Als algemeen deken van de Nederlandse orde van advocaten (NOvA) past mij bij individuele zaken grote terughoudendheid. De NOvA is er voor de goede praktijkuitoefening van de advocaat in het belang van de goede rechtsbedeling, en niet voor de belangen van de individuele advocaten zelf. Maar soms berichten media over advocaten op een manier die, los van het individuele geval, om een reactie vragen. In die berichten wordt er blijk van geven dat de rol van advocaten – bewust of onbewust– verkeerd wordt uitgelegd of begrepen.
Zo gaat het geregeld mis bij de vraag wat de partijdige rol van een advocaat inhoudt. Een advocaat is op grond van de wettelijke kernwaarden van de advocatuur inderdaad ten volle partijdig. Dat betekent dat een advocaat louter de gerechtvaardigde belangen van de cliënt dient te behartigen. Waar een rechter onpartijdig is, en juist geen blijk mag geven van partijdigheid, is dat bij advocaten dat net andersom: zij moeten partijdig zijn en dienen zo de rechtsstaat.
Die partijdigheid is niet zonder grenzen; zo mag een advocaat op grond van de gedragsregels niet zomaar voorbijgaan aan de gerechtvaardigde belangen van derden en mag een advocaat zich niet onnodig grievend uitlaten. De toezichthouder op de advocatuur en de tuchtrechter zien hierop toe. En: het gerechtvaardigde belang van de cliënt is leidend, geen andere belangen, dus ook niet het eigen (financiële) belang van de advocaat.
Procederen om het procederen
In deze context wordt duidelijk dat bijvoorbeeld de vreemdelingenrechtadvocaat niet ‘procedeert om het procederen’ als deze verschillende procedures voor een cliënt voert, succesvol of niet. Zo lang dat maar gebeurt met het gerechtvaardigde belang van de cliënt voor ogen. Het is zelfs de plicht van een advocaat om, binnen de grenzen van de wet, die belangen van de cliënt te dienen. Een ongenuanceerd hoofdredactioneel commentaar over verondersteld onethisch gedrag van advocaten, zoals recent in NRC gepubliceerd, nota bene naar aanleiding van de onterechte vervolging van twee advocaten, doet de positie van de advocaat dan ook bepaald geen recht.
Lees ook
Ineens zijn twee advocaten verdachten. ‘Ik dacht maar één ding: waar is het OM in godsnaam aan begonnen?’
De suggestie van de advocaat als ‘verlengstuk van de cliënt’ wordt meer dan eens gewekt. Advocaten van cliënten met belangen die mogelijk discutabel zijn worden al snel ook als ‘slecht’ gezien. Op de vraag hoe je zo iemand bij kunt staan is maar één antwoord mogelijk: in een democratische rechtsstaat is dat onze taak en iemands recht. Die taak wordt door advocaten onafhankelijk uitgevoerd.
Het gedrag van een advocaat die zijn cliënt in een gevangenis bezoekt wordt in het huidige tijdsgewricht van wantrouwen helaas al snel uitgelegd als dubieus, en mogelijk zelfs als een teken van ondermijning. Nog een stap verder is de politieke wens om mee te kijken en luisteren met vertrouwelijke gesprekken tussen gedetineerden en hun advocaat. Deze vertrouwelijkheid voor dit deel van de advocatuur loslaten is net zo ondermijnend aan de rechtsstaat als ondermijnende criminaliteit zelf.
Advocaten moeten bestand zijn tegen druk en dreiging, daar werken we als beroepsgroep volop aan. Een advocaat die toch over de schreef gaat moet de consequenties daarvan dragen. De beroepsgroep zelf, de toezichthouder op de advocatuur, maar ook de partners uit de juridische keten en de cliënten hebben hierin een verantwoordelijkheid. Advocaten moeten aangesproken worden op hun handelen als dit handelen in strijd is met de kernwaarden van de advocatuur. Dat helpt ons kritisch naar onszelf te kijken, en dat is in het belang van de kwaliteit waar iedere cliënt op moet kunnen rekenen. Daarbij past vanuit de maatschappij een blik die past bij een democratische rechtsstaat, namelijk de wil om de rol van een advocaat juist te begrijpen, en dus te respecteren.