Opinie | Het interview met de vredesactivist werd vooral een correctie van zijn beweringen

Wie het kleine tekstje bij het interview met vredesactivist Jakob de Jonge (‘We hebben ons heel erg opgesloten in onze versie van de werkelijkheid’, 11 april) las, zag de contouren van een wolk van ongenoegen: De Jonge, stond er, „is van mening dat zijn ‘goede naam wordt aangetast’ door de wijze waarop NRC hem karakteriseert: als ‘een ordinaire Poetin-fluisteraar’, ‘wat ik absoluut niet ben’.”

De geïnterviewde beschreef zijn onvrede veel uitgebreider op LinkedIn, waarin hij stelde dat het interview feitelijk een opiniestuk was waarin de auteurs, Hugo Schiffers en Simone Peek, „een uiterst gekleurd verslag van mijn opvattingen weergeven en mijn woorden inzetten voor hun eigen agenda”. Nadat De Jonge inzage had gekregen in een conceptversie had hij „zijn toestemming voor publicatie per direct ingetrokken”; later had hij zich ook – zonder resultaat – tot de hoofdredactie gewend. Drie dagen na de publicatie van de post op LinkedIn meldde hij zich bij de ombudsman.

De Jonge is een van de oprichters van De Nieuwe Vredesbeweging, een samenwerkingsverband van zo’n twintig organisaties die vinden dat het publieke debat wordt overheerst door oorlogsretoriek. Het interview (niet namens de organisatie, maar op persoonlijke titel gegeven) gaat in de eerste plaats over zijn visie op de oorlog in Oekraïne. Daarbij worden zijn feitelijke beweringen weersproken door de interviewers, die herhaaldelijk constateren dat wat hij zegt, overlapt met Russische propaganda. Dat geeft het interview trekken van een twistgesprek met niet opvattingen, maar feiten als inzet. De Jonge bevestigt de in het verhaal afgedrukte citaten, maar hij vindt dat de tekst geen eerlijke weergave biedt van het gesprek en voelt zich in de val gelokt. „Ik had niet ingetekend voor een factcheck.”

Hoe kwam het verhaal tot stand? In maart bezocht buitenlandredacteur Schiffers – hij had weekenddienst – een bijeenkomst van vredesactivisten in Amsterdam met het doel om korte portretten van enkele aanwezigen te maken. Daar zag hij uiteindelijk vanaf omdat het hem opviel dat er op de bijeenkomst nogal wat beweringen werden gedaan over de oorlog in Oekraïne die hem discutabel voorkwamen. In plaats daarvan verzocht hij De Jonge in een korte mail om een interview over zijn vredeswerk; in tweede instantie liet hij weten dat zijn collega Peek – die dagelijks verslag doet van de oorlog, geregeld vanuit Oekraïne zelf – mee zou komen. Zij zou, beter dan Schiffers zelf, in staat zijn al tijdens het gesprek de uitspraken van De Jonge te wegen. Journalistiek is immers geen doorgeefluik.

De Jonge ontving een paar dagen voor publicatie de concept-tekst, schrok naar eigen zeggen van het resultaat, en schreef dat hij niet wilde dat het werd gepubliceerd. (Dat laatste is overigens iets waar een geïnterviewde niet over gaat.) Daarna stuurde hij een groot aantal opmerkingen over de tekst. Schiffers en Peek wilden die gebruiken om passages aan te passen, maar dat wilde de De Jonge niet, ondanks een extra aanmoediging om concrete wijzigingsvoorstellen te doen. Zijn bezwaar gold immers het hele verhaal. Dat deed volgens hem geen recht aan het gesprek en besteedde bovendien overmatig veel aandacht aan drie jaar oude tweets over het bloedbad in Boetsja. Nu zijn die inderdaad oud, maar in het gesprek verdedigt De Jonge elementen uit die tweets – al zegt hij ook niet als „Boetsja-twijfelaar” bekend te willen staan.

Uit onder meer de correspondentie die beide partijen mij toonden, blijkt ook verschil van inzicht over wat betrouwbare bronnen zijn: voor De Jonge behoren media als de BBC en The New York Times – die bij NRC in hoog aanzien staan – daar niet noodzakelijkerwijs toe.

De discussie over feiten en propaganda maakte volgens De Jonge slechts een deel van het vier uur durende gesprek uit. Dat klopt uiteraard, maar uit de transcriptie ervan blijkt dat de ‘factcheck’-elementen op verschillende momenten terugkomen; het is niet zo dat een losstaand brokje dialoog ineens tot hoofdzaak is verheven. Wel begrijp ik zijn teleurstelling over het feit dat wat hij kwijt wilde – dat wie vrede wil, oog moet hebben voor het „veiligheidsgevoel” van de vijand – in het artikel een ondergeschikte rol speelt.

Daar staat tegenover dat journalisten zelf gaan over wat zij de hoofdzaak van een gesprek vinden, zoals ze ook niet vooraf hoeven te zeggen wat ze willen vragen. Wat dat betreft – en ook in het bieden van de kans om op het concept te reageren – hebben de auteurs zich gehouden aan de NRC Code.

Belangrijk genoeg

Wel blijft er nog een vraag van een andere orde over, namelijk hoeveel een lezer uiteindelijk met dit interview opschoot. Weinig, stelde een van hen in een ingezonden brief. Waarom iemand de eer van een interview gunnen om hem daarin dingen laten zeggen die vervolgens niet waar blijken? Is hij daar belangrijk genoeg voor? De Jonge is immers geen minister of machthebber, maar (slechts) de voorman van een vooralsnog niet bijzonder invloedrijke actiegroep.

Wat Schiffers en Peek betreft is De Nieuwe Vredesbeweging belangrijk genoeg: de organisatie figureerde eerder (met wisselend kritische insteek) op Radio 1, in The Economist, de Volkskrant, Trouw, bij de NOS en in Nieuwsuur. Ik had me ook heel goed kunnen voor kunnen stellen dat het kritische gesprek met De Jonge was verwerkt in een breder verhaal waarin de onmiskenbaar losse omgang met de feiten één van de elementen was. Volgens Peek had juist zo’n aanpak een weinig concreet verhaal opgeleverd: „Een vraaggesprek is volgens mij juíst een goede manier om te laten zien hoe deze manier van denken er in de praktijk uitziet.”

Arjen Fortuin

Reacties: [email protected]

Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement.
Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.