Onlangs verstoorden Extinction Rebellion en Scientist Rebellion een bijeenkomst over de maatschappelijke acceptatie van afvang en opslag van CO2 (CCS). Niet zo gek voor een technologie die door een intensieve lobby van Shell hoog op de politieke agenda is gekomen. De fossiele industrie gebruikt CCS al zo’n vijftig jaar om méér olie omhoog te pompen terwijl ze deze technologie samen met wetenschappers tegelijkertijd als klimaatoplossing promoot.
Verrassend genoeg is CCS ook voor het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) een van de sleuteltechnologieën om de uitstoot naar beneden te brengen. Sterker nog: het recent gepubliceerde rapport over de energietransitie bestaat volledig uit ‘technofixes’. Dat is een gemiste kans. Want terwijl we technologie zeker nodig hebben, staat de gigantische stapel aan technologische routekaarten ook symbool voor decennia falend klimaatbeleid. Dat wordt aan de hand van CCS goed duidelijk.
Problemen in de uitvoering
Het afvangen en opslaan van CO2 is een dure en controversiële technologie. Tientallen jaren aan ervaring en onderzoek hebben de kosten niet naar beneden gebracht. Dat het geraamde budget voor het eerste opslagproject, genaamd ‘Porthos’, nu al drie keer duurder is dan begroot, is weinig verbazingwekkend. Daarnaast komt de technologie met veel problemen in de uitvoering. Een review van twaalf grote CCS-projecten laat een lange reeks van kostenoverschrijdingen zien, waarbij miljarden aan subsidies van belastingbetalers worden geïnd en er uiteindelijk een stuk minder wordt afgevangen dan beloofd. Of deze technologie ooit effectief en op klimaatrelevante schaal gaat werken, blijft ondanks al het onderzoek een grote gok.
Desalniettemin speelt CCS een belangrijke rol in het debat over klimaatoplossingen, en dat heeft alles te maken met de dominante positie van een select gezelschap mitigatiewetenschappers. Kevin Anderson, hoogleraar Energie en Klimaatverandering in Manchester, noemt hen terecht de ‘mogelijkmakers’ van de status quo. Want hoewel dit gezelschap niet primair verantwoordelijk is voor dertig jaar onvermogen om mondiale emissies naar beneden te brengen – die eer is aan industrie en politiek – bepaalt hun techno-optimistische cultuur van doorrekenen en modelleren wél (mede) wat er op de politieke agenda komt.
Lees ook
Geen enkel land dat inzet op CO2-opslag moet zich rijk rekenen
Daarbij hebben ze een voorkeur voor grootschalige technologische en marktgeoriënteerde oplossingen; weigeren ze om economische groei ter discussie te stellen; houden ze grootschalige gedragsverandering (grotendeels) buiten de boot; en verstoppen ze moeilijke politieke beslissingen over onmiddellijke emissiereductie achter technologieën die nog ontwikkeld moeten worden.
Al deze voorkeuren komen in de keuzes van het Planbureau terug. Daarbij is de blik iets verder op de toekomst gericht dan gebruikelijk, maar het rapport ademt nog steeds technologische blikvernauwing. Ook neemt het Planbureau economische groei zonder verdere uitleg als gegeven. Terwijl het bewijs tegen ‘groene groei’ als snelle verduurzamingsstrategie zich opstapelt. Het rapport houdt bovendien gedragsverandering vakkundig buiten de deur. Daar zou geen ‘draagvlak’ voor zijn. Tot slot speelt de noodzaak van onmiddellijke reductie geen rol van betekenis. Zo blijft de inzet van de overheid op nieuwe gasboringen in de Noordzee bijvoorbeeld onbesproken. Terwijl het conservatieve Internationale Energie Agentschap (IEA), gesteund door een grootschalige review van mitigatiescenario’s, aangeeft dat er geen ruimte voor ‘nieuw fossiel’ is binnen de anderhalve graaddoelstelling van Parijs.
Als we ons beperken tot bestaande technologische verduurzamingsplannen dan vervult het Planbureau een belangrijke rol. Zo heeft het wel degelijk ook stevige kritiek op CCS als technologie waarmee de fossiele industrie zo lang mogelijk door kan gaan met het oppompen van olie en gas. Dat is opvallend omdat de twee Nederlandse opslagprojecten, behalve Porthos ook Aramis, nu mede worden ingezet om olieraffinaderijen te ‘vergroenen’. Daar kan dus een dikke streep doorheen.
Maatschappelijke kantelpunten
Bij de noodzakelijke verbreding van het klimaatdebat bewijst het PBL toekomstige generaties echter een slechte dienst. Als rolvaste ‘mogelijkmaker’ kiest het ervoor om één oplossingsrichting te verkennen. Terwijl je – zonder partijdig te worden – wetenschappelijk onderzoek ook kunt inzetten om de status quo open te breken. Dat kan door sociale- en gedragswetenschappers te laten nadenken over een routekaart op weg naar maatschappelijke kantelpunten die het draagvlak voor duurzamer gedrag vergroten. Voor fossiele reclames heeft dat al een duidelijk advies aan de overheid opgeleverd (die moeten we afschaffen).
Ook kan het PBL ervoor kiezen om alternatieve manieren om de economie te ordenen niet op voorhand af te wijzen. Zo kun je een gedegen ‘ontgroei’-rapport schrijven waarin het onhoudbare ‘Nederland klimaatneutraal in 2050’ wordt losgelaten. Want als je mondiale klimaatrechtvaardigheid een plek geeft, dan moeten wij over tien jaar al volledig van de fossiele brandstoffen af zijn. Dat maakt de uitdaging weer net wat anders. En dat roept weer nieuwe wetenschappelijke vragen op over het afschalen van bepaalde sectoren en het opschalen van andere. Over mobiliteit voorbij de privéauto. Of over de aanpak van overconsumptie en luxe emissies – bijvoorbeeld vakantievliegreizen – van het rijke smaldeel van Nederland.
Een planbureau dat de planetaire crisissituatie serieus neemt, zou minder rolvast moeten zijn. En schrikt niet langer terug voor het verkennen van alternatieven. Want voor een snelle en eerlijke route naar een fossielvrije toekomst moeten alle opties op tafel.