Opinie | Europa moet terugkijken om de greep op de tijd niet te verliezen

‘Een week is een lange tijd in de politiek”, zei de Britse premier Harold Wilson eens. De zeven dagen sinds 12 februari zijn voor Europa’s leiders de meest dramatische sinds Ruslands invasie van Oekraïne drie jaar geleden. Toen de schok van Poetin, nu Trump. Alles had hij aangekondigd maar toch gaat het plots snel. Op woensdag 12 februari belt president Trump met Poetin om vredesbesprekingen te openen zonder Oekraïne en Europa, de dag erna zegt defensieminister Pete Hegseth dat Washington de handhaving van een staakt-het-vuren door Europa laat opknappen en op vrijdag de 14de doet vicepresident JD Vance in München een ideologische aanval op de Duitse regering. Op dinsdag 18 februari beginnen in Riad frappant gemoedelijke Amerikaans-Russische gesprekken en op woensdag 19 februari haalt Trump zijn Oekraïense collega Zelensky als „dictator” door het slijk.

Of de NAVO na deze week nog als politiek lichaam bestaat is een open vraag.

In deze gebeurtenissenstroom ervaren we hoe de geschiedenis versnelt, hoe enorme krachten botsen – en ook hoe Europa achter de feiten aanloopt. Alles overkomt ons. Het initiatief ligt elders, in Washington, Moskou, Beijing. Europa wacht en reageert. Zeker, het heeft een verfijnd responsie-arsenaal, dezer dagen opnieuw in druk bedrijf, met twee spoedtoppen in Parijs voor een continent in paniek. Maar in reactiemodus verlies je de greep op de tijd.

Die greep herwinnen lukt niet door louter sneller te reageren. Handelingsvermogen vraagt om houvast buiten het onmiddellijke heden. Wie strategisch vooruit wil kijken moet verder terugkijken, zo simpel is het.

Zie hoe Xi’s China ideologisch terugkeert naar de klassieke Confucius om zich op te werpen als hypermoderne supermacht in elektrische auto’s en AI. Zie evenzo hoe team-Trump losbreekt uit de liberale consensus van na 1945: Elon Musk en de tech bros kunnen de AI en crypto van de toekomst met zulk driest zelfvertrouwen omarmen aangezien de MAGA-sfeer wortels vindt in de 19e-eeuwse Monroedoctrine voor Amerika’s buitenlandpolitiek en in de frontier-mentaliteit voor hun sociale hardheid. Wat ze allemaal kapotmaken weten ze nog niet, maar het gaat met het lef van Amerika dat langer bestaat dan vandaag.

Hier valt voor Europa iets te leren. Een wijdere tijdshorizon biedt richting en helpt om zelf in beweging te komen, ook zonder het startschot van nieuw gevaar nu. In crisisdagen zoals deze werken verbijstering en angst echter verlammend. Daarom dunkt mij de kracht ons mentaal een pad naar de toekomst te banen zeker zo onmisbaar als het vermogen ons militair tegen nieuwe dreigingen te verdedigen.

Intellectueel gereedschap

Natuurlijk, dat laatste moet dringend gebeuren, want het is gênant hoe er consequent te weinig geld naar defensie is gegaan en de schappen met tanks en raketten zijn leeg. Maar wat mij drijft en dreef, ook de afgelopen tien jaar als columnist, is dat eerste: het vangen van de historische tijd in het heden. In al die stukjes heb ik telkenmale herhaald, zonder het zo te zeggen: beste lezers, de geschiedenis is nu.

Groot is de behoefte aan woorden en concepten die gebeurtenissen kaderen, die verleden, heden en toekomst verbinden. Want net als de wapendepots zijn ook de schappen van onze schuurtjes met intellectueel gereedschap veronachtzaamd en leeggeraakt. Zoals de Franse oud-diplomaat Pierre de Boissieu me vorige lente zei: „Het einde van de Koude Oorlog in 1989 deed ons in Europa geloven dat het verhaal over was, dat we in vrede leefden, maar in feite maakten we één grote ontwapening mee. Niet alleen een militaire ontwapening, maar vooral een teloorgang van de taalkundige en intellectuele wapens om onszelf als Europeanen te definiëren en een rol te geven.”

Wat mij drijft en dreef is het vangen van de historische tijd in het heden. De geschiedenis is nu

Afschaffing van de dienstplicht en neergang van het geschiedenisonderwijs zijn zo bezien twee keerzijden van dezelfde medaille: een natie zonder historisch besef.

Ook zelf genoot ik in de zorgeloze jaren negentig als student geschiedenis in Groningen van de verdwenen dienstplicht. De Berlijnse Muur was in november 1989 gevallen. Ik was zestien en onze leraar geschiedenis zei de volgende dag verheugd: „Gisteren was de geschiedenis live op tv.” Dat hadden we nog nooit gezien. Maar niet lang daarna won de gedachte terrein dat dezelfde Geschiedenis ten Einde was gekomen; de hele wereld ging op weg naar vrije markt en liberale democratie.

Nu velen ruim drie decennia later gedesoriënteerd zijn omdat de Geschiedenis een Terugkeer beleeft, helpt het om de drie betekenissen van de term in samenhang te bezien. Geschiedenis als gebeurtenissenstroom, wetenschappelijke discipline en politiek verhaal.

De gebeurtenissenstroom

Van de drie springt de terugkeer van de geschiedenis als gebeurtenissenstroom in het oog. Wel is het zo dat alleen in Europa, het meest ‘post-historische’ van alle continenten, de recente woelingen en ontregelende gebeurtenissen aankomen als heuse schok. Elders hing men minder aan Fukuyama’s gedachte van één mondiaal historisch einddoel. Voor de Europese Unie, gesticht in 1992 na de ineenstorting van het Sovjet-rijk, werd het Einde van de Geschiedenis leidmotief en strategisch kompas ineen. Alles draaide erom dit einde te versnellen, eerst op ons eigen continent (‘uitbreiding’) en dan in de rest van de wereld (‘internationale multilaterale orde’).

Vandaar de ontreddering dezer dagen, gebracht door Poetin én Trump. Om een pad naar de toekomst te vinden moet de Europese politiek het schier onmogelijke doen: uitzoomen tot vóór haar gezamenlijke bestaan. Vanwege Poetin tot voor het Koude-Oorlogseinde 1989, toen Rusland geacht werd getemd te zijn. En vanwege Trump nu ook tot voor de jaren 1944-1949, waarin Amerika zich opwierp als Europa’s beschermer. Het einde van dit tachtigjarige trans-Atlantische tijdvak nadert snel. Zo’n enorme mentale omwenteling, dat lukt niet meteen.

Het moment waarop ieder van ons de Terugkeer van de Geschiedenis aan den lijve ervaart is persoonlijk. Geografie en landsgeschiedenis spelen mee. De Poolse premier Donald Tusk verklaarde al in 2014, na Ruslands Krim-annexatie: „History is back.” De Duitse bondskanselier kwam pas tot die conclusie in 2022: „Zeitenwende”, zei Olaf Scholz enkele dagen na Poetins inval in Oekraïne, „historisch keerpunt”.

Zelf meende ik de tektonische platen wel te horen trillen. Ik schreef in columns veel over de Brexit, al vroeg over Trump die de NAVO niet bliefde, over de broze toestand in Oekraïne en pogingen van Angela Merkel en anderen het tij te keren.

Toch kwam ook voor mij de fysieke schok pas met de invasie van 24 februari 2022. Plotseling voelde ik mij de historicus in het heden, met de urgente opdracht – al was het in een stukje van 600 woorden – de tijd te vatten. Op 2 maart van dat jaar begon mijn NRC-column zo: „Na maanden van manoeuvres, praten, loeren en hopen is de Geschiedenis op hol geslagen. Met de inval in Oekraïne stort president Poetin zich in het ondenkbare, hij is de Rubicon overgestoken, ten oorlog. Hij kan niet meer terug. (..). Vuur en vlammen, alles of niets.” Het stuk verscheen ook in The Guardian, Le Monde, Der Spiegel en El País. Dat zegt iets over het collectieve moment van mijn individueel verwoorde ervaring.

Natuurlijk zien samenlevingen en staten buiten Europa andere tijdlijnen en evoluties sinds 1989 dan dit Moskou-georiënteerde beeld. Niettemin ziet de kalender van de mondiale grootmachtpolitiek er vergelijkbaar uit. De detente van na de Koude Oorlog kwam circa tien jaar geleden ten einde, met de Volksrepubliek China in de rol voorheen vertolkt door de Sovjet-Unie, als grootste strategische rivaal van de VS. Toekomstige historici zullen de exacte cesuur bediscussiëren maar ongetwijfeld uitkomen ergens tussen 2008 en 2016 – tussen de mondiale financiële crisis, toen de economische puinhoop die het Westen in eigen huis aanrichtte China vleugels gaf, en het jaar dat Trump het Witte Huis voor de eerste maal won met de belofte de mondialisering terug te draaien en China’s opgang te stuiten.

Illustratie Anne van Wieren

Wetenschappelijke discipline

Deze dubbele terugkeer van oude historische spoken – Ruslands directe territoriale agressie en nieuwe grootmachtrivaliteit – dwingt de Europeanen niet alleen zich beter te verdedigen maar ook zich opnieuw te verhouden tot de geschiedenis als historische discipline.

Toen de Florentijnse politicus-in-ballingschap Niccolò Machiavelli zich geconfronteerd zag met de oorlog en rampen die Italië troffen na de Franse invasie van 1494, bracht hij zijn tijd het liefst door met het lezen van Livius en andere Romeinse historici. Hij vond er voorbeelden voor zijn tijdgenoten, bijeengebracht in de meesterlijke Discorsi (1513). Zo ook moeten wij Europeanen, nu we een „Machiavelliaans moment” beleven – om de term te gebruiken die historicus J.G.A. Pocock muntte voor het moment waarop een politieke orde haar eigen kwetsbaarheid in de stroom van de tijd ervaart en daaruit nieuwe kracht en levenswil put –, dezelfde draai naar de geschiedenis maken.

De grote historicus Hajo Holborn, die nazi-Duitsland ontvluchtte voor Amerika, schreef in 1951: „Een constructieve behandeling van Europa’s hedendaagse problemen vraagt om historisch denken, hetgeen meer is dan louter historische kennis.”

Deze uitspraak geldt vandaag nog evenzeer. Holborn onderscheidt in het historische ambacht twee aspecten. Allereerst het vaststellen van de ware feiten. Dat bedoelt hij met historische kennis. Wat gebeurde, wanneer? Wie zei wat? Wat kwam eerst, wat later? Hier ligt de basis, de gefactcheckte Wikipedia-variant van de geschiedschrijving.

Maar ten tweede is er historisch denken, de kunst die ons een kompas in de tijd biedt. Uiteraard verbindt de tijd verleden, heden en toekomst voor ons allen, maar de historicus wil steeds weten: wat is hier nieuw, wat is veranderd, wat biedt continuïteit? Of ook: wat schijnt nieuw maar is al lang geleden begonnen, waar liggen oorzaak en gevolg, en wat lijkt voorbij maar werkt in feite ondergronds door?

Niet altijd staan waarheid en leugen zwart-wit tegenover elkaar. Vaak draait het om een strijd tussen interpretaties

Zulke kennis en zulk denken zijn beide hard nodig. In een tijd van desinformatie en propaganda helpt het om feit van fictie, waarheid van leugen te kunnen onderscheiden. Tegelijk moeten we niet naïef zijn. Niet altijd staan waarheid en leugen zwart-wit tegenover elkaar. Vaak draait het om een strijd tussen interpretaties, tussen verhalen. Zelfs zonder alle propaganda zouden Oekraïne en Rusland een andere kijk op het verleden hebben; elke interpretatie van hun gedeelde verhaal is een politieke daad.

Vijf kenmerken

Vijf kenmerken van historisch denken kun je onderscheiden, vijf wapens voor ons intellectuele arsenaal. 1. De dynamiek van de verandering. Om te beginnen leert de geschiedenis ons dat verandering soms heel snel kan gaan. Net zoals de vaart van sommige revolutionaire gebeurtenissen tijdgenoten ooit overweldigde – gisteren leefde je in een eeuwenoude monarchie, vandaag in een republiek –, zo ook kunnen wij fundamentele breuken gaan meemaken, die nu nog ondenkbaar schijnen. Wie Trump, Vance en Musk bezig ziet, voelt: die breuken liggen waarschijnlijk al om de hoek. Maar het omgekeerde komt ook voor: soms wint trage slijtage het van abrupte verandering. Dan houden oude vormen taai stand, weigeren oude wonden te helen, of wellen leed en rancune uit het verleden ineens met onverwachte bitterheid op. In dit opzicht wapent historisch denken zowel tegen een verering van de status quo als tegen de overmoed van de witte pagina. We moeten een pad vinden tussen oud en nieuw, tussen „niets verandert” en „alles is maakbaar”.

2. De natuur van de tijd. Tijd neemt twee vormen aan, door de Grieken Chronos en Kairos genoemd. Chronos is de voorwaartse loop van de natuurlijk tijd, gemeten met klokken en kalenders, verbonden met de wenteling van de aarde om de zon en om haar as. Kairos daarentegen, de gelegenheid, verwijst naar het juiste moment om te handelen en geeft een subjectieve draai aan de tijd. Wanneer een historicus schrijft dat ‘de geschiedenis versnelt’, betekent dat niet dat de klokkenwijzers sneller rondgaan, maar dat de vaart van gebeurtenissen toeneemt, dat het Rad van Fortuin harder draait – een tijd waarin velen de adem inhouden, terwijl sommigen ‘het moment grijpen’.

3. Ironie en onvoorspelbaarheid. De geschiedschrijving onderstreept het belang van toeval en onvoorspelbaarheid. Ze geniet van verhalen over gemiste kansen, onvoorziene ontmoetingen en verrassingen. Kleine oorzaken kunnen grote gevolgen hebben, oorzaken die zelfs aan de aandacht van de alertste tijdgenoot ontsnapten. Soms wensen alle spelers hetzelfde (alle leiders willen vrede, alle investeerders willen winst maken) maar gebeurt toch iets wat niemand wenst (een oorlog, een beurscrash). Vandaar dat de ironie een geliefde stijlfiguur is onder historici; die toon verheft hen boven het gewoel van het historisch proces dat alleen zij, dankzij het voordeel van de terugblik, kunnen doorgronden.

4. Tragedie. De gevoeligste historici – hierin nabij aan dichters en romanschrijvers – vertolken een tragisch besef. De mensenwereld kent talloze vormen en mogelijkheden en zit vol strijdige verlangens en belangen. In de kern is de tragedie dat niet alles tegelijk kan en het in de echte wereld niet steeds om ‘goed’ tegen ‘kwaad’ gaat maar vaak om ‘goed’ tegen ‘goed’, zoals de Britse filosoof Isaiah Berlin uiteenzette. Dan is het kiezen tussen bijvoorbeeld vrede en rechtvaardigheid, of vrijheid en gelijkheid. In dit opzicht betekent het aanvaarden van een terugkeer van de geschiedenis de erkenning dat we in een gebroken wereld leven. Een wereld van dilemma’s en, ja, tragische keuzes.

5. Vrijheid. Het adembenemende spektakel van alle verandering in de geschiedenis van de mensheid stemt ons als individu soms nederig maar geeft tegelijk enorm veel energie. Verandering kán. Ondanks het gewicht en de beperkingen van het verleden kunnen wij een „nieuw begin” maken (zoals Hannah Arendt het noemde). Wij mensen kunnen met woord en daad een bres slaan in een muur van schijnbare noodzaak, en onbetreden paden openen. De gevolgen van zulk handelen zijn onvoorspelbaar (zie de ironie hierboven), maar de ruimte om onze individuele en collectieve vrijheid vorm te geven bestaat en maakt ons wie we zijn.

Voor Europa – en de Europese Unie in het bijzonder – betekent dit historische wereldbeeld een mentale omwenteling van jewelste. Terwijl de stichtersgeneratie na 1945 een diep geloof had in de mogelijkheid van een ‘nieuw begin’, onderschatte zij het gewicht van het verleden. In feite werd de EU gebouwd om het wereldhistorische drama van Kairos tot rust te brengen. De hoop was dat de tijd louter Chronos kon worden, de gemeten tijd van bureaucratie en regulering. Nu is die hoop de afgelopen jaren wel verstoord, de juiste conclusie is nog niet overal getrokken. Zelden tot nooit hoor je bijvoorbeeld Europese Commissievoorzitter Ursula von der Leyen echte dilemma’s erkennen: bij haar kan altijd alles tegelijk.

In het jaar van de Russische invasie heb ik met collega’s het Brussels Institute for Geopolitics opgericht, vanuit de overtuiging dat Europa, wil het in de nakende grootmachtstrijd overleven, een eigen plek moet vinden in de ruimte maar ook in de tijd. Historisch denken als actuele noodzaak.

De terugkeer van de geschiedenis als verhaal

Geschiedschrijving is altijd politiek. Het begint al met de keuze van de hoofdpersoon – een staat, een natie, een sociale groep. Die hoogst politieke daad bepaalt een ‘wij’. Vervolgens moet die hoofdpersoon in de tijd worden geplaatst. In welk heden leven we, tussen welke toekomst en welk verleden? In welk tijdperk, op welke schaal? Politieke leiders hebben niet de luxe van historici om na afloop te kunnen oordelen. Zij moeten handelen, besluiten en zo nieuwe feiten scheppen in het nu – op het gevaar af door de ironie van de geschiedenis een loer te worden gedraaid.

Politieke leiders hebben niet de luxe van historici om na afloop te kunnen oordelen. Zij moeten handelen, besluiten en nieuwe feiten scheppen in het nu

Sinds mensenheugenis vertellen leiders hun bevolking een verhaal over ontstaan en wording. Het is geen toeval dat Poetin een quasi-wetenschappelijk essay over het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog schreef in de zomer voor de Oekraïne-invasie. Meer grote staatslieden namen als historicus de pen ter hand, van Julius Caesar tot Charles de Gaulle en Winston Churchill. Die laatste grapte ooit, „It will be found much better by all parties to leave the past to history, especially as I propose to write that history myself.”

Nu de gebeurtenissen zich op zo veel fronten bruusk ontvouwen, is het aan de Europeanen zelf om te kiezen uit tragische, boze, pastorale, pamfletterende en ironische tonen om onze geschiedenis te schrijven. Als wij dat niet doen, zullen anderen – bijvoorbeeld vanuit het big tech Witte Huis – die neerschrijven en de uitkomst voor ons bepalen.