Opinie | Het poldermodel werkt niet meer, Nederland is onbestuurbaar geworden

Na de aftocht van het kabinet-Schoof is de chaos compleet. Dit kabinet heeft werkelijk niets voor elkaar gekregen en gaat de boeken in als één van de slechtste kabinetten ooit. Op geen enkel belangrijk dossier is voortgang geboekt, het kabinet heeft slechts gezorgd voor stilstand. En dat in een historische periode die noopt tot hervorming: van de arbeidsmarkt, het woningtekort, het stikstofdossier, de digitale infrastructuur, de waterinfrastructuur, de zorg, etc.

Wie uitzoomt en boven de tijd gaat hangen, ziet dat deze kabinetsval geen incident is, maar een structureel verschijnsel. Van de laatste acht kabinetten zijn er zeven voortijdig gevallen. Het kabinet Schoof viel binnen een jaar, de kabinetten Rutte I, III en IV vielen voortijdig, evenals de kabinetten Balkenende I, II en IV. Alleen het kabinet-Rutte II overleefde de regeringsperiode, maar veroorzaakte veel onvrede onder burgers met zijn kille, technocratische bestuursstijl.

De laatste 25 jaar zijn op veel transitiedossiers nauwelijks vorderingen gemaakt. Zo bestaat het stikstofdossier al veertig jaar en had het allang opgelost geweest als het tijdig was aangepakt. Dat geldt eveneens voor de netcongestie die de energietransitie hindert, wat experts twintig jaar geleden al zagen aankomen. Of de hervorming van de arbeidsmarkt, die geketend is aan wetgeving uit de jaren vijftig van de vorige eeuw. Of de hervorming van de landbouw die stelselmatig is tegengewerkt door de machtige landbouwlobby. Maar pseudo-oplossingen worden in no-time onderdeel van hardnekkige problemen, die daardoor als een boemerang in uitvergrote vorm terugkomen op de politiek-bestuurlijke agenda.

Dit is de politiek-bestuurlijke paradox: naarmate de urgentie en complexiteit van de transitie-opgaven toeneemt, neemt het politiek-bestuurlijk onvermogen toe om die opgaven adequaat aan te pakken.

Op zoek naar consensus

Hoe komt dat nu, zult u zich afvragen? Wel, het is een combinatie van factoren. Een belangrijke factor is de dominante participatievorm. Bij systeemveranderingen vallen wij steeds weer terug op het poldermodel, waarbij de gestaalde macht aan tafel zit op zoek naar consensus. Maar bij hervormingen zijn juist scherpe, pijnlijke keuzes nodig om doorbraken te creëren, en dat kan niet via een breed draagvlak, maar wel vanuit een smal en diep draagvlak dat stap voor stap breder wordt. Met doorbraakcoalities, partijen die willen en kunnen.

Een andere cruciale factor is hindermacht. Er is veel hindermacht in Nederland die een barrière vormt voor noodzakelijke hervormingen. Er is een hecht netwerk van belangengroepen die opkomen voor het belang van hun branche of sector, maar niet zozeer voor het maatschappelijk belang. De oude garde houdt veel vernieuwing tegen en gijzelt Nederland al langere tijd. Een transitie impliceert een machtsverschuiving en gaat onherroepelijk ten koste van de bestaande macht ten faveure van een opkomende macht. Dat verklaart waarom elk breed akkoord, gesloten door de gestaalde macht, zoals het energieakkoord, klimaatakkoord, landbouwakkoord of zorgakkoord, uitmondt in voortmodderen in plaats van hervorming.

Bestuurlijke incompetentie is ook een belangrijke factor. Het kabinet-Schoof ging mank op incompetente ministers die onvoldoende vakkennis hadden en het politieke handwerk niet beheersten. Een voorwaarde voor een succesvol kabinet is dat er bestuurlijk competente ministers in zitten, die daarop zijn geselecteerd.

Inconsistentie van beleid is ook fnuikend voor het vertrouwen van ondernemers en burgers, net als proefballonnetjes die worden verheven tot beleid en veelal mislukken. Ook het gebrek aan doorzettingsmacht is een factor, een fors deel van voorgenomen beleid komt nooit tot uitvoering. En achterhaalde wetten en regels zorgen ook voor transitietraagheid.

Moedige leiders

Hoe kan Nederland uit het slop worden gehaald en weer bestuurbaar worden gemaakt? Wat nodig is, is daadkracht, verbeeldingskracht, moed en leiderschap. We hebben moedige leiders nodig die niet bang zijn voor weerstand. We hebben verbeeldingskracht nodig om Nederland opnieuw ruimtelijk in te richten, met de strijd om de ruimte die nu al losbarst.

Daadkracht, verbeelding, leiderschap zijn het best gewaarborgd in een zakenkabinet

Ik denk dat daadkracht, verbeeldingskracht, moed en leiderschap het beste gewaarborgd zijn in een zakenkabinet. Alleen wordt dat geassocieerd met top-down, technocratisch en kil, daarom noem ik het een themakabinet. Met op elk thema een vakkundige minister die de benodigde kennis en expertise heeft, maar ook de menselijke maat hanteert als norm en in verbinding staat met de samenleving. Deze ministers hoeven geen lid te zijn van een politieke partij, maar komen uit de economie, wetenschap of maatschappelijke organisaties. Formele leiders uit de bovenstroom, als Kim Putters, Robbert Dijkgraaf, Arnoud Boot en Beatrice de Graaf, en informele leiders uit de onderstroom, als Joris Lohman, Claire Boonstra, Kees Klomp en Paul Schenderling. Aangevuld met expert-ministers uit de politiek en een door loting bepaald burgerberaad, zodat de samenleving ook goed vertegenwoordigd is.


Lees ook

De onderstroom als bron van hoop

Beelden uit een langlopende serie over de vader van de fotograaf en zijn leefomgeving in de uiterwaarden rond Ophemert, die regelmatig overstromen.

Zo’n themakabinet zou een mooie mix zijn tussen top-down en bottom-up en tussen politieke en maatschappelijke belangen. Gericht op de lange termijn, gebaseerd op feiten en kennis, maar ook op gevoel en empathie. Hoe mooi zou dat zijn?