Opinie | Een voorpagina die NRC de volgende ochtend niet meer kon verdedigen

Zelfs voor dagen (en weken) waarin de Nederlandse samenleving onder morele hoogspanning lijkt te staan en kritische lezers achter elke kop een politieke agenda vermoeden, was de verontwaardiging groot nadat NRC op de voorpagina van woensdag 18 oktober schreef over de honderden doden die de avond ervoor waren gemeld na een explosie bij het Ahli Arab-ziekenhuis in Gaza-Stad. De boosheid van de lezers gold vooral het begin van het artikel: „Met wat wordt gezien als een gerichte aanval op een ziekenhuis in Gaza-Stad lijkt Israël een nieuwe grens te hebben overschreden in een strijd waarbij het zich toch al weinig van het internationaal recht aantrok.” Tientallen lezers vonden dat NRC (ondanks dat „lijkt”) zich kritiekloos achter de beschuldiging van Hamas schaarde en partijdig berichtte.

Die indruk werd verder versterkt door de openingszin van de tweede alinea: „Het is niet bevestigd of Israël bewust op het ziekenhuis mikte.” Die lijkt immers te impliceren dat Israël hoe dan ook verantwoordelijk was voor de explosie. Bovendien sorteerde de verwijzing naar het internationaal recht in de openingszin voor op een juridisch en moreel oordeel, terwijl op dat moment de feiten nog niet waren vastgesteld.

De explosie bij het ziekenhuis stelde dinsdagavond niet alleen NRC, maar ook andere nieuwsorganisaties voor dilemma’s. Toen rond half acht de berichten over het bloedbad binnenkwamen, was duidelijk dat ook de politieke gevolgen groot zouden zijn. In de eerste berichten werd vooral naar Israël gewezen. The New York Times kwam iets na half negen met een newsalert dat ook in die richting wees: „An Israeli airstrike hit a hospital in Gaza City where many civilians were sheltering, killing at least 500 people, according to Palestinian officials.” Israël had op dat moment verklaard „niet te weten” of het om een Israëlische luchtaanval ging. In het liveblog van NRC werd in twee posts gerept van een Israëlische aanval, en werd er een tweet van dezelfde strekking gepost. (Het blog werd later aangepast, de tweet is de volgende dag gecorrigeerd.)

De krant sorteerde voor op een oordeel, zonder feitelijke zekerheid

Rond half negen begon buitenlandredacteur Derk Walters – oud-correspondent in Israël – aan het artikel voor de voorpagina; hij had er temidden van de nieuwsontwikkelingen drie kwartier de tijd voor. Toen het artikel al af was, maar de krant nog niet naar de drukker was, volgde een meer substantiële Israëlische ontkenning. Die werd gemeld in het artikel en de onzekerheid over de toedracht vond zijn plaats in voorbehouden als het al genoemde ‘lijkt’.

De tijdsdruk van de deadline voor de papieren krant was groot; terwijl Walters aan het werk was doken er online filmpjes en verklaringen op, die ook weer werden gefalsifieerd. In een informatieoorlog is een eerste ontkenning zelden het laatste woord (en de eerste beschuldiging vaak ook niet.)

Heel uitzonderlijk was de NRC-weergave trouwens niet in de Nederlandse woensdagkranten: Het Parool repte over een „Israëlisch bombardement”, Trouw over „een naar het schijnt Israëlisch bombardement”, de Volkskrant schreef „bij Israëlische bombardementen is volgens verscheidene berichten […]”. Alle artikelen waren in een vergelijkbare krappe tijdspanne tot stand gekomen.

Walters had zijn verhaal met de kennis van woensdagochtend anders opgeschreven. „Achteraf zijn we, hoewel de ontkenning van Israël werd vermeld, te stellig geweest. Al weten we nog steeds niet wat er precies is gebeurd.” Avondchef Peter Leijten liet met de eindredactie enkele aanpassingen doen en gaf daarna groen licht voor publicatie. Dat betreurt hij nu. „Ik had strenger moeten zijn over het begin. De volgende dag zaten we met een voorpagina die we niet meer konden verdedigen.”

Duidelijk is – voor iedereen – dat meer terughoudendheid beter was geweest. Zolang de feiten onzeker zijn, is het zaak extra slagen om de arm te houden en is het te vroeg voor eigen uitspraken over de schuldvraag. Ook zonder was het verhaal – dat ook de wereldwijde reacties (van politici en op straat) in perspectief zette – relevant genoeg.

Intern leverde het artikel veel debat op, onder meer bij een redactiebijeenkomst op donderdag, los van het permanente gesprek dat er op de redactie wordt gevoerd over de verslaggeving van de oorlog. Een van de conclusies was dat er dezer weken van een aantal redacteuren zeer veel wordt gevraagd.

Woensdag liet de hoofdredactie het begin van het artikel online aanpassen omdat, in de woorden van adjunct Sandra Smallenburg, „de openingszin niet goed paste bij een nieuwsbericht”. Het artikel werd opnieuw geplaatst met een nieuwe, feitelijke beginalinea. Een nogal rigoureuze ingreep. Over het algemeen lijkt een nieuw verhaal de beste manier om voortschrijdend inzicht te adresseren, maar gezien de grote hoeveelheid online lezers die het artikel op dat moment nog had, begrijp ik de hoofdredactionele beslissing.

Daarbij moet dan wel onderaan het aangepaste artikel duidelijk worden vermeld wat er is veranderd – en waarom. Daar schortte het aanvankelijk aan. In een eerste versie van de correctie schreef NRC dat „werd aangenomen dat het leek of Israël schuldig was”, maar werd niet duidelijk gemaakt wat er precies was verwijderd. Inmiddels staat dat duidelijker aangegeven.

Overigens bleef het niet bij de correctie. In de liveblogs werd het nieuws over het ziekenhuis doorlopend gevolgd en op woensdagmiddag verscheen een ‘vragenstuk’ – deels geschreven door Walters – waarin de mogelijke toedrachten werden nagelopen. Specialisten die zich bezighouden met open source intelligence concludeerden daarin dat het zeer wel mogelijk was dat de oorzaak van de explosie een vanuit Gaza afgevuurde raket was. Maar ook dat dat niet met zekerheid vast te stellen is.

Arjen Fortuin

Reacties: [email protected]

Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement. Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.