Opinie | Een hard conflict over de bronnen van Bregman na een scherpe column in NRC

Het boek verschijnt pas op 19 maart, maar de marketing voor Morele ambitie van Rutger Bregman (De Correspondent) haalde drie weken geleden al Buitenhof. NRC publiceerde vorige week vrijdag een column van Stine Jensen over het boek. Ruim een week voor verschijning dus, maar dat was niet wat de meeste aandacht trok. Dat was de harde aanval, onder de kop: ‘Rutger Bregman bedenkt die sterke ideeën niet zelf’. Jensen laakte de „evangelische” stijl van Bregman, verweet hem de boeddhistische monnik Matthieu Ricard belachelijk te maken en stelde dat hij ten onrechte mensen „een strenge morele tik op de vingers” geeft.

Bovendien lanceert hij, schreef ze, „stelselmatig sterke ideeën […] alsof hij ze zelf heeft bedacht”. Van dat laatste gaf ze twee voorbeelden. Ze miste in het boek dat de term ‘morele ambitie’ in 2011 is gebruikt door Omri Elisha, „om de werkwijze van evangelische activistische Amerikanen te typeren”. Ook stoorde het haar dat Bregman zijn lezers wel aanspoorde om een ‘goede voorouder’ te zijn, maar zonder daarbij te verwijzen naar Roman Krznaric en diens boek The Good Ancestor. Dit is, stelde Jensen, „precies de manier […] waarop vondsten van vrouwen en migranten verdwijnen uit de wereldgeschiedenis”.

Bregman reageerde na publicatie op LinkedIn en stelde dat er drie feitelijke onjuistheden in Jensens artikel stonden en verweet haar geen wederhoor gevraagd te hebben. In een brief aan NRC beklaagde hij zich over een „de facto” beschuldiging van plagiaat en een aanval op zijn integriteit. Zowel zijn uitgever als hijzelf drongen aan op een rectificatie.

Integriteit

Eerst een paar formele punten. Jensens kritiek lijkt mij geen plagiaatbeschuldiging. Plagiaat is, ook in de NRC Code (die het heeft over „een ernstig journalistiek vergrijp”), het overschrijven van andermans werk zonder bronvermelding, wat méér is dan wat Jensen Bregman verwijt. Als een aanval op Bregmans integriteit kun je de verwijten van Jensen wat mij betreft wel zien. Tegelijk hebben columnisten een grote vrijheid. Ze mogen overdrijven, retorische middelen inzetten, een karikatuur van hun tegenstanders maken (of van zichzelf). Dat tast misschien hun overtuigingskracht aan, maar verboden is het niet. Wederhoor hoeven ze niet te vragen.

Wel moeten ze zich gewoon aan de feiten houden. Bregman zag drie onjuistheden in Jensens column en een daarvan leidde in de loop van de middag tot een correctie. Jensen schreef dat Bregman een aantal zaken over monnik Matthieu Ricard verzweeg, terwijl die gewoon in zijn boek stonden. De twee andere kwesties waren minder eenvoudig. Bregman stelde dat hij Omri Elisha niet hoefde te noemen als bron voor het begrip ‘morele ambitie’, omdat diens studie om Amerikaanse evangelisten draaide, een onderwerp dat „helemaal niks” met zijn boek te maken heeft. Hij betwist dus niet zozeer de feitelijkheid van Jensens punt, maar de relevantie ervan.

Iets vergelijkbaars geldt voor het dispuut over het niet noemen van Roman Krznaric. Bregman erkent dat, maar vestigt er de aandacht op dat hij wel een andere bron van de term ‘good ancestor’ noemt, namelijk de Amerikaan Ralph Nader. Dat klopt. Als hij de goede voorouder introduceert, schrijft hij over „moreel ambitieuze mensen die, zoals Nader zelf eens zei, ‘een goede voorouder’ willen zijn”. Dat citaat van Nader (2004) is ouder dan het boek van Krznaric (2020), al schrijft die laatste in zijn boek weer dat hij de goede voorouder al in 1977 bij Jonas Salk aantrof. Voor Bregman was het logisch om Nader te noemen omdat die al in zijn boek voorkwam. Bovendien heeft Bregman, zegt hij, een andere benadering dan Krznaric die „meer ideologisch” zou zijn.

Al met al begrijp ik dat NRC geen reden zag voor verdere correctie; een standpunt dat herhaald werd door de hoofdredactie toen de leiding van De Correspondent zich daar meldde. Daarmee is niet gezegd dat de tegenwerpingen van Bregman niet ter zake doen; ze kunnen de lezer helpen om de conclusie van Jensen te wegen. Ik had ze dan ook graag in NRC gelezen, ook als aanzet voor een debat over hoe en wanneer we eer moeten bewijzen aan de reuzen op wier schouders we staan.

Columnisten hebben veel vrijheid, maar zijn gebonden aan de feiten

Van het aanbod om een ingezonden brief te schrijven maakte Bregman geen gebruik. „Ik was bang dat dat te veel een he said, she said zou worden, waarbij op de brief ook weer een naschrift zou volgen. Ik had er na de aanval ook nog maar weinig vertrouwen in hoe NRC met die brief om zou gaan.” Uiteindelijk plaatste De Correspondent een verklaring op de eigen site: ‘NRC weigert valse aantijgingen in column over Rutger Bregman te rectificeren.’ Zo werd het toch een he said, she said, maar dan op verschillende plaatsen.

Complexe zaak

Stine Jensen kijkt met weinig genoegen terug op de zaak. Ze was vrijdagochtend al geschrokken van de kop boven haar artikel, al kwam die uit de column zelf. „Ik wist dat het een stevige column was, maar werd toch verrast door de manier waarop de passages over Bregmans bronnen de rest van het verhaal gingen overheersen.” Achteraf erkent ze dat het korte bestek van een column minder geschikt is om een complexe zaak als tekort schietende bronvermelding goed uit te werken. Overigens houdt ze staande dat Bregman meer aandacht had moeten besteden aan Krznaric, Elisha en de geschiedenis van de begrippen die hij hanteert.

Uiteindelijk zullen de lezers zich een oordeel vormen over boek en werkwijze van Bregman. Al zullen ze nog een paar dagen moeten wachten tot Morele ambitie in de winkel ligt. Dat is nog een puntje van aandacht: polemiek over een tekst werkt het best als de lezer die tekst er ook bij kan pakken.

Arjen Fortuin

Reacties: [email protected]

Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement.
Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.