Ken jij het verhaal van de verloren wereldverbeteraar? Hij zag de wereld in de fik gaan, en voelde een intrinsieke motivatie om het vuur te blussen, en de wereld mooier achter te laten. Zijn tijd en energie investeerde hij in de strijd tegen het vuur. Klimaatcrisis, dreigende oorlogen, genocide, mensenrechten die worden geschonden. Genoeg ellende om aan te pakken, en de wereldverbeteraar greep elke seconde en alle energie in zijn vezels aan om ten strijde te trekken. „Als ik het niet doe, wie dan wel? We kunnen toch niet alleen voor onszelf leven?” Maar wat hij niet door had is dat tijd en energie niet eindeloos zijn. Dus bleef er weinig tijd over om naar de verhalen van zijn kinderen te luisteren, zijn geliefde te omhelzen en als familielid zorg te verlenen. Zo werd hij een verloren wereldverbeteraar.
Voor veel politici, bestuurders, activisten en andere ‘wereldverbeteraars’ is dit hun realiteit. In een poging de wereld een betere plek te maken verwaarlozen ze hun relaties in de privésfeer. En zo verliezen ze de balans tussen de grote en de kleine wereld. Omdat ze hun tijd en energie vooral besteden aan hun missie of roeping om de wereld te verbeteren. Met als gevolg dat ze weinig ruimte overhouden voor de kleine wereld. Daardoor voelt het alsof ze als partners, ouders en vrienden gefaald hebben. Want je kunt je afvragen wat je hebt gewonnen als je via de politiek, het bedrijfsleven, activisme en intellectuele betrokkenheid grote impact maakt en massa’s mensen inspireert, maar er niet in slaagt om een gezonde band met je kinderen op te bouwen.
Onze samenleving zou niet functioneren als ieder lid daarvan zich alleen zou richten op de particuliere sfeer, en zich niet bemoeit met het publieke leven. Dan zouden wij geen politici hebben om wetten te maken, journalisten om ze te controleren, activisten om naar betere wetten te streven. Maar het tegenovergestelde is ook waar. Als ieder lid van onze samenleving alleen maar met de politieke zaak bezig zou zijn, zouden we hele slechte ouders en vrienden zijn. En daarmee zouden wij een samenleving bouwen waar we geen gezonde verbinding aangaan, wat het algemene belang verder zou ondermijnen.
Grote en kleine wereld
De zoektocht naar de balans tussen de grote en kleine wereld houdt mij als nieuwe vader bezig. Mijn persoonlijke verhaal wordt gekenmerkt door oorlogen, ontheemding en onrecht. Daardoor voelt elke vezel in mij zich geroepen om te strijden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat ik de afgelopen jaren een verloren wereldverbeteraar ben geworden.
Ik omringde mijzelf met andere verloren wereldverbeteraars. We vertelden elkaar verhalen over de wereld die ons nodig heeft. We stonden continu aan om de wereldproblematiek met elkaar te bespreken. Maar in de loop der jaren leerde ik dat de ellende in de wereld niet ophoudt. En dat een carrière en politieke engagement maar gedeeltelijk vervullen. Om volwaardig te leven, en echt impact te maken, moest ik ook in de kleine wereld investeren. Waarachtig verbinding aangaan. Vertragen. Zorg verlenen.
Daarom vind ik het inspirerend dat ik nu omringd word door ouders die hun gezin boven carrière en politiek engagement stellen. Zo besloot een vriendin na een scheiding haar wetenschappelijke carrière niet voort te zetten, en voor haar twee zonen te zorgen. Met haar nieuwe partner kreeg zij haar derde zoon, die net als zijn grote broers opgroeide met liefde, zorg en aandacht in zijn eerste levensjaren. Mijn buurman heeft zich ziek gemeld omdat hij de hele nacht wakker is om voor zijn baby te zorgen. Die baby heeft een serieuze vorm van reflux. Om te voorkomen dat alle melk die zij binnenkrijgt niet weer omhoog gaat, wordt zij door haar ouders vastgehouden, ook wanneer ze slaapt.
En ik ken een D66-raadslid dat vorig jaar een belangrijke zakenreis naar IJsland heeft afgezegd omdat hij voor zijn gezin wilde zorgen. Zijn vrouw had net een hernia gekregen. „Ik heb een verantwoordelijkheid naar mijn werkgever, maar uiteindelijk is de verantwoordelijkheid voor mijn gezin groter”, vertelde hij.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data130054645-f055a8.jpg|https://images.nrc.nl/lz0089ymAyMfF5NRdLXZlzplLIA=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data130054645-f055a8.jpg|https://images.nrc.nl/Y42Y0-mIpEAyKEj0WuOIwK8QxH0=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data130054645-f055a8.jpg)
Kleine binnenwereld
Een betere wereld begint thuis. Bij de kleine binnenwereld. Dat is het adagium dat de genoemde ouders leidt in hun keuzes. Omdat ze zich bewust zijn van het feit dat ze op individueel niveau geen grip hebben op de grote buitenwereld. Terwijl elke energie die zij in hun gezin investeren zich als een olievlek over die grote buitenwereld verder verspreidt. Zoals Dana Suskind, hoogleraar kindergeneeskunde en auteur van Parent Nation, het stelt: ouders dragen niet alleen bij aan de samenleving, zij creëren haar ook. Ze voeden een nieuwe generatie van onderwijzers, studenten, werkgevers, werknemers, politici en stemmers op. Daarmee fungeren ouders als hoeders van onze toekomst.
In eerste instantie omdat hun zorg, liefde en aandacht bijdragen aan het fysieke, emotionele en mentale welzijn van hun kinderen. Kinderen die door verantwoordelijke ouders zijn opgevoed ontwikkelen positieve sociale vaardigheden, inlevingsvermogen en een verantwoordelijkheidsgevoel jegens anderen. Ze presteren beter op school en ontwikkelen een nieuwsgierige en lerende houding. Daarnaast dragen verantwoordelijke ouders bij aan een sterke mate van eigenwaarde en zelfvertrouwen bij hun kinderen. Hierdoor kunnen deze kinderen beter met tegenslagen omgaan, betere besluiten nemen en gezonde relaties opbouwen. Ze zijn ook minder vatbaar voor risicovol gedrag, zoals middelenmisbruik, geweld en criminaliteit.
Vanuit het idee van verantwoordelijk ouderschap leren we dat onze kinderen ons niet toebehoren. Wij hebben ze als een cadeau gekregen, om ze klaar te stomen voor de samenleving. Verantwoordelijk ouderschap veronderstelt dan ook het vermogen en de toewijding om als ouder een veilige omgeving te creëren waar kinderen in al hun gedaanten kunnen floreren. Zodat zij als verantwoordelijke en productieve leden (lees: burgers) van de samenleving kunnen opgroeien. Dat betekent dat ze in emotionele, spirituele en educatieve behoeftes worden voorzien. En dat ze in jou als ouder een rolmodel zien, van wie ze kunnen leren (lees: zien) hoe ze zich dienen op te stellen ten opzichte van anderen en de rest van de samenleving.
De rekening voor verantwoordelijk ouderschap is uiteindelijk positief. Niet alleen voor kinderen, maar voor de hele samenleving. Als ieder kind de kans zou krijgen om in een omgeving op te groeien waar ze hun eigenwaarde ontwikkelen, een open houding aannemen en minder risicovol gedrag vertonen, zouden wij een gezondere samenleving overhouden waarin burgers zich in elkaar kunnen verplaatsen en het algemeen belang centraal weten te stellen. Er zijn genoeg aanwijzingen om aan te nemen dat aan dat laatste niet wordt voldaan.
Om dat algemene belang centraal te stellen kun je net als grote politieke denkers van onze tijd beweren dat ons politieke stelsel toe is aan een herprogrammering. Over deze stelling worden nu bibliotheken volgeschreven en zijn talloze wetten opgesteld. We lezen daarin dat de democratie in crisis verkeert, en dat wij een „kloof moeten overbruggen” tussen winnaars en verliezers van onze politieke economie. Dat wij ‘democratisch burgerschap’ moeten stimuleren. En scholen wettelijk moeten verplichten om burgerschap onderdeel van het curriculum maken, zoals nu het geval is in Nederland. Het is alleen de vraag of deze interventies niet slechts een pleister op de wond plakken, zonder de kern van het probleem aan te pakken. Wat als de echte crisis die voor ons ligt eerder te maken heeft met de manier waarop wij onze gezinnen organiseren, en de tijd, aandacht en zorg die wij aan onze kinderen en familieleden besteden? Wat nou als burgerschap bevorderen eigenlijk thuis begint?
Politieke gemeenschap
Burgerschap veronderstelt lidmaatschap van een politieke gemeenschap, met de bijbehorende rechten en plichten. Het idee dat burgerschap thuis begint past bij de communitaristische traditie, die stelt dat burgerschap onlosmakelijk verbonden is met gemeenschap. Het gezin vormt daarin de eerste en belangrijkste gemeenschap waarin onze vorming begint. Zoals filosoof Michael Sandel, een vooraanstaand communitaristisch denker, zegt: het gezin is een „school voor verantwoordelijkheid en burgerlijke deugden”, een plek waar waarden zoals gemeenschapszin en zorg voor anderen worden aangeleerd. Burgerschap draait niet alleen om het naleven van regels, maar ook om empathie, betrokkenheid en een actieve bijdrage aan het gemeenschappelijke leven. De basis voor deze vaardigheden wordt in eerste instantie thuis gelegd. In de kleine, alledaagse handelingen: samen eten, zorg voor elkaar dragen, deelnemen aan het huishouden, gesprekken over de wereld om ons heen voeren, ruzies oplossen en excuses aanbieden.
Maar deze vorming vraagt om aandacht en tijd – iets wat in onze samenleving weinig ruimte krijgt. Hierdoor krijgt niet iedereen die een gezin sticht het vermogen om als verantwoordelijke ouders bij te dragen aan de opvoeding en vorming van burgers van morgen. Dat is grotendeels te wijten aan de scheve verhouding tussen werk en arbeid – een artificieel onderscheid dat onze economische structuur kenmerkt. Waar arbeid (betaalde professionele inzet) centraal staat in ons politieke en maatschappelijke denken, wordt werk (zoals zorg voor kinderen) naar de marges gedrukt. Het resultaat? Een samenleving waarin ouders stelselmatig worden aangemoedigd om zich vooral via carrière te definiëren. Ondertussen verschuiven we de verantwoordelijkheid voor opvoeding naar instituties: scholen, kinderopvang, sportclubs. Zo reduceren we de zorg voor onze kinderen tot een consumptieartikel en entertainment. Zolang we onze kinderen voeden, vermaken met uitjes en vakanties, of compenseren met cadeaus, menen we onze rol te hebben vervuld.
Dit mechanisme wordt gestimuleerd door onze obsessie met tijdsefficiëntie. In een systeem dat twee werkende ouders als norm stelt, blijft er weinig ruimte over voor trage, betekenisvolle interactie en ongemak. Precies de vaardigheden die we nodig hebben om ons te concentreren op de gemeenschappelijke vragen van onze tijd. Ironisch genoeg leren we jongeren uitgebreid hoe ze spreadsheets moeten lezen en presentaties kunnen maken, maar niet hoe je een kind troost, geduldig bent of ongemakkelijke gesprekken aangaat.
Beleid vanuit cijfers
Wij zijn aan een bestuurlijke elite overgeleverd die beleid maakt vanuit cijfers, en niet vanuit het hart van de samenleving: het gezin. De Grieken zagen dit al: arbeid (ponos) was nodig voor het levensonderhoud, maar werk (ergon) omvatte zingevende handelingen, zoals het vormen van een kind tot evenwichtig mens. Vandaag investeren we collectief in ponos, ten koste van ergon. Ouders worden geprezen om promoties, niet om het geduldige en ongemakkelijke gesprek aan de keukentafel. Hierdoor worden steeds meer ouders gevangen in een paradox: succesvol op de arbeidsmarkt, de politiek, of binnen het activisme, maar thuis falen. Niet omdat ze tekortschieten, maar omdat het systeem hen dwingt te kiezen tussen twee onverenigbare idealen.
Christen-democraten hebben ons jaren voorgehouden dat het gezin de hoeksteen is van de samenleving, en ze hebben hierin altijd gelijk gehad. We zouden onszelf een plezier doen als we wetten zouden ontwikkelen die ouders stimuleren om meer betrokken te zijn bij de opvoeding van hun kinderen. Waarbij we ons niet hoeven te beperken tot biologische ouders. We kunnen ook een cultuur creëren die mensen zonder kinderen stimuleert om zorg te dragen voor de kinderen van hun familieleden en vrienden. En we zouden bij het concept ‘wereldverbeteraars’ of ‘morele ambitie’ niet alleen moeten denken aan de uitgeputte activist of politicus, maar aan ouders die bewust ruimte maken om hun kinderen verantwoordelijk op te voeden. De zorg voor onze kinderen is de ruggengraat van onze samenleving. Tot we dat erkennen, blijven we stuurloos toekijken hoe generaties opgroeien tussen spreadsheetouders, spannende vakanties en speelgoedparadijzen. Wel gevoed, maar niet gevoeld.
