Opinie | Grensoverschrijding hóórt bij rituelen

Weer was het mis bij een studentenvereniging. Waar de moraal eerst vooral op vakantie was tijdens de ontgroeningstijd, lijkt hij nu achter de voordeuren van sommige Utrechtse corpshuizen permanent op reis gestuurd zonder retourtje. Seksuele vernedering, drank- en drugsexcessen, extreme pesterijen.

„Morele vakantie” – dat frivole label bestaat al langer, maar kreeg in ons land bekendheid door socioloog Don Weenink, die onderzoek deed naar rellende jongeren. Hun gedrag komt niet voort uit onvrede, betoogde hij in 2013 in Sociologie Magazine, maar uit een zucht naar „intense emotionele en lichamelijke sensaties”, die ook nog eens groepsversterkend zijn. Wagen wat de braveriken niet durven bewijst hoe uitzonderlijk jouw groep is. „Wie op morele vakantie gaat, komt terug met groepsgevoel.”

Uiteraard moeten we de excessen in de studentenwereld veroordelen. Tegelijkertijd kunnen we niet zomaar voorbij aan het kader dat Weenink schetst. Overtredingen horen bij groepsvorming. Zoals ze ook onderdeel zijn van rituelen. In zijn recente boek Over het verdwijnen van rituelen schrijft de Koreaans-Duitse filosoof Byung-Chul Han: „Grensoverschrijding is een integraal onderdeel van feestrituelen.’” Een cultuur heeft „feestelijke uitzonderingstoestanden” nodig, waaraan onze samenleving geen ruimte meer biedt.

Reisgids

Zoals altijd bij Han – die inmiddels een intellectuele cultstatus heeft – is het de schuld van „het neoliberalisme”, en blijft het bij een aforistische maar abstracte diagnose. Oké, ons been ligt eraf. En nu? Een nieuw been laten aangroeien?

De bredere vraag is: hoe regisseer je een morele vakantie? Kun je momenten van losbandigheid inbedden in een samenleving die gebouwd is op beheersing? Aan de hand van vier concrete rituelen kunnen we misschien de contouren schetsen voor een reisgids voor morele vakanties.

Ritueel 1: de eindexamenstunt. Dicht gekitte sloten, ballonnen tot aan het plafond, de gangen vol schuim van brandblussers, een berg mest op het schoolplein. Allemaal om de hiërarchie één dag radicaal om te gooien. Dat morele vakanties een versterkt groepsgevoel opleveren als souvenir, merk je op schoolreünies. Worden daar niet vooral de excessen smakelijk opgerakeld?

Ik zie de conrector nog in ons lokaal staan, voorafgaand aan die examenperiode. Het jaar ervóór was de stunt zo uit de hand gelopen dat hij ons dringend verzocht om ditmaal met de schoolleiding te overleggen voor een gezamenlijke actie die leuk en veilig bleef. Honend gegniffel: zo werkt het ritueel dus niet. Autoriteiten kunnen nooit de reisleider zijn van een morele vakantie. Dat zie je ook bij een lokaal ritueel in de duinen van Schoorl.

Ritueel 2: de Meidenmarkt. Al sinds de middeleeuwen komen op Tweede Pinksterdag jongeren samen op het Klimduin om te flirten en te feesten. Spontaan, zonder organisatie of planning. Totdat in 2014 de gemeente het ging ‘organiseren’: polsbandjes, muziekoptredens, dranghekken, cameratoezicht. De doodsteek. Bij dit feest hóórt geen entertainment, vertelden inwoners in de Volkskrant.

De Meidenmarkt kreeg een line-up en verloor zijn ziel. De „betekenisvolheid” van het ritueel veranderde in „eventmanagement’, een lege ‘consumptievorm” – om mee te klagen in de kretologie van Han.

Ritueel 3 – de Vreugdevuren op Scheveningen en Duindorp – zijn al een veel betere oplossing. Ze zijn bedacht als alternatief voor de gewelddadige excessen van het „kerstbomen rauzen”, maar het ritueel van bouwen en aansteken komt vanuit de gemeenschap zelf.

Magische oorsprong

Van al onze feesten heeft de jaarwisseling nog wel het meeste behouden van haar magische oorsprong. We blikken terug – met de oudejaarsconferencier als sjamaan – verjagen boze geesten met vuurwerk, zodat het nieuwe jaar ritueel is gezuiverd en de goden gunstig zijn gestemd.

Het zou zonde zijn als terechte veiligheidszorgen ook die overgangsrite gladstrijken tot het zoveelste platte evenement. Allemaal klappen voor een centrale drone-show, met polsbandjes tussen dranghekken.

Zelf de lucifer afstrijken, eigenhandig een stukje chaos aanrichten – dat maakt je pas een deelnemer aan het ritueel, dat versterkt pas het groepsgevoel waar de morele vakantievierder naar snakt. De Meidenmarkt en de vreugdevuren laten zien dat dit type morele vakantie alleen mogelijk is als de gemeenschap hecht genoeg is om zelfregulerend op te treden. Elkaar aanspreken, een oogje in het zeil houden.

Door ruimte te laten aan wat woest en excessief is, versterk je een gemeenschap

Daar zit precies het probleem dat zich spiraalsgewijs verdiept. De sociale weefsels – van verenigingen, buurten, scholen, universiteiten – zijn zwakker dan ooit. Dáárdoor vervallen samenbindende rituelen tot lege ontladingsmomenten, baldadigheid zonder verhaal. Dáárdoor neemt de drang tot regulering en controle toe. En dat versterkt weer de behoefte aan een uitlaatklep.

Een pijnlijke illustratie van die vicieuze cirkel is de verschuiving van de losbandigheid van het steeds strenger gereguleerde ontgroeningsritueel naar het dagelijkse leven. De ongemakkelijke vraag is of we de losbandigheid niet liever zouden beperken tot de afgebakende uitzonderingssituatie, het ritueel van de ontgroening? Geef de studentenvereniging haar variant van een vreugdevuur.

Breder gesteld: juist door ruimte te laten aan wat woest en excessief is, versterk je een gemeenschap. Zolang de leden maar begrijpen waaróm ze dit doen.

De ontgroening is een rite de passage, een overgangsritueel. De Schotse antropoloog Victor Turner beschreef hoe rituelen een „liminale” ruimte creëren: een tijdelijke overgangsfase. Rollen en regels vallen weg, en juist in die tijdelijke chaos ontstaat wat hij „communitas” noemde, een diep gedeeld groepsgevoel.

De grensoverschrijding breekt dus niet alleen, maar opent ook iets nieuws. Jezelf verliezen in de euforie als tijdens de jaarwisseling – een „liminale” tijdzone – betekent ook onderdeel worden van iets groters.

Anders dan de morele vakantie is liminaliteit een reis met een bestemming. Het is geen uitlaatklep maar een doorgang. Zo is ook „communitas” iets wezenlijkers dan de verbroederende kick van een baldadige clan.

Aanlokkelijk alternatief

Als ik socioloog Don Weenink goed begrijp, is de morele vakantie vaak een spontaan tripje van meelopers die hun kans schoon zien. Aan harde-kern-relschoppers doe je weinig – daar moet je op handhaven – maar zou je die anderen niet kunnen verleiden tot een aanlokkelijk alternatief? Geen strak georganiseerde groepsreis, maar een ritueel vanuit de gemeenschappen zelf? Het initiatief zou kunnen liggen bij sociale figuren als buurtvaders en -moeders, sportcoaches, ondernemers – ergens tussen autoriteit en kameraad in.

Grensoverschrijdingen toelaten in plaats van wegpoetsen. Het kan, zolang we ze goed inbedden: in een gedeelde betekenis, en niet in regeltjes. Voor wie nog twijfelt aan de absurditeit daarvan, is er altijd nog ritueel 4: Koningsdag. Ik ga op morele vakantie en ik neem mee: „1 blikje of flesje alcohol”. Dat mag je in Amsterdam tijdens Koningsdag bij je hebben op straat. En dacht je bij dat ‘flesje’ aan een gin of een frisse bourgogne – helaas: „Neem geen glas mee, dat levert onveilige situaties op.”

Durven we ruimte te laten aan ongetemde rauwheid of doseren we de losbandigheid liever keurig in porties van 33cl?


Lees ook

Lees ook: Verlies hoort er steeds minder bij in dit welvarende land

Verlies hoort er steeds minder bij in dit welvarende land