Opinie | Geschiedenis die alleen door de koloniale band bijeen wordt gehouden

Het zijn meestal toch objecten waarvoor mensen een museum bezoeken. Of het nu gaat om schilderijen, orgels of treinen: het gaat om die dingen en hun verhalen. In de nieuwe vaste tentoonstelling in het Amsterdamse Verzetsmuseum zouden bezoekers geraakt kunnen worden door het ganzenbord dat gevangenen in een Japans vrouwenkamp op Java tijdens de Tweede Wereldoorlog maakten. Of door de koperen knopen en het embleem van de uniformjas van haar man die Annie Treffers kreeg van de Japanse kampcommandant nadat haar echtgenoot was geëxecuteerd.

Maar deze tentoonstelling, getiteld Nederlandse koloniën: van WOII naar onafhankelijkheid. Oorlog en uitbuiting – activisme en onafhankelijkheidsstrijd is eerder een presentatie van persoonlijke verhalen dan van dingen. En er is slechts een beperkt aantal objecten. Een luistertour voert de bezoeker langs de verhalenverzameling.

Dat is nu eenmaal het concept van dit museum, dat gaat over het dagelijks leven, collaboratie, Jodenvervolging en verzet tussen 1940 en 1945 in Nederland. Die geschiedenis wordt verteld in honderd verhalen.

In deze nieuwe tentoonstelling zijn het er dertig. Er is (nog) geen catalogus maar volgens de website van het museum gaat het om een „integrale behandeling” van Indonesië, Suriname en zes Nederlands-Caribische eilanden. Het Verzetsmuseum wil zo „een nieuwe, completere kijk op de koloniale geschiedenis” bieden.

Dat zou inderdaad geweldig zijn. Maar helaas passen die ruim bemeten ambities niet in het ene zaaltje dat het museum hiervoor heeft ingericht. En dat overigens gek genoeg een exotistisch karakter heeft doordat de wanden beschilderd zijn met tropische planten en een palmenstrand aan zee.

Anti-koloniaal protest in Suriname.
Foto Surinaams Museum

Natuurlijk is het een verademing dat hier een poging wordt gedaan tot integrale behandeling van de impact die de Tweede Wereldoorlog had in de voorheen ‘Overzeese Gebiedsdelen’. En in vogelvlucht wordt het grote verhaal van de oorlog aan weerszijden van de Indische en Atlantische oceanen ook wel verteld. Over hoe het die samenlevingen vergaat die terechtkomen in een oorlog. Hier geen grote namen die geschiedenis maken. Maar bijvoorbeeld wel Coosje Ayal, een jonge Molukse vrouw die verzetsstrijder wordt tegen de Japanners in de huidige Indonesische provincie West-Papoea. En die verhalen zijn meteen ook de waarde van deze tentoonstelling.

Maar na de vaststelling dat het hier gaat om Nederlandse kolonies, waar koloniale ongelijkheid heerste, houdt elke vergelijking op. Toenmalig Nederlands-Indië werd in 1942 bezet door Japan. Alle aanwezigen daar werden getroffen door dat wrede lot, of ze nu Europeaan, Indo-Europeaan, Chinees of inheems waren. Europeanen werden opgesloten in kampen, velen kwamen daarbij om. En veel meer Indonesiërs kwamen om door dwangarbeid en hongersnood. Daarna volgde de Bersiap, waarbij Indonesische vrijheidsstrijders naar schatting zesduizend mensen ombrachten. En daarna kwam de oorlog van Nederland tegen de Republiek Indonesië, waarbij zeker honderdduizend Indonesiërs werden gedood. Tegen ongeveer zesduizend Nederlandse militairen die omkwamen.

Wat zich in Suriname afspeelde was van geheel andere orde. De Amerikanen kwamen op de bauxietmijnen af, want zij hadden aluminium nodig voor hun oorlogsvliegtuigen. Op Aruba en Curaçao bevonden zich olieraffinaderijen die om voor de hand liggende redenen ook de aandacht van de VS trokken. Maar die Amerikaanse aanwezigheid leverde de lokale bevolking vooral welvaart op en kennismaking met de wereld buiten de kolonie. De repressie kwam daar van het Nederlandse koloniale apparaat.

Op zich is het lovenswaardig dat het Verzetsmuseum zich er rekenschap van heeft gegeven dat de Nederlandse landsgrenzen tijdens de Duitse bezetting wat ruimer getekend moeten worden dan tegenwoordig het geval is. Maar dat nieuwe perspectief zadelt de bezoeker meteen op met nieuwe vragen. In het door de Duitsers bezette Nederland zijn vragen omtrent verzet en collaboratie eenvoudig te beantwoorden. Onder leiding van de koningin in Londen strijdt het verzet tegen de nazi-Duitse vijand en Nederlandse verraders.

Maar voor vrijheidsstrijders in de koloniën is dit schema niet van toepassing: de vijand is niet Duitsland of Japan maar Nederland. Dat laatste toont het optreden aan van de latere Indonesische president Soekarno. Zijn doel was onafhankelijkheid en daarvoor werkte hij samen met Japan.

Ook de Surinaamse politicus Wim Bos Verschuur richtte zijn verzet tegen Nederland en werd dan ook in 1943 door de Nederlandse gouverneur opgesloten. Ja, de Surinaamse schrijver en verzetsheld Anton de Kom kwam om in een Duits kamp. Ook kozen Indonesische studenten die in Nederland waren tijdens de oorlog de kant van het verzet tegen Duitsland, maar dat maakte hen nog geen voorstanders van het koloniale bestuur in hun land. Bovendien zijn er voorbeelden van Nederlandse verzetsstrijders die in de Indonesiëoorlog oorlogsmisdaden begingen.

De tentoonstelling komt door de beperkte ruimte en de gekozen opzet niet toe aan dit soort vragen. Zo wordt bijvoorbeeld wel gemeld dat Duitsers bij het uitbreken van de oorlog in 1940 in de koloniën werden geïnterneerd. Maar daarbij waren ook Joodse Duitsers die voor de nazi’s waren gevlucht. En dat wordt niet gethematiseerd wat je misschien wel zou verwachten in een museum dat de Jodenvervolging centraal stelt.

Wie alle verhalen beluistert, bekruipt het gevoel dat het schaalverschil en bijgevolg het verschil in geopolitiek gewicht tussen de gebeurtenissen in Indonesië, in Suriname en Caribisch Nederland zo groot is dat een „integrale behandeling” eigenlijk alleen vanuit Amsterdams perspectief logisch is. Daar is nog ruimte voor verbetering.

Voor bezoekers is er een mogelijkheid om met briefjes aan de muur te reageren op de tentoonstelling. Veel bezoekers trekken de lijnen van de Nederlandse kolonies door naar de huidige strijd tussen Israël en Palestina. Maar een briefje toont dat de wonden die deze geschiedenis geslagen heeft ook op persoonlijk niveau nog steeds pijn doen. „Ik heb mijn oma nooit ontmoet. Zij werd vermoord door de Japanners in de kampen.”