Na dagenlang diplomatiek overleg kwamen de regeringsleiders van de EU-lidstaten, op 26 oktober bijeen in Brussel, tot een gezamenlijk EU-standpunt over de situatie in Israël en de Gazastrook. Cruciaal in deze verklaring: het streven naar „humanitaire corridors en pauzes voor humanitaire noden”. Hoognodig, gezien de benarde omstandigheden in Gaza, dat door Israël hermetisch afgesloten was na de terreuraanslagen van Hamas en al weken gebombardeerd werd. En een concreet doel.
Dat concrete doel kon een dag later misschien een reuzenstap dichterbij gebracht worden in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Jordanië diende een resolutie in die opriep tot een „humanitair staakt-het-vuren”. Deze resolutie kon rekenen op een meerderheid van honderdtwintig landen. Maar de EU viel uiteen, en de resolutie verloor daardoor veel van zijn impact.
Acht EU-lidstaten, waaronder Frankrijk en Spanje, stemden voor. De grootste groep EU-lidstaten, vijftien in totaal, onthield zich van stemming. Daaronder Nederland, Duitsland en Polen. Vier kleinere lidstaten, Oostenrijk, Tsjechië, Hongarije en Kroatië, stemden met de Verenigde Staten mee, tegen de resolutie.
Zo raakte het EU-doel van „humanitaire corridors en pauzes” meteen weer uit beeld. De EU-lidstaten offerden het aan allerlei overwegingen. Allereerst was er bij de onthouders het grote bezwaar dat de horrorterreur van Hamas niet expliciet veroordeeld werd in de uiteindelijke resolutietekst. Tegelijkertijd was er echter een bonte verzameling van specifieke binnenlandse motieven. Dat ging van angsten voor toenemende onrust in eigen land tot economische en geopolitieke belangen, en van electorale tot hoogstpersoonlijke calculaties. Iedere lidstaat kende zijn eigen combinatie om de EU in zijn hemd te zetten.
Deze verdeeldheid en verwardheid passen bij de getroebleerde geschiedenis van Europa met het Midden-Oosten. Misschien levert dat, hoe cynisch dat ook is, kansen op in diplomatieke zin. De EU is vanwege haar verdeeldheid immers slecht in te delen in een kamp, en dat biedt extra manoeuvreerruimte. Maar de verdeeldheid is vooral een teken van innerlijke zwakte. Dat deze zwakte nu geëxposeerd wordt tegen een acute achtergrond van almaar meer onschuldige doden is schrijnend.
Het is de Europese weerspiegeling van een bredere internationale trend: de mensenrechten en de rechtsstaat gaan meteen op de helling als de omstandigheden uitdagend worden. Het is de hoogste tijd om die realiteit en de consequenties ervan onder ogen zien.
Meloni’s zwijgen
Begin april schreef de journalist Ariel David een vlammend stuk in de Israëlische krant Haaretz. Het stuk ging over Giorgia Meloni, die toen net een aantal maanden premier van Italië was. Heel ‘Brussel’, van de EU-instituties tot het NAVO-hoofdkantoor, haalde op dat moment opgelucht adem. Meloni, van de (neo)fascistische partij Fratelli d’Italia, bleek verrassend netjes in de EU-pas te lopen, ook inzake de westerse steun aan Oekraïne. Sommige Europese leiders konden niet wachten om met haar op de foto te gaan en samen te gaan werken met deze nieuwe ster.
David wees er echter op dat Meloni’s positionering in de internationale politiek dan wel gematigd mocht lijken, maar dat diezelfde internationale positionering ook gekenmerkt werd door iets anders. Dat andere was het zwijgen over de zeer omstreden ‘juridische coup’ door premier Benjamin Nethanyahu in Israël. Diens ultrarechtse regering wil via een grondwetswijziging de macht van het Israëlische hooggerechtshof danig inperken en leidde, voor de aanslagen van 7 oktober, tot massale protesten. Meloni’s zwijgen hierover was volgens David een veeg teken.
Meloni leidt een openlijk fascistische partij. In Italië zelf doet Meloni wat bij haar profiel past. Haar regering vaart een ultraconservatieve koers, bijvoorbeeld met betrekking tot lhbti-rechten. En zij creëert voortdurend relletjes door de rol van de fascisten in de Tweede Wereldoorlog te vergoelijken. Deze binnenlandse dimensie wordt in de Europese machtscentra genegeerd. Zoals dat ook al jarenlang gebeurt met vergelijkbare trends in de binnenlandse politiek van andere West-Europese lidstaten, die te boek staan als stichters en/of dragers van de Europese integratie. Het kernpunt van David: wie dit niet negeert, ziet een beangstigende werkelijkheid. De nieuwe internationale trend in de democratieën van de wereld is die van de ‘illiberale agenda’. Meloni en Netanyahu bevorderen die allebei.
Deze illiberale agenda bestaat altijd uit twee componenten: meer democratie, minder rechtsstaat. Oftewel: het versterken van de wil van de meerderheid ten koste van minderheden en individuele rechten. Alles draait derhalve om het winnen en vasthouden van de meerderheid. Dat doel heiligt de middelen, ook als dat flagrante leugens zijn. En is de meerderheid eenmaal binnen dan wordt alles daaraan ondergeschikt gemaakt, ook de rechtsstaat. In verkiezingscampagnes is dat dan al gebeurd met het streven naar waarheid, waar de rechtsstaat op gebaseerd moet zijn. Uiteindelijk legitimeert dit het censureren van onwelgevallige geluiden en staatsintimidatie.
De illiberale trend is wijdverbreid. Grote democratieën zoals de Verenigde Staten en Brazilië experimenteerden ermee onder de presidenten Trump en Bolsonaro, die tegelijkertijd internationaal toch salonfähig bleven. Het is niet onopgemerkt gebleven.
Nieuwe supermacht India profileerde zich begin september als voorbeeldige gastheer van de G20. Wat zich intussen binnen de grenzen van de grootste democratie ter wereld afspeelt, beschrijft Pankaj Mishra in zijn recente essay ‘When the Barbarians Take Over’. Het is een hartverscheurend verslag van de gewelddadige intimidatie en etnische moordpraktijken van het regime van Modi, over de reeds verloren strijd hiertegen, en over de westerse desinteresse hiervoor. In het Westen ziet men India op dit moment nu eenmaal liever als een partner die tegenwicht kan bieden tegen China en Rusland. India is kortom op vele manieren bij de tijd.
Wat voor het illiberalisme de wil van de meerderheid is, is voor het fascisme de volkswil. Umberto Eco somt in zijn essay Ur-Fascism uit 1995 een aantal kenmerken op dat altijd schuilgaat achter het ‘catchword’ fascisme. Twee belangrijke daarvan: ‘cult van traditie’ en ‘irrationalisme’, ofwel ontkenning van rationeel verworven inzichten. Dat laatste gebeurt meestal op grond van door de meerderheid gekoesterde tradities of, zoals het tegenwoordig eufemistisch vaak heet, traditionele waarden.
Dit zijn de twee eeuwige pijlers onder de verabsolutering van de ‘volkswil’ ten koste van individuele rechten en de rechterlijke macht. Uit de jaren dertig van de vorige eeuw weten we dat de democratie via die weg haar eigen ondergang in zich draagt. Dat wil zeggen: zonder rechtsstaat zal de democratie zichzelf vroeger of later vernietigen, gelegitimeerd door de ‘volkswil’. De demonstranten in Israël waren bezorgd voor het opschuiven van hun land in die richting. Dat was niet zomaar.
Onzekere positie in veranderende wereld
De aantrekkingskracht van de haat, die voortkomt uit de eigenliefde van natiestaten en de groepen die zich daar de rechtmatige dragers van voelen, is in volle hevigheid terug. Zij wortelt in het gevoelde onrecht dat hoort bij een veranderende wereld waarin de eigen positie onzekerder wordt, bijvoorbeeld doordat de openheid van de liberale samenleving die andere wereld juist binnen laat komen, op basis van rationele argumenten, rechtsstatelijke principes en mensenrechten.
In zijn indrukwekkende boek Donau uit 1986 reist de germanist en schrijver Claudio Magris langs vele schuldige plaatsen van de Europese geschiedenis. Als Magris langs Sigmaringen in Baden-Württemberg komt, begint hij over de Franse schrijver en antisemiet Louis-Ferdinand Céline. Die zocht daar in 1944 met vrouw en kat zijn toevlucht, en voegde zich bij de „papier-machéhofhouding” van het opgejaagde, met de nazi’s collaborerende Vichy-regime, waarvan de kopstukken zich in het kasteel in Sigmaringen verschanst hadden.
Behalve een felle antisemiet was Céline ook een gebroken man vol haat. Als adolescent was hij de Eerste Wereldoorlog ingelokt door de grote woorden van de ideologie van dat moment, het nationalisme . Zijn leven was er hopeloos geknakt, nog voor het goed en wel begonnen was (lees daarvoor het aangrijpende eerste deel van Reis naar het einde van de nacht). Dit had hem gevormd. Niemand beschreef zo vernietigend hoe leeg grote woorden als democratie of mensenrechten kunnen zijn. Niemand was cynischer over de mobilisatie van mensen voor idealen, welke dan ook. Daarin meegaan was, volgens Céline, als een „vroegtijdige zaadlozing”, die beleefd werd als iets echts maar uiteindelijk nooit bij de waarheid van „de complexiteit van de [seksuele] liefde” in de buurt kon komen. Grote idealen waren huichelarij, die de intermenselijke betrekkingen kapotmaakt.
In een kernpassage over de Europese betekenis van het denken van Céline stelt Magris deze leugenachtige verdoezeling van de vroegtijdige zaadlozing centraal en introduceert hij Célines uitdrukking „het lyrische bidet”. Gezeten op dat bidet wordt het onderlijf gereinigd met het troebele water van de „grote halve waarheden”. Ook troebel water wast het onderlichaam schoon. En zo kan men doen of de daad wél iets echts geweest was. Volgens Magris is dit het zelfbedrog dat Céline razend maakte en dat past bij „het collectief bewustzijn, dat het geweld niet wil overwinnen maar ook niet onder ogen wil zien”.
De recente Europese verdeeldheid in de VN is een uiting van een beschaving die voortdurend het ‘lyrische bidet’ frequenteert. Een beschaving die de lyriek van de grote woorden gebruikt om te verbloemen wat er in de werkelijkheid gebeurt. Europa’s internationale daden zijn geen echte daden, zoals de hartstocht die het belijdt voor de idealen waarop het gebouwd is niet langer oprecht is. Europa doet alsof het voor de democratie vecht. Zie hoe de Oekraïense president Zelensky, vechtend voor de westerse waarden, het recent samenvatte: het Westen geeft ons genoeg wapens om te overleven, maar te weinig om te winnen.
In de wereld buiten Europa ziet men onze huichelarij, over mensenrechten vooral, al langer. Wij kunnen het ons niet langer permitteren dit te negeren. Al was het alleen maar omdat de grote getallen in diezelfde buitenwereld op geen enkele manier in Europees voordeel zijn. Of het nu gaat om wapens, grondstoffen, bevolking of internationale allianties, Europa zit in een verliespositie. Europa lijkt intussen steeds meer op een hedendaagse variant van de hofhouding van papier-maché in het kasteel van Sigmaringen in 1944.
In dit geopolitieke krachtenveld kan Europa het eigen verval alleen nog stuiten door zich verder en dieper te verenigen. Ziehier het onrustbarende nieuws van de EU-opstelling in de VN voor onszelf: wijzelf zien dit nog steeds niet onder ogen. Liever wassen we onze innerlijke zwakte weg op het lyrische bidet, om een meerderheid onder het binnenlandse publiek te paaien.
Het tij keren vraagt om het besef dat onze Europese wereld bedreigd wordt en dat die dreiging voor een belangrijk deel vanuit onszelf komt. Zolang Europese regeringsleiders en politici de waarden waarvoor ze zeggen te staan om electorale redenen onbekommerd en onweersproken relativeren in hun binnenlandse politiek, zal de Europese opstelling in de escalerende buitenlandse kwesties van dit moment een projectie van zwakte blijven. Zo zal de EU – weliswaar niet in woord, maar wel in halfslachtige daden – de bevorderaar blijven van een wereldorde die de hare niet is, en waarin zijzelf uiteindelijk ten onder zal gaan. Want als ergens de wet van de sterkste en de logica van de meerderheid heerst is dat in de internationale politiek. En wat dat betreft is onze Europese samenleving de gedoodverfde verliezer in de wereld van vandaag.
Alleen als Europa een manier vindt om die democratische rechtsstaat eensgezind met hand en tand te verdedigen, heeft het de rauwe wereld van vandaag een echt alternatief te bieden. Dat is eerder gebeurd. Voor ons loopt de geopolitieke frontlijn van deze tijd door onze eigen democratieën en rechtsstaten. Langs dat front moet het Europa van de samenwerking zich verenigen om een kans te maken in deze eeuw.