In het weekend dat de Holocaust werd herdacht, werd duidelijk dat de Hogeschool Utrecht een lezingenserie over de Holocaust voor onbepaalde tijd had uitgesteld. Zoals in de onlangs gepubliceerde reconstructie van NRC duidelijk werd, had dat onder meer te maken met de noodzaak die de hogeschool voelde voor meer tijd „om de gebeurtenissen van 7 oktober en daarna in breder perspectief te plaatsen”.
In de storm van kritiek die daarop volgde – met name zichtbaar op sociale media, waaronder ook op mijn account op X – tekenden zich al snel twee kampen af. Enerzijds ontstond een groep die verbijsterd reageerde dat een hogeschool dit zomaar – nota bene in het weekend dat in het teken stond van de herinnering aan de moord op 6 miljoen Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog – kon besluiten, al dan niet onder druk van de pro-Palestijnse actiegroep New Neighbours. Anderzijds was er een groep mensen die het op zijn minst dubieus vond dat deze lezingenreeks door het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) werd georganiseerd, door velen gezien als een pro-Israëlische lobbyorganisatie.
Als docent van één van de lezingen werd ik in de uren en dagen die volgde op de bekendmaking van alle kanten – op sociale media, door kranten, radio- en televisieprogramma’s – benaderd om (kort) te reageren op het besluit van de hogeschool. Ik stelde onder meer dat de huidige situatie in het Midden-Oosten los moet worden gezien van een lezingenreeks over de Holocaust. Ook schreef ik op X in reactie op een collega die mij bekritiseerde voor mijn samenwerking met CIDI dat ik altijd mijn kennis over de Holocaust wil delen zolang het mij vrij staat de lezing volledig zelf in te kleden – hetgeen hier het geval was – en zolang er ruimte is voor discussie.
Ondanks mijn herhaalde pogingen om te benadrukken dat dit slechts een illustratie is van veel grotere problemen die zich na 7 oktober hebben ontwikkeld bleven de meeste nieuwsitems – ook in NRC – uiteindelijk aan de oppervlakte in de vorm van korte reacties van verschillende kanten op het besluit van de hogeschool en een reconstructie van de gebeurtenissen.
Geen pro-Israël statement
Toch is het belangrijk om de diepere betekenis van dit besluit, dat inmiddels gelukkig is teruggedraaid, te doorgronden. Het staat namelijk niet op zichzelf. Zo werd afgelopen november de Wiener Holocaust Library in Londen met de tekst ‘Gaza’ beklad. Ook werden Holocaust-gerelateerde (herinnerings)evenementen afgezegd. Collega’s voelen zich niet langer veilig om les te geven over de Jodenvervolging.
Niet lang geleden vroeg een goede vriend die in Egypte woont of ik me, in het licht van de oorlog in Gaza, niet oncomfortabel voel. Ik besteed immers veel tijd aan Holocaustonderzoek en -onderwijs. Problematisch aan al deze voorbeelden is dat het hele vakgebied van Holocauststudies op deze manier gepolitiseerd wordt. Alsof lesgeven over, of onderzoek doen naar, de Holocaust direct ook een pro-Israël standpunt impliceert. Een absurd en zeer gevaarlijk idee, wat leidt tot de inperking van de academische vrijheid.
Het is een antisemitisch idee dat Holocauststudies op de één of andere manier gelijkstaat aan een pro-Israël standpunt, omdat het ervan uitgaat dat er een ‘lange arm van Israël’ is die een heel vakgebied manipuleert.
Het kan ook eenvoudig onderuitgehaald worden. Verschillende wetenschappers binnen het vakgebied – Raz Segal, Martin Shaw, Omer Bartov en met hen nog velen anderen – laten zich kritisch uit over de huidige situatie in Gaza. Juist de diversiteit aan meningen en standpunten die zich binnen het Holocaust- en Genocidestudies vakgebied sinds 7 oktober hebben ontwikkeld, is belangrijk om het veld vooruit te helpen. De vraag of er genocide plaatsvindt in Gaza raakt het hart van waar wetenschappers zich binnen dit werkveld al decennialang over buigen. Mijn collega Ugur Ümit Üngör schreef recent een wetenschappelijk artikel waarin hij juist dit betoogde.
Beter begrip
De polarisatie die zich sinds 7 oktober meester heeft gemaakt van veel publieke discussies rondom de Holocaust en de situatie in het Midden-Oosten, wordt eigenlijk in het geheel niet gereflecteerd in de wetenschapsbeoefening. Zo werken Joodse en Palestijnse intellectuelen al veel langer gezamenlijk aan een beter begrip van de Holocaust en de Nakba, het Arabische woord voor ‘catastrofe’ dat verwijst naar de gevolgen – de massale verdrijving van Palestijnen – van de eerste Arabisch-Israëlische oorlog in 1948. In de regio zelf is er dus een uitvoerige discussie over de manier waarop deze, geheel verschillende, catastrofen van de Joden en de Palestijnen zich tot elkaar verhouden, waarin ruimte is voor diverse standpunten.
Dat betekent natuurlijk niet dat we het niet over afzonderlijke cases kunnen en moeten hebben. De toename van het antisemitisme, de afnemende kennis van de Holocaust en de herhaaldelijke verdraaiing of ontkenning van feiten met betrekking tot de Holocaust, zorgt ervoor dat de noodzaak voor goed Holocaustonderwijs alleen maar verder toeneemt.