Toekomstige generaties zullen te maken krijgen met meer hittegolven en overstromingen, met watertekorten en voedselschaarste, met luchtwegproblemen, allergieën en infectieziektes. Ze zullen wellicht ook het opiniestuk van Louise Fresco over het pessimisme (17/6) voorgeschoteld krijgen in hun examen Nederlands met de opdracht er drogredenen uit te vissen.
De meest in het oog springende is de klassieke stropopredenering. Hoewel Fresco expliciet stelt geen karikatuur te maken van het pessimisme („het is niet mijn bedoeling om pessimisme als fatalistische karikatuur neer te zetten”) doet ze dat alsnog („Pessimisten extrapoleren gretig vanuit wetenschappelijke feiten en modellen die over deelonderwerpen gaan en komen dan, zonder nuance, tot de conclusie dat het niet meer goed kan komen”) en vervolgens valt ze die karikatuur aan („Veel van de brede pessimistische generalisaties die worden gemaakt, worden niet door statistiek onderbouwd”).
Wat het allemaal extra verwarrend maakt is dat het stuk grossiert in wat ik dan maar „optimistische generalisaties” noem. Dat het met bepaalde soorten goed gaat, neemt niet weg dat er sterke aanwijzingen zijn dat we midden in de zesde massa-extinctie zitten. Dat er koraalriffen zijn die zich herstellen neemt niet weg dat tachtig procent van de koraalriffen wereldwijd is verbleekt en dat het maar zeer de vraag is of die zich daarvan kunnen herstellen.
Aan het einde van haar betoog blijkt bovendien dat ze het belang van pessimisme wel degelijk inziet, omdat het tegenwicht biedt aan de optimist, die geneigd is een oogje te sluiten voor neveneffecten van diens handelen.
In het verleden behaalde resultaten
In het opiniestuk wordt hoog opgegeven van de website Our World in Data (OWID). Uit de daar gepresenteerde statistieken blijkt dat het supergoed gaat allemaal. Gezonder, rijker, meer keuzevrijheid. Fresco verzucht dat resultaten uit het verleden blijkbaar onvoldoende zijn voor pessimisten. Inderdaad. Die beseffen namelijk dat in het verleden behaalde resultaten geen garantie bieden voor de toekomst. Zij vragen zich bovendien af: waarom vinden we er vooral geruststellende data? Zo lees ik er niets over het feit dat er tegenwoordig zes keer meer plastic in de oceaan te vinden is dan plankton of het feit dat het gewicht van antropogene massa (gebouwen, wegen, et cetera) sinds 2020 het gewicht van biomassa overstijgt.
Pessimistische generalisaties worden wellicht niet onderbouwd door de statistieken van OWID, maar wetenschappelijk onderzoek geeft wel degelijk aanleiding voor het niet al te zonnig inzien van de toekomst.
Mijn grootste probleem met het opiniestuk is overigens niet het geworstel met pessimisme, maar het feit dat in het streven om „de vooruitgang te vieren” de wetenschap zelf voor de bus wordt gegooid. De wetenschap wordt niet alleen geschaad met optimistische generalisaties en door te opperen dat „linkse wetenschappers” domweg naar aandacht verlangen, maar vooral door het belang van wetenschappelijk onderzoek zélf te ondergraven met de suggestie dat de kennis die we hebben over de insectensterfte gebaseerd is op de ervaringskennis van automobilisten. Dat die opeens dachten: waar zijn die insecten eigenlijk gebleven? Natuurlijk niet. Die kennis komt voort uit jarenlang insectenonderzoek, hier en elders, waaruit blijkt dat insectenpopulaties met twee procent per jaar afnemen.
Het belang van de wetenschap is nu juist om dat soort informatie boven tafel te krijgen. Pas achteraf beseften automobilisten die over dit onderzoek hoorden: verdomd, er vlogen zich inderdaad al jaren nauwelijks nog insecten te pletter op mijn voorruit.
Fresco schoffelt zo het wezenlijke belang van haar eigen beroepsgroep onderuit.
Lees ook
De wereld ten onder? Nee. Alles komt goed? Ook niet
