Opinie | Een duivels taaldilemma

‘U spreekt geloof ik zeven talen, mijnheer Timmermans, maar niet de taal van het volk”, aldus PVV-leider Geert Wilders in een televisiedebat tegen de lijsttrekker van GroenLinks-PvdA. Frans Timmermans lacht. Wat kan hij anders? Later, in het populaire praatprogramma Vandaag Inside, wordt hij omschreven als een boer met kiespijn en Wilders als de retorische Champions League.

Populisme is niet alleen in Nederland aan een opmars bezig: 30 procent van alle Europeanen stemt stemt populistisch en anti-establisment. Partijen die vroeger in de media principieel werden doodgezwegen en door collega’s uitgesloten, treden op in talkshows en worden als bestuurswaardig beschouwd. Niet alleen de standpunten van populistische partijen zijn de afgelopen jaren mainstream geworden, ook de taal waarin die standpunten worden gecommuniceerd. Er woedt een politieke taalstrijd die zelden wordt benoemd.

Populisme is een verraderlijk begrip. Het kan verwijzen naar een ideologie, maar ook naar een strategische vorm van politieke communicatie. In de meest enge zin wordt populisme gekenmerkt door een afkeer van de gevestigde orde. Populisten prijzen de ‘taal van het volk’ en plaatsen zich lijnrecht tegenover een ‘elitair taalgebruik’ dat ze ervaren als omslachtig, ondoorzichtig en arrogant.

De retoriek van de populist is er doorgaans één van weinig woorden, die de luisteraar niet zozeer op intellectueel als wel op emotioneel niveau weet te bereiken. De taal wordt volks genoemd omdat ze lijkt op wat er thuis aan de keukentafel wordt gesproken. Van populistische politici wordt gezegd dat ze klare taal praten. Recht door zee. Zeggen waar het op staat.

Sociale media

Maar wat is dat eigenlijk: klare taal? In Aristoteles’ Retorica draaide het om ethos, logos, pathos: populistische leiders zijn vaak charismatisch, gebruiken logische, hapklare argumenten en zijn effectief in het overbrengen van emotie. Nieuw is die tactiek dus niet, maar het feit dat een taal die vroeger als politiek onwaardig werd beschouwd tegenwoordig de boventoon kan voeren, is ronduit revolutionair.

Dat de populistische retoriek juist nu floreert, is niet toevallig. Ten eerste sluit de taal wonderwel aan bij de nieuwe sociale media waar elke boodschap bondig moet worden geformuleerd. Op invloedrijke fora dient een standpunt zelfs letterlijk beperkt tot een specifiek aantal tekens. Wie zich buiten dat ‘taalperk’ begeeft, zal aan publiek en zeggingskracht inboeten.

Onze taal wurmt zich steeds vaker en vlotter in het krappe jasje van de sociale media, met schrijnende gevolgen. We leven in een politieke tijd waarin zorgvuldigheid het aflegt tegen relevantie. Wie afgewogen en genuanceerd een mening wil formuleren, boet in aan zeggingskracht. Nuanceren lijkt de doodsteek voor elke boodschap. Wie meer zegt, bereikt minder.

Achilleshiel

In de tweede plaats gedijt het populisme fantastisch in een medialandschap waar de toon van de boodschap sterker resoneert dan de inhoud. De kiezer wil niet overtuigd worden van het waarheidsgehalte van een bewering, maar van haar waarachtigheid. Argumenten wegen zwaarder dan feiten. We worden overspoeld met informatie, maar hebben steeds minder handvatten om die informatie op waarde te schatten en een steeds geringer besef van wat het betekent om geïnformeerd te zijn. Cijfers en doorrekeningen worden bijzaak. Overtuiging en bezieling zijn voor de kiezer leidend in het bepalen van haar stem.

Wat als de middenpartijen de taal van de tegenstander leren begrijpen én beheersen?

Ondertussen zien de mainstream partijen het populistische discours hoofdschuddend aan. Daarmee vertonen ze precies de arrogantie waar de populist hen van beticht. In een haast wanhopige poging de vervreemde kiezer terug te vinden, verschuiven ze hun eigen politieke standpunten schoorvoetend in de richting van de populaire partijen. Het wrange is dat ze schuiven op het verkeerde bord.

Het verleden heeft uitgewezen dat inhoudelijk ‘draaigedrag’ een partij juist kwetsbaarder en minder geloofwaardig maakt. De achilleshiel van de gevestigde partijen gaat niet over inhoud, maar over vorm. Niet het beleid dat ze voorstellen, maar de toon is te gematigd om de huidige kiezer aan te spreken.

Natuurlijk proberen de mainstream partijen eens wat, dollen ze weleens een zinnetje mee met de populistische ‘pestkoppen’. Ik denk aan Agnes Kant van de SP die in repliek op Wilders’ zogenaamde ‘kopvoddentaks’ iets gevats probeerde te zeggen over een heffing op peroxide met een sneer naar Wilders’ haar. Het klonk als een brugklasser die voor het eerst Frans spreekt. Haar opmerking stak schril af tegen de taal die ze doorgaans bezigt. Het was gênant.

Morele superioriteit

Terug naar Timmermans die zijn beste speech, daar lijken we het verrassend over eens, ná de verkiezingsuitslag gaf. Waarom vinden we die toespraak goed? Er zat emotie in zijn woorden, overtuiging, passie – pathos. Een retorisch wapen dat Timmermans niet eerder in de campagne zo duidelijk had ingezet. Immers, zoveel emotie ruikt naar populistische retoriek.

Wat als die terughoudendheid zou wijken? Wat als de mainstream partijen het zouden aandurven om de taal van de politieke tegenstander te leren begrijpen én beheersen? Is het werkelijk ondenkbaar dat Timmermans in vergelijkbare bewoordingen zijn eigen politieke programma verdedigt?

In grote lijnen blijft de houding van de gevestigde partijen dan ook: politicus, blijf bij je eigen taal!

‘Mijnheer Wilders, daar bent u weer met uw egocentrische, onmenselijke beleid van ikke, ikke, ikke, en de rest kan stikken.’ ‘In Afrika mogen de mensen wat u betreft verhongeren, mijnheer Wilders, zolang elke Nederlander maar een auto heeft.’ ‘Er zijn vorig jaar welgeteld twintigduizend migranten naar Nederland gekomen. Weet u, mijnheer Wilders, hoeveel Nederlanders er tegenwoordig zijn? Bijna achttien miljoen. Achttien miljoen! Het is toch volkomen idioot en van de pot gerukt om die paar duizend mensen al het leed van Nederland in de schoenen te schuiven?’ Klare taal bezigen in de politiek: is dat zo moeilijk?

Ja, dat is moeilijk. Sterker nog: het is een duivels taaldilemma. Het toe-eigenen door de mainstream partijen van een populistische retoriek zou dat discours verder legitimeren en tradities van verdraagzaamheid en pluralisme compromitteren, het zou de politiek verder polariseren en de ruimte voor nuance nog meer inperken. Dat wil niemand.

In grote lijnen blijft de houding van de gevestigde partijen dan ook: politicus, blijf bij je eigen taal! Brand je niet aan de onvolledigheid, beschuldigingen en emotionele aanvallen van de populist. De vraag is echter hoelang je een taal kunt negeren die steeds breder gebezigd wordt. Wat schiet je electoraat op met morele superioriteit als je partij nauwelijks meer wordt begrepen of gehoord?

Reactief

Gehoord worden is de kern van politiek. Campagnevoeren is de kunst van het overtuigen. Filosoof Michel Foucault waarschuwde voor het gevaar een onderscheid te maken tussen een geaccepteerd en niet-geaccepteerd discours. Wie een deel van het discours verwerpt, saboteert een evenwichtig debat. Het lijkt alsof de gevestigde partijen niet begrijpen dat een slogan iets anders is dan beleid, dat de context van een campagne iets anders is dan de context van de Kamer. Felle uitspraken lijken uit den boze. Humor, kenmerkend voor de taal van de populist, is dramatisch ver te zoeken. Zo’n droge, stijve poot werkt niet verheffend, maar verlammend. Het leidt tot een verdoofde taal. Een taal die slaapt. Die zwijgt.

Het moment is aangebroken om af te rekenen met de tegenstelling tussen de ‘taal van het volk’ en de ‘taal van de elite’ die de populistische partijen hebben gecreëerd. De maatschappij, dat zijn wij. Het volk, dat zijn wij. Allemaal. De taal die we dagelijks bezigen is de taal die we graag horen van onze politici. Sterker nog: het is de taal die we ten diepste begrijpen en die bij machte is ons te overtuigen. Als de gevestigde partijen populistische taal niet langer schuwen zullen ze, ironisch genoeg, juist één van de pijlers van het populisme ondermijnen.

Het is overigens geen knop die omgaat: er ligt een zee van ruimte tussen een politiek correct jargon en een taal die aanzet tot geweld. Zolang de mainstream partijen aarzelen om zich in die ruimte te begeven en te experimenteren, zal hetzelfde politieke scenario zich herhalen. De partijen blijven reactief en worden in de verdediging gedreven – een positie die zelden leidt tot politieke winst.

Hoe bewonderenswaardig het zoeken naar nuance, rust en redelijkheid ook is, uiteindelijk zal de politieke taal zegevieren die het beste aansluit bij de tijd. 30 procent van alle Europeanen stemt inmiddels populistisch en anti-establishment. Zolang de mainstream partijen er niet in slagen een helder antwoord te formuleren op de klare taal van de populist, zal dat percentage blijven stijgen. Misschien had Wilders gelijk. Als Timmermans tijdig een achtste taal had leren spreken, waren de verkiezingen anders gelopen.


Lees ook
‘Taalgebruik van Haagse politici vrijwel identiek aan verkopers’

Siemon Reker: „Ik vind Rutte intrigerend. Zoals hij met woorden mensen weet in te pakken.”


Leeslijst