Opinie | Het overmoedige Westen is in zijn eigen sprookje gaan geloven

In Moskou vergelijkt men de Verenigde Staten van nu met de Sovjet-Unie in 1989, vertelde de verbannen Russische journalist Michaïl Zygar laatst op CNN. Het tijdperk van de VS als hegemoniale macht en beschermheer van de ‘vrije wereld’ zou, zo meent men in Rusland, ten einde komen, omdat er sprake is van één eenvoudige overeenkomst met de USSR: ook in dat land geloofden de mensen niet meer in de officiële ideologie. Ze waren cynisch geworden. Het resultaat was de ineenstorting van het systeem.

Zijn we momenteel inderdaad getuige van de ineenstorting van het Westen? En zo ja, wat betekent dit dan? Het einde van een trans-Atlantisch strategisch partnerschap en de culturele neveneffecten daarvan? Of een veel omvangrijkere systemische ineenstorting? Kortom: wat is hier werkelijk aan het kapotgaan?

Aan deze kant van de Atlantische Oceaan wordt het politieke landschap gekenmerkt door een versterking van radicale antidemocratische, neofascistische krachten; door onliberale democratieën en autoritaire, racistische, antimoderne partijen; maar ook door polarisatie, pessimisme en ja, cynisme ten opzichte van het heersende systeem waarvan grote delen van de Europese bevolking vinden dat het hen niet langer vertegenwoordigt.

Daar komt een waaier aan andere problemen bij. Van online radicalisering tot virulente vrouwenhaat; van afnemend respect voor leraren, medisch personeel en andere ambtenaren tot de proliferatie van complotdenken; van afbrokkelende sociale cohesie tot opiniebubbels. De sociale lijm in de Europese samenlevingen laat los.

Wat betekent dit allemaal?

Geen overwinning

De westerse naoorlogse democratieën zijn een groot sociaal experiment zonder historisch precedent. Wat ze hebben gerealiseerd, althans voor sommige mensen en op sommige plaatsen, zijn simpelweg de centrale eisen van de Verlichting: dat alle mensen, althans die in een geografisch gedeelde ruimte, dezelfde kansen, waarde en waardigheid moeten krijgen.

Deze ontwikkeling vond plaats tegen de achtergrond van de systeemconcurrentie tussen het kapitalistische Westen en de communistische Sovjet-Unie. Dat de USSR uiteindelijk instortte, werd in het Westen gezien als een historische overwinning van superieure waarden.

Alleen wás het geen overwinning. De triomftocht van de vrije markt en liberale democratieën kwam tot stilstand. China bewees dat kapitalisme perfect mogelijk is zonder democratie. Irak kon niet met bombardementen overgehaald worden om een westers politiek systeem te accepteren. Delen van Europa zijn de sociale verworvenheden van de afgelopen decennia gaan afwijzen, terwijl ze het concept van de illiberale democratie uitwerkten – of zelfs dat van de regelrechte dictatuur. Zelfs in de VS is de democratie nu op haar retour.

Het gevolg is dat de houding ten opzichte van de democratie in veel westerse landen drastisch is veranderd. Jongeren verkiezen het idee van een sterke leider boven dat van een rommelige democratie. Democratische instellingen worden in diskrediet gebracht, gewantrouwd en niet langer financieel gesteund. De media worden aangevallen, net als de rechtbanken, de universiteiten en de parlementen. Populisten vieren historische overwinningen door de ‘echte, normale’ mensen op te zetten tegen de wortelloze kosmopolitische elites en parasitaire migrantenhordes.

Overmoed liberale elites

Het is een ironische ontwikkeling. Aan het einde van de twintigste eeuw was immers het ‘einde van de geschiedenis’ afgekondigd: er was zogenaamd geen alternatief voor een liberale orde.

Maar de overwinning van het liberalisme plantte tegelijk het zaadje van zijn ondergang. Hubris, het overdreven geloof in je eigen deugden. Westerse samenlevingen accepteerden hun historische geluk als een teken van hun morele superioriteit, en hun economische succes als een logisch gevolg van hun superieure principes en praktijken.

Die overmoed verblindde de liberale elites voor dramatische verschuivingen in hun samenlevingen. Globalisering betekende niet alleen een vlucht van zware industrieën uit Europese landen, maar creëerde ook een nieuwe politieke situatie. De arbeidersbeweging verschrompelde, links verlegde zijn aandacht naar identiteitspolitiek, vooral interessant voor liberale, overwegend academisch geschoolde stadsbewoners.

De traditionele linkse kiezers kwamen tot de – terechte – conclusie dat het heersende systeem hun belangen niet meer diende. Niemand lijdt honger, maar de tijd van sociale mobiliteit is voorbij en daarmee ook de hoop op een betere toekomst. 70 procent van de mensen in Europa en de VS gelooft tegenwoordig dat hun kinderen het slechter zullen krijgen.

De liberale overwinning was in belangrijke mate ook een overwinning van de elites: mensen die doorgaans hoogopgeleid zijn, goedbetaalde banen hebben, langer leven en meer macht bezitten, omdat ze nogal eens in de politiek zitten, bedrijven leiden, lesgeven aan de universiteit of in de media werken. Hun waarden zijn gevormd door de revolutie van 1968, waarin universitair geschoolde stedelingen streden voor een nieuwe manier van denken over seks, genderrollen, politieke macht, kolonialisme, religie, rechten van minderheden en ras. Die waarden werden leidend in het (academisch) onderwijs, de media en de wet.

Zo creëerde ‘1968’ volgens sociale wetenschappers als Pippa Norris een kloof in het westerse culturele landschap. Een kloof tussen hoge en lage cultuur. En tussen hoge en lage meningen. De liberale elites creëerden niet alleen een cultuur met een radicaal nieuwe esthetiek, maar beschouwden deze ook als de enige moreel legitieme vorm van expressie.

Mensen die niet de wereld over reisden, niet zo goed opgeleid waren, veelal op het platteland woonden; die net zoals hun ouders dachten dat kunst mooi moest zijn, patriottisme positief was en mannen mannen waren en vrouwen vrouwen, werden plotseling als reactionair en zelfs achterlijk beschouwd. Maar stelselmatige vernedering van een bepaalde maatschappelijke groep is een gevaarlijke ontwikkeling, die op een gegeven moment tot een uitbarsting zal leiden.

Beperkt clubje winnaars

Naast deze ideologische breuk ontstond een economische scheiding. Vanaf de jaren tachtig begon de stijging van de lonen ver achter te blijven bij die van de productiviteit. Een steeds groter deel van de winst belandde in een krimpend aantal zakken.

Dankzij globalisering werden consumptiegoederen veel goedkoper, waardoor de materiële rijkdom van miljoenen toenam. Maar het clubje van échte winnaars – in macht en vermogen – was intussen heel beperkt. Deze mensen wonnen op grootse wijze. Een nieuwe kaste van techmiljardairs heeft zich ontpopt als een belangrijke politieke speler, nauwelijks geremd door de wetten van traditionele democratieën.

Die democratieën zouden wel eens om zeep geholpen kunnen worden door de grote techkapitalisten. Zij wenden al hun macht aan om het perfecte surveillancekapitalisme te creëren – zij het met een democratische façade. Een paar mensen en bedrijven zullen de belangrijkste technologieën, patenten en algoritmen bezitten, terwijl een kleine klasse van hofnarren, creatievelingen en technici het verhaal van hun heerschappij schrijft en verspreidt en onderwijl de digitale raderen draaiende houdt. De overgrote meerderheid van de mensen zal het zwijgen worden opgelegd door middel van entertainment, hoogbewerkt voedsel en een bombardement van content dat de zintuigen overweldigt – en tegelijk in een toestand van onwetendheid, woede en latente angst worden gehouden.

Nee, dit is geen paranoïde speculatie. De helft van het werk in de richting van autoritaire heerschappij is al gedaan. Niet alleen in de VS, maar ook in sommige Europese landen.

Technofeodalisme

Was de democratie slechts de politieke uitdrukking van het industriële tijdperk? Misschien was al dat gepraat over mensenrechten leuk, maar hoorde het gewoon bij het tijdperk van het fossiele kapitalisme, als vijgenblad van liberale elites die zichzelf volpropten terwijl ze moreel het hoogste woord voerden. En zal het tijdperk van het ‘technofeodalisme’ (zoals de altijd vermakelijke Yanis Varoufakis het noemt) zijn eigen politieke vorm voortbrengen – zijn eigen vorm van het toewijzen van macht en het uitoefenen van controle die simpelweg niet mogelijk was met eerdere technologieën? Dat lijkt geen denkbeeldig scenario, de snelle technologische veranderingen gooien de manier overhoop waarop wij ons verhouden met de wereld, tot elkaar en met onszelf. Deze veranderingen voltrekken zich sneller dan samenlevingen ze kunnen opnemen in hun gewoonten, hun sociale rituelen en uitdrukkingen – laat staan in hun wetten.

Is dit het einde van het Westen? De scheiding van de VS markeert ongetwijfeld het einde van een tijdperk. Maar de ineenstorting van het liberale project is niet het werk van een Amerikaanse president, de aandelenmarkt of een elitaire neoliberale kliek. Het gebeurde – en gebeurt nog steeds – namelijk thuis, in onze hoofden. Het is de manier waarop we ons zijn gaan afkeren van een driehonderd jaar durend project. Om met Hemingway te spreken: geleidelijk, en toen plotseling.

Als dit de instorting van het Westen is, dan werd die al in 1964 voorzien door de Duitse rechtsgeleerde Ernst Wolfgang Böckenförde. Hij schreef: „De liberale, seculiere staat berust op voorwaarden die hij zelf niet kan garanderen”.

Deze zin is de sleutel tot het begrijpen van het verval van de volwassen democratie in tijden van rijkdom en vrede. Het is niet het systeem dat ophield te functioneren, maar een wegvallend geloof in de principes die ervoor zorgen dat het systeem werkt, waaronder een minimum aan wederzijds vertrouwen dat iedereen zich aan de regels houdt.

Een democratische, op rechten gebaseerde orde en haar rechtssystemen zijn in feite een verzameling regels om het spel van het maatschappelijke leven te spelen. En ieder spel is afhankelijk van het respect van de spelers voor deze regels en voor elkaar, en een minimum aan vertrouwen dat de anderen zich ook aan de regels zullen houden, bijvoorbeeld door hun macht op te geven na een afgesproken periode. Het doel is om over meningsverschillen en belangen te onderhandelen in een publieke arena en door middel van een collectief ritueel. Dat zal alleen zonder bloedvergieten verlopen als beide partijen de geschreven en ongeschreven regels naleven.

Spelregels

Als één groep spelers zich voortdurend uitgebuit en vernederd voelt door deze regels en hun beschermheren, zullen ze weigeren te spelen, of ze zullen dobbelstenen meenemen naar een schaakspel en messen naar een voetbalwedstrijd. Ze zullen zich tot de disruptor wenden die het spel zelf kan vernietigen en belooft hen tot eeuwige kampioenen te maken.

Niet alleen zijn de spelregels de afgelopen decennia enorm veranderd als het gaat om burgerrechten, gelijkheid en gender, maar ook als het gaat om het machtsspel zelf. De houding die mensen aannemen ten opzichte van de regels, is niet meer zoals die generaties lang geweest is. Mensen groeiden toen op in min of meer onrechtvaardige en onderdrukkende, maar óók stabiele machtsstructuren.

Over deze overgang van traditionele maatschappelijke hiërarchieën naar de meer egalitaire, fluïde samenlevingen van onze geglobaliseerde wereld, heeft de politicoloog Olivier Roy iets cruciaals opgemerkt. Totdat in de jaren 2000 de globalisering, digitalisering, het internet en wereldwijde mobiliteit de wereld op zijn kop zetten, waren maatschappelijke verhoudingen en waarden meestal gecodeerd in impliciete culturele kennis. In onze getransformeerde wereld wordt die impliciete kennis vervangen door woekerende regelgeving en eindeloze nieuwe wetten, allemaal om een wereld te beheersen die niet langer wordt geregeerd door een collectief ‘zo hoort het!’. Vanuit een wereld gebaseerd op een van culturele vooroordelen en praktijken doordrenkt geweten, lijken we rechtstreeks de wereld te hebben betreden van video-observatie en gezichtsherkenningsalgoritmen.

Dit lijkt mij de kern van de ineenstorting van het Westen. Net als in de stervende Sovjet-Unie hebben veel mensen hun geloof in de heersende ideologie verloren en zijn cynisch geworden. In het geval van het Westen is de heersende ideologie een op rechten gebaseerde liberale democratie en, dieper nog, de Verlichting.

Tijdelijk respijt

Deze poging grote, complexe samenlevingen te besturen op basis van de premissen van individuele gelijkheid en vrijheid, met regelmatige, eerlijke en vrije verkiezingen als belangrijkste instrument, is een betrekkelijk recent experiment met een open einde. Het vereist voorwaarden die het zelf niet kan garanderen: een minimum aan sociaal vertrouwen, respect en beschaving. Maar wie durft vandaag nog te zeggen wat beschaving is?

Een dramatische verschuiving in de wereldeconomie heeft de uitgangspunten van dit experiment veranderd. Wat een historische overwinning leek, is een tijdelijk respijt gebleken. Liberale, stedelijke elites hebben een rol gespeeld in dit proces door niet te anticiperen op het verzet dat hun dominantie zou uitlokken en door op te houden kritisch te staan tegenover hun eigen overtuigingen en waarheden.

De vraag is nu of het resultaat een onvermijdelijk afglijden is naar surveillance- en datagestuurde autocratieën. Of kunnen de principes van de Verlichting het tijdperk van fossiel, industrieel kapitalisme overstijgen? Heeft het idee van sociale rechtvaardigheid dan toch genoeg kracht om een beweging van radicale democratische hervormingen te dragen?

De geschiedenis van Europa heeft ons geleerd wat de kosten zijn van haat, tribalisme en geweld – en hoe belangrijk het is om een op feiten gebaseerd gedeeld verhaal over vrijheid, solidariteit, gelijkheid en democratie te hebben. In zijn realisatie en veelvuldig misbruik is het een onvolmaakt verhaal. Maar het is het enige dat ons scheidt van barbarij.