In mijn tweeëntwintig jaar als hoogleraar aan Harvard ben ik nooit bang geweest om de hand te bijten die me voedt. Mijn essay The Trouble With Harvard uit 2014 pleitte voor een transparant meritocratisch toelatingssysteem ter vervanging van het huidige ondoorzichtige systeem waarin een oogje wordt dichtgeknepen voor heimelijk gesjoemel. Mijn Vijfpuntenplan om Harvard van zichzelf te redden uit 2024 drong er bij de universiteit op aan zich te committeren aan vrijheid van meningsuiting, institutionele neutraliteit, geweldloosheid, uiteenlopende standpunten en het afschaffen van het Diversiteits-, Gelijkheids- en Inclusiebeleid (DEI). Afgelopen herfst, op de verjaardag van de Hamas-aanval op 7 oktober 2023, verklaarde ik dat ik zou willen dat Harvard haar studenten leerde om over Israël te praten en riep ik de universiteit op onze studenten te leren omgaan met morele en historische complexiteit. Twee jaar geleden was ik medeoprichter van de ‘raad voor academische vrijheid’, die het universiteitsbeleid sindsdien regelmatig tegen het licht houdt en aandringt op verandering.
Dus ik ben bepaald niet iemand die zijn werkgever altijd vrijpleit als ik zeg dat het huidige gescheld op Harvard uit de hand is gelopen. Volgens critici is Harvard een „nationale schande”, een „leerschool voor wokeness”, een „maoïstisch indoctrinatiekamp”, een „schip vol dwazen”, een „bolwerk van ongebreidelde Jodenhaat en -intimidatie”, een „poel van extremistische relschoppers” en een „islamistische voorpost” waar de overheersende mening op de campus is: „Vernietig de Joden en je hebt de wortel van de westerse beschaving vernietigd.”
En dan hebben we het nog niet eens over president Trump, die Harvard als „een antisemitische, extreemlinkse instelling” bestempelt, een „progressieve puinhoop” en een „bedreiging voor de democratie” waar bijna alleen maar „woke, radicaallinkse idioten en domkoppen worden aangenomen die studenten en zogenaamde toekomstige leiders uitsluitend leren hoe ze de mist in kunnen gaan”.
De gebeten hond
Dit is niet gewoon maar loze praat. Boven op de brute bezuinigingen op onderzoeksfinanciering over de gehele linie heeft de regering-Trump ook besloten dat Harvard geen overheidssubsidies meer ontvangt. En alsof dat nog niet genoeg is heeft de regering kortgeleden ook besloten dat Harvard geen buitenlandse studenten meer mag inschrijven en gedreigd met een vervijftienvoudiging van de belasting op ontvangen schenkingen en intrekking van de belastingvrije non-profitstatus.
We kunnen hier spreken van het Harvard-syndroom van de gebeten hond. Als oudste, rijkste en beroemdste universiteit van de Verenigde Staten heeft Harvard altijd al buitensporig veel aandacht getrokken. In de publieke verbeelding is de universiteit zowel de belichaming van het hoger onderwijs als een magneet bij uitstek voor grieven tegen de elite.
Psychologen hebben een symptoom geïdentificeerd dat ‘splitting’ wordt genoemd, een vorm van zwart-witdenken waarbij patiënten zich iemand in hun leven alleen maar kunnen voorstellen als een verheven engel dan wel als verfoeilijke boosdoener. Dit symptoom wordt meestal behandeld met dialectische gedragstherapie, uitgaande van de gedachte dat de meeste mensen een mengeling zijn van meer en minder goede kanten. Op de lange termijn helpt het misschien niet om hen uitsluitend als slecht te beschouwen. Maar het is ongemakkelijk als anderen ons teleurstellen. Hoe kun je ruimte maken voor dat ongemak zonder dat je hele beeld daardoor wordt gekleurd?
In de VS bestaat een dringende behoefte aan deze balans bij de omgang met instellingen op het gebied van onderwijs en cultuur. Ik zal de eerste zijn om toe te geven dat Harvard met ernstige tekortkomingen kampt. Het idee dat er iets niet goed gaat op de universiteit is wijdverbreid en heeft ertoe geleid dat Trumps frontale aanval op sympathie kan rekenen en zelfs voor leedvermaak zorgt. Maar Harvard is een complex systeem dat zich in de loop van vele eeuwen heeft ontwikkeld en voortdurend te maken heeft met tegenstrijdige en onverwachte uitdagingen. De juiste behandeling (net als bij andere imperfecte instellingen) is om te diagnosticeren voor welk deel welke remedie is vereist, niet om de halsslagader maar door te snijden en te kijken hoe de zaak doodbloedt.
Verleidelijk doelwit
Hoe heeft Harvard zo’n verleidelijk doelwit kunnen worden? Een deel van de woede is een logisch gevolg van de aard van de universiteit.
Harvard is gigantisch: er zijn 25.000 studenten die college krijgen van 2.400 docenten, verspreid over dertien faculteiten (waaronder bedrijfskunde en tandheelkunde). Onvermijdelijk zullen zich in deze menigte enkele excentriekelingen en onruststokers bevinden, en hun capriolen kunnen tegenwoordig viraal gaan. Mensen zijn vatbaar voor de ‘beschikbaarheidsbias’, waarbij een gedenkwaardige anekdote zich in hun hoofd nestelt en door hun subjectieve inschatting tot enorme proporties wordt opgeblazen. Op die manier kan één luidruchtige linkse figuur uitgroeien tot een maoïstisch indoctrinatiekamp.
Daarnaast committeren universiteiten zich aan de vrijheid van meningsuiting, ook als het om meningen gaat die ons niet welgevallig zijn. Een bedrijf kan een al te uitgesproken werknemer ontslaan; een universiteit kan en mag dat niet.
Ook is Harvard geen kloosterorde, maar onderdeel van een wereldwijd netwerk. Onze meeste promovendi en faculteitsleden zijn elders opgeleid, bezoeken dezelfde congressen en lezen dezelfde publicaties als iedereen in de academische wereld. Ook al gaat Harvard door voor nog zo bijzonder, vrijwel alles wat hier gebeurt vindt ook plaats op andere onderzoeksintensieve universiteiten.
Ten slotte zijn onze studenten geen onbeschreven bladen waarop we naar hartenlust van alles kunnen neerpennen. Jongeren worden meer gevormd door hun leeftijdsgenoten dan meestal wordt beseft. Studenten worden gevormd door de cultuur van hun leeftijdsgenoten op de middelbare school, op Harvard en (vooral via sociale media) in de wereld. In veel gevallen zijn de politieke opvattingen van studenten net zomin het gevolg van indoctrinatie door docenten als hun groene haar en hun gepiercete neustussenschot.
Toch is de vijandige houding jegens Harvard verdiend. Mijn collega’s en ik maken ons al jaren zorgen over de uitholling van de academische vrijheid op onze universiteit, waarvan enkele schrijnende voorbeelden te geven zijn. In 2021 werd biologe Carole Hooven gedemoniseerd en daadwerkelijk van Harvard verstoten nadat ze in een interview had uitgelegd wat de biologie onder mannelijk en vrouwelijk verstaat. Haar ontslag was aanleiding voor ons om de raad voor academische vrijheid op te richten, maar het was niet de eerste en zeker niet de laatste.
Epidemioloog Tyler VanderWeele moest zich ‘herstelrechtzittingen’ laten welgevallen toen iemand ontdekte dat hij in 2015 medeondertekenaar was geweest van een amicus curiae-brief aan het Hooggerechtshof, waarin gepleit werd tegen het homohuwelijk. Een college van bio-ingenieur Kit Parker over de evaluatie van misdaadpreventieprogramma’s werd stopgezet nadat het door studenten als „aanstootgevend” was betiteld. Rechtsgeleerde Ronald Sullivan werd ontslagen als decaan van een studentenhuis toen zijn juridische vertegenwoordiging van Harvey Weinstein studenten een ‘onveilig’ gevoel gaf. De Foundation for Individual Rights and Expression (FIRE) houdt dergelijke incidenten bij en heeft Harvard de afgelopen twee jaar als laatste gerangschikt op het gebied van vrijheid van meningsuiting, van ongeveer 250 onderzochte hogescholen en universiteiten.
Deze sancties zijn niet alleen onrechtvaardig tegenover individuen. Eerlijk wetenschappelijk onderzoek wordt moeilijk als onderzoekers er constant voor moeten waken dat een vakmatige opmerking hen blootstelt aan karaktermoord of dat een conservatieve mening als een misdaad wordt beschouwd. In het geval van Ronald Sullivan verzaakte de universiteit haar plicht om volwassen burgers op te leiden door te zwichten voor de emoties van haar studenten in plaats van hun onderwijs te geven over het Zesde Amendement en het verschil tussen volksjustitie en rechtsstaat.
Zwart-witdenken
Maar een leerschool voor wokeness? Dat is zwart-witdenken waarvoor gedragstherapie nodig is. Alleen al het opsommen van de sancties, vooral bij een grote en in het oog springende instelling als Harvard, kan het oneindig veel grotere aantal gevallen overschaduwen waarin heterodoxe meningen worden geuit zonder dat iemand daar ophef over maakt. Hoe verontrust ik ook ben over de aanvallen op de academische vrijheid op Harvard, aan die laatste plaats op de ranglijst zit een luchtje.
Laat ik met mezelf beginnen. Tijdens mijn decennia aan de universiteit heb ik veel controversiële ideeën onderwezen, waaronder de realiteit van sekseverschillen, de erfelijkheid van intelligentie en de evolutionaire wortels van geweld (waarbij ik mijn studenten uitnodigde het niet met me eens te zijn, mits ze daar argumenten voor aandroegen). Ik wil me niet moediger voordoen dan ik ben, maar het resultaat is nul protesten, verschillende universitaire onderscheidingen en warme banden met elke leerstoelhouder, decaan en bestuursvoorzitter.
Ook mijn meeste collega’s houden zich aan de feiten en melden hun bevindingen, hoe politiek incorrect ze ook mogen zijn. Enkele voorbeelden: er bestaat een biologische onderbouwing voor ras. Het huwelijk vermindert criminaliteit. Net als probleemgericht politiewerk. Het racisme is afgenomen. Fonetiek is essentieel voor leesonderwijs. Triggerwaarschuwingen doen meer kwaad dan goed. Afrikanen waren actief in de slavenhandel. Opleidingsniveau is deels genetisch bepaald. Hard optreden tegen drugs kent voordelen, het legaliseren ervan kent nadelen. Markten kunnen mensen eerlijker en vrijgeviger maken. Ondanks alle krantenkoppen bestaat het dagelijks leven op Harvard uit het publiceren van ideeën zonder angst of vooroordelen.
Een ander gebied waarop Harvard onmiskenbaar tekortschiet, al helpt het op de lange termijn niet om dat alleen maar als slecht af te doen, is diversiteit op het gebied van gezichtspunten. Volgens een onderzoek uit 2023 van het studentenblad The Harvard Crimson noemde 45 procent van de leden van de Faculteit van Letteren en Wetenschappen hun politieke voorkeur ‘progressief’, 32 procent ‘zeer progressief’, 20 procent ‘gematigd’ en slechts 3 procent ‘conservatief’ of ‘zeer conservatief’. (De optie ‘woke radicaal-linkse idioot’ kwam niet in het onderzoek voor.) FIRE schat het aantal conservatieve faculteitsleden iets hoger in, namelijk 6 procent.
Politieke diversiteit
Een universiteit hoeft geen representatieve democratie te zijn, maar te weinig politieke diversiteit kan haar opdracht in gevaar brengen. In 2015 toonde een team van sociale wetenschappers aan hoe een progressieve monocultuur tot wetenschappelijke fouten op hun vakgebied had geleid, zoals het voorbarig concluderen dat progressieven minder bevooroordeeld zijn dan conservatieven omdat ze hadden getest op vooroordelen jegens Afro-Amerikanen en moslims maar niet jegens evangelicals.
Uit een enquête onder mijn collega’s van de raad voor academische vrijheid kwamen veel voorbeelden naar voren van onderzoek in hun vakgebied dat huns inziens belemmerd werd door een beperkte politieke blik. In het klimaatbeleid leidde die tot een nadruk op het demoniseren van fossiele brandstofbedrijven, en niet op het erkennen van een universele behoefte aan overvloedige energie; in de kindergeneeskunde tot het kritiekloos accepteren van alle door adolescenten gemelde genderdysforie; op volksgezondheidsgebied tot het pleiten voor maximale overheidsinterventie in plaats van kosten-batenanalyses; op historisch gebied tot het benadrukken van de schadelijke gevolgen van het kolonialisme, maar niet van het communisme of het islamisme; in de sociale wetenschappen tot het toeschrijven van alle groepsverschillen aan racisme, maar nooit aan cultuur; en in vrouwenstudies tot het toestaan van het bestuderen van seksisme en stereotypen, maar niet van seksuele selectie, seksuologie of hormonen (niet toevallig de specialiteit van Carole Hooven).
Hoewel Harvard ontegenzeggelijk gebaat zou zijn bij meer politieke en intellectuele diversiteit, is het nog steeds verre van een ‘radicaal-linkse instelling’. Als we mogen afgaan op het onderzoek van The Harvard Crimson, dan ziet een aanzienlijke meerderheid van de Faculteit van Letteren en Wetenschappen van Harvard zichzelf als rechtser dan ‘zeer progressief’ en tellen ze tientallen prominente conservatieven in hun gelederen, zoals de rechtsgeleerde Adrian Vermeule en de econoom Greg Mankiw. Het populairst bij bachelorstudenten zijn al sinds jaar en dag de introductiecolleges tot de reguliere economie, gegeven door een opeenvolging van conservatieven en neoliberalen, en de volstrekt apolitieke introducties tot kansrekening, computerwetenschappen en levenswetenschappen.
Uiteraard biedt Harvard ook tal van vakken als ‘Queer etnografie’ en ‘Het dekoloniseren van de blik’, maar dat zijn vaak gespecialiseerde aangelegenheden met een gering aantal inschrijvingen. Een van mijn studenten heeft een op artificiële intelligentie gebaseerde ‘Woke-o-Meter’ ontwikkeld die vakbeschrijvingen beoordeelt op marxistische, postmodernistische en kritische sociale-rechtvaardigheidsthema’s (aangegeven met termen als ‘heteronormativiteit’, ‘intersectionaliteit’, ‘systemisch racisme’, ‘laatkapitalisme’ en ‘deconstructie’). Hij schat dat ze hooguit 3 procent uitmaken van de vijfduizend cursussen in de studiegids 2025-2026 van de Faculteit van Kunsten en Wetenschappen en 6 procent van de grotere cursussen Algemene Vorming (hoewel ongeveer een derde daarvan een duidelijke linkse tendens had). Typischer zijn vakken als ‘Cellulaire basis van de neuronale functie’, ‘Beginnend Duits’ (Intensief) en ‘De val van het Romeinse Rijk’.
En als Harvard haar studenten leert om „het vrijemarktsysteem te verachten”, dan vindt dat in elk geval weinig weerklank. De populairste bacheloropleidingen zijn economie en computerwetenschappen, en de helft van onze afgestudeerden gaat na hun diploma-uitreiking direct aan de slag in de financiële wereld, consultancy en technologie.
Het bereiken van een zo groot mogelijke diversiteit aan standpunten op een universiteit is een lastig probleem en een obsessie voor onze raad. Natuurlijk hoeft niet ieder standpunt vertegenwoordigd te worden. Het universum van ideeën is oneindig en veel ervan verdienen geen serieuze aandacht, zoals astrologie, de theorie van de platte aarde en de ontkenning van de Holocaust. De eis van de regering-Trump om de studieprogramma’s van Harvard te controleren op diversiteit en afwijkende programma’s te infiltreren met een ‘kritische massa’ van door de overheid goedgekeurde dwarsliggers zou giftig zijn voor zowel de universiteit als de democratie. De vakgroep biologie zou gedwongen kunnen worden creationisten in dienst te nemen, de medische faculteit zou vaccinsceptici moeten verwelkomen en de vakgroep geschiedenis zou plaats moeten bieden aan ontkenners van de verkiezingsuitslag in 2020. Harvard had geen andere keus dan het ultimatum te verwerpen en groeide daarmee uit tot een onverwachte volksheld.
Lees ook
De antiwetenschapsbeweging in de VS bedreigt de volksgezondheid
Ideologie is als adem
Toch kunnen universiteiten het probleem niet blijven negeren. Ook al zijn ze nog zo geobsedeerd door impliciet racisme en seksisme, ze zijn ongevoelig gebleven voor de krachtigste cognitieve vervormer die er bestaat, de ‘myside bias’ die ons allemaal lichtgelovig maakt waar het onze eigen gekoesterde overtuigingen en onze politieke en culturele coalities betreft.
Universiteiten mogen van docenten verwachten dat ze hun politieke ideeën achterlaten bij de deur van de collegezaal en dat ze de rationalistische verdiensten van epistemische nederigheid en actieve openheid van geest benadrukken. Om deze doelen te bereiken zou een beetje DEI voor conservatieven geen kwaad kunnen. Zoals econoom Joan Robinson het verwoordde: „Ideologie is als adem: je ruikt nooit die van jezelf.”
De pijnlijkste aanklacht tegen Harvard is het vermeende antisemitisme, niet het snobistische oudgeldantisemitisme maar een uitvloeisel van antizionistisch fanatisme. Een recent en langverwacht rapport beschrijft tal van verontrustende incidenten. Joodse studenten voelden zich geïntimideerd door anti-Israëlprotesten die colleges, plechtigheden en het dagelijks leven op de campus verstoorden en waarop vaak verward door de universiteit werd gereageerd. Leden van het onderwijzend personeel lieten zonder enige aanleiding pro-Palestijns activisme in hun colleges en universitaire programma’s doorsijpelen. Veel Joodse studenten, vooral Israëlische, meldden dat ze door hun medestudenten werden buitengesloten of gedemoniseerd.
Net als de andere Harvardkwalen moet het antisemitisme met de nodige omzichtigheid worden behandeld. Ja, de problemen zijn reëel. Maar „een bolwerk van ongebreidelde Jodenhaat” dat tot doel heeft „de Joden te vernietigen als eerste stap naar de vernietiging van de westerse beschaving”? Oy gevalt!
Als reactie op de schandalige uitspraken van 34 studentengroepen na 7 oktober, waarin Israël „volledig verantwoordelijk” werd gesteld voor het bloedbad, publiceerden meer dan vierhonderd faculteitsleden van Harvard een open protestbrief. Een nieuw collectief, Harvard Faculty for Israel, telt inmiddels 450 leden. Harvard biedt meer dan zestig cursussen over Joodse thema’s aan, waaronder acht in het Jiddisch. En hoewel het driehonderd pagina’s tellende antisemitismerapport elk gevonden voorbeeld uit de afgelopen eeuw vermeldt, tot de laatste graffiti en socialmediapost aan toe, wordt nergens gewag gemaakt van een doel om „de Joden te vernietigen”, laat staan dat dat de „heersende mening op de campus” was.
Absurde statistiek
Voor wat het ook waard is, ik heb in mijn twintig jaar op Harvard nooit enige vorm van antisemitisme ervaren, net zomin als andere prominente Joodse faculteitsleden. Mijn eigen ongemak komt beter tot zijn recht in een essay van Harvardstudent Jacob Miller in The Harvard Crimson, waarin de bewering dat een op de vier Joodse studenten zich „fysiek onveilig” voelt op de campus wordt betiteld als „een absurde statistiek die ik als iemand die elke dag in het openbaar en met trots een keppeltje op de campus draagt moeilijk serieus kan nemen”. Uit de obsessie met antisemitisme op Harvard blijkt ironisch genoeg dat men zwicht voor het kritische sociale gerechtigheidscredo dat het enige onrecht dat veroordeeld moet worden de onderlinge onverdraagzaamheid tussen groepen is. In plaats van dat ze de tekortkomingen van het antizionistische platform rechtstreeks aan de kaak stellen, zoals de goedkeuring van geweld tegen burgers en historische blinde vlekken, hebben critici geprobeerd het platform de zonde van antisemitisme aan te wrijven. Maar dat kan ontaarden in een zinloos semantisch dispuut over de betekenis van het woord ‘antisemitisme’, wat volgens onze raad kan leiden tot inbreuken op de academische vrijheid.
Het antisemitismerapport van Harvard heeft veel verstandige aanbevelingen voor hervormingen gedaan die te lang achterwege zijn gebleven, en daar gaat het om: verantwoordelijke mensen die binnen een complexe instelling met problemen worden geconfronteerd, proberen de tekortkomingen te identificeren en te verhelpen. Zulke pogingen afdoen als „het spuiten van parfum in een riool” helpt niemand verder.
Eén aanbeveling van het rapport is al aangenomen: het handhaven van al bestaande regels die moeten voorkomen dat protesten de grens van vrije meningsuiting overschrijden en ontaarden in campagnes van verstoring, dwang en intimidatie.
Een andere voor de hand liggende maatregel is het uniformer toepassen van normen voor wetenschappelijke excellentie. Harvard telt bijna vierhonderd initiatieven, centra en programma’s die niets uitstaande hebben met haar academische afdelingen. Enkele daarvan zijn gekaapt door activistische docenten en in feite verworden tot centra voor anti-Israëlstudies. Tegelijkertijd telt Harvard te weinig hoogleraren die over onbevooroordeelde kennis op het gebied van Israël, het conflict in het Midden-Oosten en antisemitisme beschikken. Het rapport roept hoogleraren en decanen op zich intensiever met deze vakgebieden te bemoeien.
Harvard kan geen toezicht uitoefenen op het sociale leven of de socialmediaposts van haar studenten, vooral niet op posts op anonieme platforms waar de meest verachtelijke vormen van antisemitisme worden gespuid. Wél kan de universiteit discriminatie op basis van religie, nationale afkomst en politieke overtuiging verbieden en ingrijpen bij flagrante overtredingen, zoals in het geval van een onderwijsassistent die studenten wegstuurde om deel te nemen aan anti-Israëlprotesten. Ze kan antisemitisme even hard aanpakken als racisme en garanderen dat zodra studenten hun eerste stappen op het Harvardterrein zetten, ze elkaar met respect behandelen en openstaan voor andere meningen.
Geen aalmoes
Wat niet zal werken is al even duidelijk: de strafmaatregel van de regering-Trump om Harvard geen overheidssubsidie meer te geven. Anders dan een wijdverbreid misverstand doet vermoeden is federale subsidie geen aalmoes voor de universiteit en kan de subsidiegever haar niet naar zijn pijpen laten dansen. Het is een subsidie voor een bepaalde dienst, namelijk een onderzoeksproject dat de regering gunstig acht voor het land. Met de subsidie worden de mensen en de apparatuur betaald die nodig zijn voor de uitvoering van het onderzoek, dat anders niet zou plaatsvinden.
Dat Trump deze steun nu de nek omdraait zal de Joden meer kwaad doen dan ze van enige president in mijn leven te duchten hebben gehad. Veel praktiserende en aankomende wetenschappers zijn Joods, en door Trumps financieringsembargo zien ze met afschuw hoe ze worden ontslagen, hoe hun laboratoria worden gesloten en hoe hun droom van een wetenschappelijke carrière in rook opgaat. Dit is oneindig veel schadelijker dan langs een bord lopen waarop ‘Globaliseer de Intifada’ staat. Nog erger zijn de gevolgen voor een nog veel groter aantal niet-Joden in de wetenschap, die te horen krijgen dat hun laboratoria en carrières moeten wijken voor Joodse belangen. Hetzelfde geldt voor huidige patiënten wier experimentele behandeling zal worden stopgezet, en voor toekomstige patiënten die misschien van behandeling verstoken zullen blijven. Niets van dit alles is goed voor de Joden.
Trumps bezorgdheid over Joden is volstrekt onwaarachtig, gezien zijn sympathie voor Holocaustontkenners en Hitlerfans. Het gaat er alleen maar om maatschappelijke instellingen te verlammen die buiten de invloed van de uitvoerende macht opereren. Zoals JD Vance het verwoordde in de titel van een toespraak uit 2021: ‘De universiteiten zijn de vijand’.
Zelfbevestigende kliekjes
Als de federale overheid Harvard niet dwingt tot hervormingen, wat doet dat dan wel? Over het feit dat er nogal wat schort aan de feedback- en zelfverbeteringsmechanismen van universiteiten bestaan terechte zorgen. Een verlieslatend bedrijf kan zijn bestuursvoorzitter ontslaan; een verliezend team kan zijn coach vervangen. Maar de meeste academische vakgebieden hebben geen objectieve maatstaven voor succes en gaan uitsluitend af op peer review, met als risico dat zelfbevestigende kliekjes van hoogleraren elkaar prestige verlenen.
Erger nog, veel universiteiten hebben hoogleraren en studenten gestraft die kritiek hadden op hun beleid, een recept voor permanent disfunctioneren. Vorig jaar nog praatte een decaan van Harvard deze repressie goed totdat onze raad voor academische vrijheid er de vloer mee aanveegde en zijn baas er snel afstand van nam.
Toch zijn er manieren om transparanter te werk te gaan. Universiteiten zouden een groter mandaat kunnen geven aan de externe ‘visitatiecommissies’ die in naam vakgroepen en programma’s controleren, maar in de praktijk worden aangestuurd door belanghebbenden. Universiteitsbestuurders krijgen voortdurend kritiek van ontevreden alumni, donateurs en journalisten, en die zouden ze moeten aanwenden om de gezondheid van hun organisatie door te lichten. De raden van bestuur zouden beter op de hoogte moeten zijn van de gang van zaken op hun universiteit en meer verantwoordelijkheid moeten nemen voor het goed functioneren ervan. Het bestuur van Harvard leidt zo’n teruggetrokken bestaan dat toen twee van zijn leden in 2023 dineerden met leden van de raad voor academische vrijheid, The New York Times dat interessant genoeg vond om er een nieuwsbericht aan te wijden.
Het feit dat Harvard nu al bijna twee jaar de gebeten hond is in de ogen van het publiek heeft, misschien rijkelijk laat, tot tal van hervormingen geleid. De universiteit heeft een beleid van institutionele neutraliteit ingevoerd en spreekt zich niet langer uit over kwesties die niet over haar eigen functioneren gaan. Er zijn grenzen gesteld aan verstorende protesten en er zal een gecentraliseerd toezicht worden ingevoerd, zodat overtreders geen jury’s meer kunnen manipuleren en er niet meer op kunnen rekenen dat de faculteit het vonnis zal negeren. De Faculteit van Kunsten en Wetenschappen heeft de ‘diversiteitsverklaringen’ afgeschaft waarmee sollicitanten werden getoetst op hun bereidheid wokeverhalen te schrijven en de decaan heeft de programmadirecteuren opgeroepen om verslag uit te brengen over de diversiteit qua standpunten van hun afdelingen. Er wordt een onderzoek ingesteld naar de malafide centra en de directeuren daarvan zijn vervangen. Uit het rapport van de taskforce, dat officieel in ontvangst is genomen door Alan Garber, de bestuursvoorzitter van de universiteit, blijkt dat antisemitisme serieus wordt genomen. Daarnaast worden studenten aangemoedigd meer open te staan voor ideeën die niet stroken met hun eigen overtuigingen.
Ongemakkelijk blijft dat veel van deze hervormingen zijn ingevoerd na de inauguratie van Donald Trump en zijn eisen overlappen. Maar als Trump je zegt dat je in een stortbui je paraplu moet opsteken, moet je dat niet weigeren alleen maar om hem te pesten.
Vertrouwen terugwinnen
En het nemen van maatregelen om goede redenen is mijns inziens de manier waarop universiteiten zich kunnen verbeteren en het publieke vertrouwen kunnen terugwinnen. Het klinkt misschien banaal, maar te vaak hebben universiteiten zich laten leiden door de wens om hun studenten tevreden te stellen, geen vijanden te maken en uit de krantenkoppen te blijven. We hebben gezien hoe goed dát uitpakte.
In plaats daarvan zouden universiteitsbestuurders bereid moeten zijn om het hoofddoel van een universiteit te onderschrijven, namelijk het ontdekken en overdragen van kennis, evenals de principes die daaraan ten grondslag liggen. Universiteiten hebben het mandaat en de expertise om zich in dienst van kennis te stellen, niet van sociale rechtvaardigheid. Intellectuele vrijheid is geen privilege van hoogleraren, maar de enige manier waarop feilbare mensen kennis kunnen vergaren. Meningsverschillen moeten worden opgelost door middel van analyses en argumenten in plaats van door anderen onverdraagzaamheid en slachtofferschap te verwijten. Protesten kunnen worden gebruikt om algemene kennis over een klacht te genereren, niet om mensen monddood te maken of de universiteit te laten doen wat de demonstranten willen. De universitaire gemeenschap is eigendom van de gemeenschap zelf, en de leden kunnen het legitiem met elkaar oneens zijn en mogen niet één factie de overhand laten krijgen. Donaties zijn geen publiek bezit, maar een schat die de universiteit voor toekomstige generaties in bewaring moet houden.
Waarom is dit belangrijk? Ondanks al haar zwakheden heeft Harvard (samen met andere universiteiten) de wereld een heel stuk beter gemaakt. 52 faculteitsleden hebben een Nobelprijs gewonnen en Harvard bezit meer dan 5.800 patenten. Haar onderzoekers hebben het bakpoeder uitgevonden, de eerste orgaantransplantatie, de programmeerbare computer, de defibrillator, de syfilistest en orale rehydratatietherapie (een goedkope behandeling die tientallen miljoenen levens heeft gered). Zij hebben de theorie van nucleaire stabiliteit ontwikkeld waardoor de wereld voor een Armageddon is behoed. Ze hebben de golftee en het catchermasker uitgevonden. Harvard heeft ons Sesamstraat gebracht en de Simpsons, Microsoft en Facebook.
Er loopt op Harvard onderzoek naar satellieten voor het opsporen van methaan, naar robotkatheters, naar nieuwegeneratiebatterijen en draagbare robotica voor mensen met een beroerte. Met overheidssubsidies wordt onderzoek gesteund naar metastase, tumorremmende middelen, bestraling en chemotherapie bij kinderen, multiresistente infecties, pandemiepreventie, dementie, anesthesie, toxinereductie bij brandbestrijding en in het leger, de fysiologische effecten van ruimtevaart en wondverzorging op het slagveld. Technologen van Harvard stimuleren innovaties op het gebied van quantum computing, AI, nanomaterialen, biomechanica, opvouwbare bruggen voor militaire doeleinden, hackbestendige computernetwerken en slimme leefomgevingen voor ouderen. Eén laboratorium heeft een mogelijke remedie voor diabetes type 1 ontwikkeld.
Praktische toepassingen zijn niet het enige wat Harvard zo waardevol maakt. Het is een fantasmagorie van ideeën, een Disneyland van de geest. Leren over het onderzoek van mijn collega’s is een eindeloze bron van plezier en als ik onze studiegids bekijk zou ik willen dat ik weer achttien was. DNA uit menselijke fossielen onthult de oorsprong van de Indo-Europese talen. De sprookjes van Grimm, met al hun moorden, infanticide, kannibalisme en incest, tonen onze eeuwige fascinatie met morbiditeit. Eén enkel netwerk in de hersenen ligt ten grondslag aan het herinneren van het verleden en het dagdromen over de toekomst. Geweldloze verzetsbewegingen zijn succesvoller dan gewelddadige. Zwangerschapskwalen zijn het gevolg van een darwinistische strijd tussen moeder en foetus. Het gebed ‘Wie is zoals jij?’ uit de Joodse liturgie suggereert dat de oude Israëlieten ambivalent tegenover hun monotheïsme stonden.
En wie nog steeds sceptisch staat tegenover de steun voor universiteiten, zou zich eens de volgende vragen moeten stellen: heb je wel vrede met het aantal kinderen dat jaarlijks sterft aan kanker? Ben je tevreden met je huidige kans om de ziekte van Alzheimer te krijgen? Vind je dat we voldoende doorzien welk overheidsbeleid effectief is en welk zonde van het geld? Ben je tevreden met de manier waarop het klimaat zich ontwikkelt, gezien onze huidige energietechnologie?
In zijn vooruitgangsmanifest The Beginning of Infinity schreef natuurkundige David Deutsch: „Alles wat niet verboden wordt door natuurwetten is haalbaar, mits de juiste kennis voorhanden is.” Het verlammen van de instellingen die kennis verwerven en overdragen, is een tragische blunder en een misdaad jegens toekomstige generaties.
Dit artikel verscheen eerder in The New York Times en is in samenwerking met 360 Magazine vertaald door Peter Bergsma.
