Zelden heb ik zoveel onzin gehoord over het Nederlandse staatsrecht als in de afgelopen maanden. PVV-leider Geert Wilders spande de kroon. Hij noemde het „staatsrechtelijk onjuist en ondemocratisch” dat hij als leider van de grootste partij geen premier kan worden. Maar het staatsrecht schrijft hierover in het geheel niets voor. Het zijn de politici van de regeringspartijen zelf die bepalen wie de nieuwe premier wordt. Ook de uitvoerige discussie over de vorm van een nieuw kabinet heeft niets te maken met het staatsrecht. Het zegt vooral iets over de krampachtige wijze waarop de vier onderhandelende partijen hopen hun kabinet als nieuw en uitzonderlijk te kunnen presenteren.
De discussie maakt duidelijk dat er in Nederland te weinig kennis bestaat over de werking van ons staatsrecht. Weinig Nederlanders realiseren zich dat onze Grondwet een aantal zeer specifieke kenmerken heeft die ons staatsrecht anders maken dan dat van onze buren. Zo weten veel Nederlanders wel dat de Nederlandse rechter, anders dan de Duitse, wetten en verdragen niet mag toetsen aan de Grondwet, maar ze weten niet welke consequenties dat heeft voor ons bestel.
Toetsing
De Nederlandse Grondwet heeft vooral symbolische waarde en is een van de oudste van Europa. Omdat er geen constitutionele toetsing plaatsvindt was het tot nu toe niet echt nodig om de Grondwet stevig onder handen te nemen. Dat heeft tot gevolg dat een aantal bepalingen uit de negentiende eeuw zijn gehandhaafd. Daardoor maakt de Grondwet een wat archaïsche indruk. Zo schrijft de Grondwet bovenmatig veel over de Koning. Alleen al het woord ‘Koning’ komt er 58 keer in voor. Maar andere voor Nederland relevante thema’s, zoals de euro of de Europese Unie, worden niet eens genoemd in de Grondwet. De EU wordt in de Grondwet beschouwd als een van de volkenrechtelijke organisaties, wier wetten en besluiten directe geldigheid hebben nadat ze zijn bekendgemaakt.
Juist nu deze bestuurscultuur onder druk komt te staan, is het van het grootste belang dat er meer kennis komt van de consequenties van het staatsrecht voor het Nederlandse bestuur. Te vaak worden met een beroep op het staatsrecht beweringen gedaan die niet zijn gebaseerd op onze Grondwet, noch op de internationale verdragen waaraan Nederland zich heeft gebonden.
De vrijblijvendheid van het Nederlandse debat over het staatsrecht leidt niet alleen tot misverstanden in de binnenlandse politiek, maar zeker ook in de buitenlandse. Zo beloofde premier Rutte al in 2022 aan de VVD-fractie en later ook aan zijn partij om er alles aan te doen om de asielinstroom substantieel omlaag te brengen. Dat werd ook de belangrijkste legitimatie voor een nieuw rechts kabinet dat nu eindelijk – zo wordt gezegd – de problemen gaat oplossen.
Het zorgwekkende aan dit soort uitspraken is dat er helemaal niet wordt gesproken over de vraag welke consequenties ze hebben voor de grenscontroles, voor de relatie met de buurlanden, voor de handhaving van de Dublin-akkoorden waarin de verdeling van vluchtelingen in de EU is vastgelegd en uiteindelijk ook voor de vrije markt van goederen en personen, zoals die is vastgelegd in de Akkoorden van Schengen. Zelfs de vraag of het überhaupt mogelijk is om het aantal vluchtelingen te beperken, zie de Britse realiteit, blijft onbesproken.
Om aan deze vrijblijvendheid een einde te maken pleit NSC-leider Pieter Omtzigt voor de oprichting van een Constitutioneel Hof, zoals de meeste EU-lidstaten dat al lang hebben. Dat idee is zeker het overwegen waard. Maar de grote consequenties van dit idee voor de Nederlandse rechtsstaatcultuur blijven daarbij onderbelicht.
Lees ook
Wilders of geen Wilders: een nieuwe coalitie moet de maatschappelijke breuk helen
Zo zal onze Grondwet herschreven moeten worden om verouderde artikelen weg te werken zodat de rechter niet per ongeluk toestaat dat de Koning zelf wetten indient die door het parlement in behandeling moeten worden genomen. Bovendien zal een aantal nieuwe artikelen aan de Grondwet moeten worden toegevoegd om de relatie van regering en parlement met de EU van waarborgen te voorzien.
Maar het belangrijkste is wel dat de Haagse politiek zal moeten wennen aan de eerbiediging van uitspraken van rechters, die op basis van grondwettelijke toetsing politiek beleid geheel of gedeeltelijk naar de prullenbak verwijzen (zoals in Duitsland met enige regelmaat gebeurt).
Ondemocratische partij
Het valt te bezien of politiek Den Haag dat gemakkelijk accepteert. De wijze waarop de Nederlandse regering probeert een recente uitspraak van het Gerechtshof Den Haag te omzeilen spreekt boekdelen. Nadat het Hof de levering van onderdelen van F-35’s aan Israël verbood, zocht de Nederlandse regering al naar andere wegen om deze levering alsnog mogelijk te maken. Een volgend kabinet zou wel eens veel meer moeilijkheden kunnen krijgen dan het vorige om gerechtelijke uitspraken na te leven.
De Raad van State zal zich veel actiever dan voorheen moeten inlaten met het reilen en zeilen van de politiek. Hoe is het mogelijk dat er nu al sinds 2006 een ondemocratische partij met slechts twee leden, Geert Wilders en de Stichting Vrienden van de PVV, zitting heeft in het Nederlandse parlement? Waarom wordt de Wet op de politieke partijen niet aangescherpt, zodat de PVV zich wel moet openstellen voor nieuwe leden die ook stemrecht hebben, zodat onze democratie in brede zin gewaarborgd blijft? Een eenpersoonspartij als de PVV is in Duitsland verboden. En terecht.
Het debat over de vele andere vragen rondom het staatsrecht heeft juist nu de hoogste prioriteit. Het kan niet blijven bij vrijblijvende voorstellen zonder te spreken over het grondwettelijke kader waarin deze voorstellen moeten worden geplaatst, noch over de consequenties voor het beleid. Werk aan de winkel dus, en graag snel een beetje.