Opinie | Een nationaal architectuurinstituut? Dat is helemaal niet nodig

Architectuur De politiek kan beter samenwerken met de architectuurorganisaties die er al zijn, schrijven en . Dat is een stuk beter voor de aanpak van kwesties als het woningtekort.
Foto Koen van Weel/ANP

Woningtekort, sociale ongelijkheid, energietransitie: dat de architectuursector een prominente rol speelt bij de aanpak van al deze uitdagingen, lijkt vanzelfsprekend. En dus was het bemoedigend om te zien dat een recente Tweede Kamermotie om te onderzoeken of een nieuw, nationaal architectuurinstituut de sector een luidere stem kan bieden, met zo’n overweldigende meerderheid werd aangenomen.

Toch riep de motie ook vragen op. Deze kwam voor velen in het werkveld als een verrassing. Een oproep om de architectuursector te versterken, kwam schijnbaar tot stand zonder met diezelfde sector te spreken. Als politiek en architectuur een betere band hadden, was misschien opgevallen dat een nationaal architectuurinstituut in feite al lang bestaat.

Niet als één organisatie, maar in de vorm van een levendig landschap van bestaande instellingen, organisaties en initiatieven die bijdragen aan het debat over ruimtelijke ordening. Zo zijn er het Nieuwe Instituut en de nieuw leven ingeblazen Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam (IABR) – die beide (deels of geheel) dienen om het gesprek over architectuur vooruit te helpen met onderzoek, debat en presentaties.

Tegelijk behartigt de Branchevereniging Nederlandse Architectenbureaus (BNA) de belangen van architecten en verstrekt het Stimuleringsfonds subsidies, terwijl het College van Rijksadviseurs de regering en ministeries adviseert op nationaal niveau. Een netwerk van Stadsbouwmeesters doet hetzelfde voor gemeenten. Voeg daar nog een scala aan andere (lokale) netwerken en organisaties aan toe, en het wordt duidelijk dat er geen tekort is aan initiatieven en samenwerkingen.

Uitreiken van prijzen

Dit landschap vervult nu al alle functies van een nationaal architectuurinstituut: ruimte bieden voor discussie, debat en presentatie; produceren van kennis; visies op ruimtelijke planning; ondersteunen van professionals; bestuderen en bepleiten van beleid en regelgeving; contact met de overheid; organiseren van competities en uitreiken van prijzen.

Het oprichten van een nieuw instituut, hoe goedbedoeld ook, levert waarschijnlijk een eindeloze tijd- en geldrovende discussie op. Die leidt onnodig af van het feit dat er urgente problemen zijn en dat de infrastructuur om deze aan te pakken al bestaat.

Lees ook dit interview met Aric Chen: ‘Architectuur en design kunnen de wereld veranderen’

In plaats daarvan zou het effectiever zijn om van de bestaande spelers in het veld te profiteren, hun rollen beter te definiëren, af te stemmen en in sommige gevallen uit te breiden, en de banden met beleidsmakers en overheden te versterken.

Er was trouwens ooit een nationaal architectuurinstituut. Dit Nederlands Architectuurinstituut (NAi) fuseerde in 2013 op last van de overheid met twee andere organisaties tot het Nieuwe Instituut voor architectuur, design en digitale cultuur. Het was een controversiële stap, want het NAi was geliefd en effectief.

Maar de tijden zijn veranderd. De uitdagingen van dit moment zijn te complex en de behoeften te divers om aangepakt te worden door één afzonderlijke instelling. Meer stemmen, meer perspectieven, meer vormen van expertise en meer energie vanuit verschillende hoeken: dat is wat we nodig hebben.

Als opvolger van het NAi staat het Nieuwe Instituut klaar om samen met onze collega’s in de sector hierin een leidende rol te spelen. We hopen dat het volgende kabinet ook bereid is met ons samen te werken.