent van de Amerikanen ‘aanhanger’ was en 20 procent ‘sympathisant’ van christelijk nationalisme. Deze mensen, vooral afkomstig uit staten in het Zuiden of Mid-Westen van de VS, onderschrijven onder meer de stellingen „de overheid moet Amerika uitroepen tot christelijke natie”, „christen-zijn is een belangrijk onderdeel van een echte Amerikaan zijn”, en „God heeft christenen geroepen om gezag te hebben over alle sectoren van de samenleving”.

Nu hoeven mensen die dit soort dingen geloven niet gevaarlijk te zijn. Zij kunnen dit in stilte belijden. Maar het is duidelijk dat christelijk nationalisme wel een ideologische basis kan geven voor geweld. Zo vindt volgens het PRRI-onderzoek 38 procent van de aanhangers en 30 procent van de sympathisanten dat „echte Amerikanen misschien geweld moeten gebruiken om het land te redden”. Al met al hebben we het dan dus wel over een kleine 10 procent van de Amerikanen.

Wit christelijk nationalisme is een wereldbeschouwing met diepe wortels in de gewelddadige Amerikaanse geschiedenis van slavernij, uitroeiing van oorspronkelijke bewoners, en verzet tegen immigratie. Socioloog Philip Gorski, co-auteur van The Flag and the Cross, heeft laten zien dat de ideologie put uit een selectieve en revisionistische lezing van de geschiedenis, die Amerika ziet als een land voor witte bewoners. Toen onbeschaamde racistische taal zelfs in Amerika niet meer gepruimd werd, kon ‘christelijk’ een hondenfluitje worden voor ‘wit’ en ‘anti-immigratie’.

Waartoe aanhangers van de beweging in staat zijn, bleek op 6 januari 2021. Zij stonden vooraan om met de bijbel in de hand, biddend en zingend het Capitool te bestormen. Wit christelijk nationalisme kunnen we niet in z’n geheel als terroristische of extremistische beweging wegzetten, maar het vormt, nog los van de individuele extremistische elementen die er ontegenzeggelijk tussen zitten, wel degelijk een structureel risico voor het voortbestaan van de Amerikaanse democratische rechtsorde, omdat het de kernwaarden ervan niet meer omarmt. Vance is daarvan het levende bewijs.

Entourage van Trump

Hoe christelijk is dit allemaal? Zowel Philip Gorski als Tobias Cremer als andere onderzoekers onderstrepen dat wit christelijk nationalisme niet los te denken is van de doorgaande secularisatie van de Amerikaanse samenleving. De entourage van Trump is aanzienlijk minder uitgesproken en traditioneel religieus dan die van voorgaande Republikeinse (en Democratische) presidenten, en dat weerspiegelt hoe het er voorstaat in Amerika als geheel. In vijfentwintig jaar tijd is het percentage godgelovigen in de VS van 90 naar 63 gedaald.

Actieve kerkgangers zul je bij gewelddadige acties, zoals de bestorming van het Capitool, minder aantreffen

Ook hier volgen de VS Europa, waar we al langer zien hoe rechts-populistische partijen een bovengemiddeld ongelovig kiezerspubliek trekken (en een warm thuis bieden aan paganistische en antireligieuze stromingen), terwijl zij tegelijk gretig gebruik maken van christelijk-religieuze symbolen en retoriek. Tobias Cremer beargumenteert overtuigend hoe juist de hogere zichtbaarheid en agressie van wit christelijk nationalisme wijst op de secularisering van de beweging. Ja, de Capitoolbestormers zwaaiden met kruisen en bijbels, maar dat is volgens hem een „hollowing out of hallowed symbols”, een uithollen van heilige symbolen. Denk maar aan Trump die af en toe graag met een bijbel zwaait, maar geen idee heeft hoe hij daarin iets moet opzoeken. Het is christendom-unhinged, het is dikwijls juist niet meer verankerd in een geleefd en beleden geloof. Afgeknipte bloemen staan mooi in een vaasje, maar zonder wortels zijn ze na een paar dagen dood.

Op dit punt is er wel verschil tussen de Verenigde Staten en West-Europa. Ook hier gaat het – net als bij de diversiteit binnen de islam – om geografische en culturele patronen die historisch verschillend gegroeid zijn. In West-Europa zijn actieve kerkgangers anders dan in de VS, Hongarije of Polen het minst van alle burgers geneigd om te stemmen op radicaal-rechtse partijen. Deels komt dat doordat Europa christelijke politieke partijen heeft waarop meer conservatief geneigde christenen kunnen stemmen om hun zorgen over abortus of de uitholling van het huwelijk politiek te kunnen vertalen, zonder steun te hoeven geven aan moslimhaat of schending van mensenrechten aan onze grenzen. Maar het komt ook doordat de geïnstitutionaliseerde kerken en kerkleiders in Europa hun gelovigen actief waarschuwen tegen rechts-radicalisme. Zowel in Frankrijk als in Duitsland hebben de bisschoppen (van katholieke en protestantse kerken) zich tegen samenwerken met of stemmen op Le Pen en de AfD uitgesproken. Kerkgang wordt door onderzoekers zodoende wel aangeduid als een vaccinatieprogramma tegen extreem-rechts.

In de VS zijn er geen christelijke politieke partijen en ook geen grote volkskerken die matigend optreden. Witte protestantse kerkgangers stemmen daar overwegend op Trump, en kerkgangers staan relatief positief tegenover wit christelijk nationalisme.

Maar als we preciezer kijken, zien we ook daar effecten van kerkgang. Kerkgangers scoren in de VS bijvoorbeeld veel lager op wapenbezit en geweldpleging, zelfs als zij tot groepen behoren die daar in het algemeen wel meer toe geneigd zijn. Actieve christenen zul je ook in de VS dus minder aantreffen bij gewelddadige acties (zoals bij de bestorming van het Capitool).

Complotdenkers

Dit verband zien we trouwens ook in ons land. Ja, de complotdenkers van Bodegraven die RIVM-baas Jaap van Dissel bedreigden hanteerden religieus taalgebruik (en geloofden dat waarschijnlijk ook echt). Maar ze waren juist niet actief betrokken of lid van een gevestigde kerk. Het klinkt misschien gek in de oren van seculiere liberalen, maar betrokken kerkelijkheid leidt tot gezagsconform en prosociaal gedrag, en juist niet tot politiek gewelddadig extremisme. Tal van voorbeelden onderstrepen wat we overigens ook allang uit het onderzoek naar de radicale islam weten: extremisten bezoeken geen moskee, radicale predikers zijn vaak allang uit hun kerkverband verstoten, het zijn juist de mavericks, de do it yourself-gelovigen die op eigen houtje zich als verlosser, martelaar en engel der wrake gaan opwerpen.

Kortom: hoe makkelijk en fijn was het voor politiek rechts om na 9/11 al het onheil in de schoot van de islam te schuiven. En hoe makkelijk en fijn is het voor links nu om dat bij de christenen te doen. Maar in het licht van de acute bedreiging van de internationale en nationale democratische rechtsorde is het een luxe om die dreiging onjuist in te schatten. En is het ronduit dom om bondgenoten in die strijd te vervreemden. Dat betekent ook dat je elkaars rare religieuze dan wel atheïstische uitspraken of opvattingen, voor zover ze de grenzen van de democratische rechtsstaat niet overschrijden, moet leren verdragen en niet meteen moet demoniseren. Religieuze en seculiere liberalen, linkse en rechtse democraten, kerken en moskeeën: ze hebben elkaar nodig om het democratische midden vast te houden. Of je dat nu zingend, luidkeels biddend, demonstrerend of keurig schrijvend doet.