Als kind kon ik diep verontwaardigd zijn als iemand op 4 mei de euvele moed had om niet de twee minuten stilte in acht te nemen. Een auto die doorreed, een fietser die niet afstapte, iemand die maar doorkletste: alsof er gespot werd met ons verdriet. Voor mij waren de twee minuten heilig. Nog altijd trouwens.
Maar er was nog iets. Een gevoel van onbehagen dat ik niet kon thuisbrengen. Omdat de oorlog meer was – zo had ik van mijn ouders begrepen – dan een noodlottige ontsporing van de geschiedenis. Er zat een giftig idee achter, willens en wetens opgelegd. Een kwaadaardige Triumph des Willens.
Die oorlog had mijn ouders een kind ontnomen en daarmee op de meest dramatische wijze geconfronteerd met de gevolgen van een falende democratie. Dat was wat ze op ons overbrachten.
Ik kom uit een gewoon gezin en ben geboren in Utrecht aan de vooravond van de Hongerwinter. Om de hoek een kerk en een park, beide vernoemd naar Gerardus Majella, patroonheilige van kleermakers, portiers en zwangere vrouwen.
Wat dat betreft zat mijn moeder goed.
Drie jongens waren we nu. En de poes Tommie. Mooi gezin. Vol levenslust. Ongeschonden.
Nog wel.
Tussen de bosjes in het park stond een flak, een stuk Duits afweerschut dat met agressief geblaf de buurt terroriseerde bij geallieerde aanvallen op de nabije spoorbrug over het Amsterdam-Rijnkanaal.
Bij zo’n aanval dook mijn moeder met beide broers in een verdiepte gangkast, die ik me vooral herinner van de broodtrommel die er stond. En weckflessen met groente. Een koele ruimte, geschikt voor van alles en nog wat. Behalve als schuilkelder.
Kort na mijn geboorte begon de langste spoorwegstaking die Nederland ooit heeft gekend. Mijn vader bleef voortaan thuis. Een geheimzinnige onbekende schoof elke maand een enveloppe met zijn salaris door de brievenbus. Geen mens die er toen aan twijfelde dat de NS een heldenrol vervulde.
Voldoende te eten
In de Hongerwinter werd de situatie zo nijpend dat mijn ouders in januari 1945 besloten om mijn broers Jan, nog net geen tien, en Joop, in april zou hij zeven worden, naar mijn grootouders in Groningen te sturen. Daar was nog wel voldoende te eten.
Er was één laatste transport naar het noorden. Met een vrachtwagen van Van Gend & Loos. Een lange nachtelijke reis, vol risico.
Jantje en Joke, zoals de nog kleine jongens werden genoemd, hadden het naar hun zin in Groningen. Ze gingen er naar school en moesten erg lachen om het ongepolijste gedrag van de boerenjongens uit de regio. „Meester, ik mot pissen”, had er een geroepen toen hij naar ‘achteren’ moest. Dat was voor hen zoiets ongewoons dat Joop de anekdote nog altijd graag vertelt.

Half april stonden Canadese troepen plotseling in het Groningse Stadspark. Maar het duurde vier lange dagen voor de stad definitief in hun handen viel.
Toen leefde Jantje al niet meer.
In de verwarring van welke straat nou wel en welke niet ‘bevrijd’ was, werd Jantje door ‘friendly fire’ getroffen. Een ‘verdwaalde kogel’ werd het jarenlang genoemd. Hij zei nog: „Oma, ik ben getroffen”, en viel neer. Op slag dood.
Er zijn nog een paar kartonnen dozen met stille getuigen. De sandaaltjes van Jantje, als relikwieën door mijn moeder bewaard. Zijn tekeningen met luchtgevechten rond de toren van de Majellakerk. Berichten van een broer die ik nooit heb gekend. Ik vind ze hartverscheurend.
Het is een alom bekende Talmoedische spreuk: „Wie één mens redt, redt de hele wereld.” Als dat klopt, geldt ook het omgekeerde. Dan vergaat de hele wereld als één mens wordt gedood. Dat is precies wat er bij mij thuis gebeurde toen mijn ouders na de bevrijding de mededeling kregen dat Jantje, al bijna een maand daarvoor, was omgekomen bij de strijd om Groningen. Gesneuveld, zei mijn moeder, opdat zijn dood niet betekenisloos zou zijn.
In dienst van de samenleving
Het heeft lang geduurd voordat vooral mijn moeder de wereld weer aan kon. Een pijnlijk proces, maar uiteindelijk heeft ze haar immense verdriet overwonnen. In de vaste overtuiging dat oorlog kon worden voorkomen met een samenleving die menselijk en daardoor vreedzaam zou zijn.
En dus stelden mijn ouders zich op hun bescheiden niveau in dienst van de samenleving. Ze waren actief in het verenigingsleven, mijn moeder was tientallen jaren lid van de Utrechtse gemeenteraad. Met een scherp oog voor de waardigheid van gewone mensen.
Mijn ouders vonden dat iedere burger, hoe gewoon ook, een eigen politieke verantwoordelijkheid heeft en het zijne hoort bij te dragen aan de samenleving. Rekening houden met het algemeen belang. Accepteren dat we met z’n allen een gecompliceerde machinerie zijn van tegengestelde belangen. Je niet laten meeslepen in gemakkelijke redeneringen. Onderbuikgevoelens op afstand houden. Argwanend zijn ten opzichte van het niet voor niets uit het Duits geleende gesundes Volksempfinden. „Politiek denken”, zoals mijn broer dat uitdrukt.
Niet dat mijn vader en moeder pacifisten waren, maar anderen met wapens bedreigen zagen ze als een uiting van machtsmisbruik
Voortaan was de oorlog deel van onze opvoeding. Spelen met oorlogstuig was taboe. Ik heb nooit een leuke tank of mini-snelvuurkanon cadeau gekregen. Ook geen pistool. Zelfs niet om cowboytje te spelen.
Niet dat mijn vader en moeder pacifisten waren, maar anderen met wapens bedreigen zagen ze als een uiting van machtsmisbruik. Van rechteloosheid, van totalitarisme. Misschien heb ik dat toen niet zo begrepen, maar wel gevoeld.
Al was het maar vanwege Jantje.
Vrede der dapperen
Na de Tweede Wereldoorlog is de democratie door rechts en links omarmd. In letter en geest. Een alom geaccepteerde methode om ontsporingen als in het verleden te voorkomen.


De vrede der dapperen werd gesloten. De oude vijanden werden nieuwe vrienden. Met vrede en welvaart als wuivend perspectief. Het is ze nog gelukt ook. Zozeer zelfs dat er vervolgens een beetje lacherig werd gedaan over de lessen van toen.
Het schijnt dat we de afgelopen decennia vooral bezig zijn geweest met innen van het dividend van de vrede en winstwaarschuwingen gemakzuchtig hebben weggewuifd. Het ‘einde van de geschiedenis’ werd aangekondigd. De democratie met haar liberale rechtsregels had getriomfeerd.
Klaar.
Niet meer zeuren over de bruine spoken uit het verleden.
En ach, is democratie niet een speeltje van de elite? Een interessant hersenspinsel, maar weinig efficiënt als je snel met resultaat wilt triomferen.
Als we op 4 mei even stil zijn, denk ik vooral aan Jantje. Aan het verdriet van mijn vader en moeder. Aan Joop die zich zo verlaten voelde.
Zoals anderen ongetwijfeld hun eigen gedachten hebben.
Niet vergeten.
Herdenken om na te denken. Goed na te denken.
Zoals mijn ouders me dat hebben geleerd.
Men zegt nog weleens: kennis van het verleden is als lessen voor de toekomst.
Ik hoop het van harte …
Deze tekst is zondag 4 mei 2024 uitgesproken in de Nieuwe Kerk te Amsterdam ter gelegenheid van de Nationale Dodenherdenking.
