In een wereld waar de echo’s van kolonialisme nadreunen, staat Haïti op een kruispunt. Het recente vertrek van premier Ariel Henry onderstreept een dieper probleem: Haïti, ooit de trots van de Antillen met zijn revolutionaire onafhankelijkheid, is nu een ‘ngo-republiek’. Dat is, zoals journalist Linda Polman ooit schreef, een land waar de hulpindustrie een staat-in-staat is geworden die bepaalt wat goed is voor de Haïtianen. Deze situatie toont de problematische dynamiek tussen rijke landen en de minder gefortuneerde landen die zij proberen te ‘helpen’.
Met goede intenties komen vele niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) naar Haïti, beladen met plannen en fondsen. In Haïti heeft dat echter tot een paradoxale situatie geleid: een versterking van afhankelijkheid in plaats van het stimuleren van de lokale bevolking om zelf verantwoordelijkheid te nemen. De hulp is in werkelijkheid een paard van Troje, waarbij neoliberale agenda’s de lokale economie en zelfvoorziening verstoren.
De geschiedenis van Haïti, getekend door slavernij, kolonialisme en economisch terrorisme, werpt een lange schaduw over zijn huidige toestand. De ironie kan niet groter zijn; het eerste land waar een slavenopstand leidde naar onafhankelijkheid, worstelt nu met een ander soort ketenen – die van economische en politieke afhankelijkheid. Haïti bevindt zich in een cyclus van exploitatie en onderdrukking die tot op de dag van vandaag voortduurt.
Wirwar van hulp
Haïti heeft het grootste aantal hulporganisaties per hoofd van de bevolking wereldwijd. Dat heeft geleid tot een ongekende controle en invloed van deze organisaties op de wederopbouw na rampen en hulpverlening in het land. Helaas heeft dit ook ruimte geschapen voor misstanden.
Het is pijnlijk dat de organisaties die belast zijn met de bestrijding van armoede, daar niet in slagen. In de wirwar van hulp en herstel na de aardbeving van 2010, hebben onderzoeken uitgewezen dat een aanzienlijk deel van de fondsen niet besteed werd aan wat het hardst nodig was.
Daarnaast is het Amerikaanse Rode Kruis bekritiseerd voor de manier waarop het de fondsen voor aardbevingshulp heeft beheerd. Van de 457 miljoen euro aan privédonaties zou een kwart, ofwel 114 miljoen euro, zijn besteed aan de eigen organisatie. Deze onthulling werpt licht op een dieperliggend probleem van transparantie en verantwoording.
Het probleem is niet beperkt tot het Amerikaanse Rode Kruis. Van de massale internationale donaties na de aardbeving, is slechts een klein deel daadwerkelijk gebruikt voor de wederopbouw van Haïti. Het feit dat slechts 40 procent van de beloofde 5,1 miljard euro door buitenlandse regeringen werd uitgekeerd in de eerste 18 maanden na de aardbeving, benadrukt de discrepantie tussen de beloofde steun en de realiteit van de hulpverlening. Veel van deze fondsen zijn besteed aan salarissen, accommodatie, en transport voor de medewerkers van de ngo’s zelf, in plaats van aan de dringend benodigde hulp voor de Haïtiaanse bevolking.
De verspilling van middelen en de inefficiëntie bij het beheren van de hulpverlening worden ook geïllustreerd door het onvermogen om duurzame huisvesting te bieden aan de slachtoffers van de aardbeving. Veel van de zogenaamde ‘T-shelters’, bedoeld als tijdelijke oplossing, waren van inferieure kwaliteit en voldeden niet aan de behoeften van de Haïtiaanse bevolking. Dit gebrek aan afstemming tussen hulpverlening en de werkelijke behoeften van de bevolking heeft de herstelinspanningen ondermijnd en de staat Haïti verder gemarginaliseerd.
Deze misstanden kunnen alleen worden voorkomen door een radicale verandering in hoe het Westen ontwikkelingshulp benadert. Het paternalistische model dat internationale hulp heeft gedomineerd moet worden achtergelaten. In plaats daarvan moet er geluisterd worden naar degenen die de hulp ontvangen.
Lees ook
Haïti: het land dat nooit mocht zijn, heeft geen bestuur meer
Dit betekent werken met de Haïtiaanse bevolking, hun eisen prioriteren, en hen het voortouw laten nemen in de wederopbouwinspanningen. Echte verandering vereist een fundamentele herbeoordeling van de paradigma’s van ontwikkeling en hulp.
Bijzondere aandacht verdient de rol van ngo’s zoals Partners In Health en Fonkoze, die hebben bewezen dat het mogelijk is om sociaal kapitaal op te bouwen, werkgelegenheid te verschaffen en essentiële diensten aan gemeenschappen te leveren zonder de staat te ondermijnen. Hun succes toont aan dat financiële onafhankelijkheid, internationale connecties en een langetermijnverbintenis aan het welzijn van gemeenschappen cruciaal zijn. Deze gevallen bieden hoop, maar ze benadrukken ook de noodzaak voor een evenwichtige benadering die zowel de staat als ngo’s ondersteunt in de wederopbouwinspanningen.
Cruciaal belang
Het is van cruciaal belang dat we ons niet blind staren op de kortetermijnoplossingen die veel internationale strategieën bieden, maar in plaats daarvan bouwen aan duurzame, op gemeenschappen gebaseerde oplossingen die de Haïtiaanse staat versterken. Dit vereist transparantie, deelname, en langetermijnduurzaamheid in ontwikkelingsinitiatieven.
De wereldgemeenschap moet erkennen dat het pad naar echte vooruitgang in Haïti – of in enig ander land dat gevangen zit in een cyclus van afhankelijkheid en fragiele staatsinstellingen – ligt in het stimuleren van lokale gemeenschappen. Dit betekent het aanpakken van structurele ongelijkheden, het bevorderen van zelfvoorziening, en het ondersteunen van organisaties aan de onderkant van de samenleving die zich inzetten voor sociale en economische verbeteringen.
Door te leren van de fouten en successen in Haïti, kunnen Haïtianen beginnen met het bouwen van een toekomst die recht doet aan hun veerkracht en waardigheid van zijn mensen.