Opinie | Dierproeven kunnen nog niet vervangen worden

De afgelopen twee decennia is er enorme vooruitgang geboekt in de ontwikkeling van proefdiervrije methoden. Denk aan het gebruik van geavanceerde computermodellen of organoïden: klompjes cellen in een kweekschaaltje die nu zelfs kunnen uitgroeien tot een soort mini-orgaantjes. Deze proefdiervrije technieken hebben het onderzoek naar ziekten en de ontwikkeling van medicijnen ingrijpend veranderd. Toch kunnen dierproeven voorlopig niet volledig worden vervangen, zoals politiek nu onderzocht wordt en door sommige stemmen in het publieke debat geëist wordt. Binnenkort staat er een debat op de planning in de Tweede Kamer over het versneld afbouwen van proefdiergebruik. Maar voorzichtigheid is geboden.

Onderzoek met apen noodzakelijk

Proefdiervrije innovaties zijn cruciaal en verrijken het onderzoek door nieuwe vragen op te roepen en bestaande technieken te verfijnen. Ze vormen echter grotendeels een aanvulling op, en geen vervanging van, dierproeven. Gekweekte cellen zijn een uitstekend hulpmiddel bij de eerste giftigheidstesten van nieuwe medicijnen. Maar complexe ziekten zoals kanker en infectieziekten vereisen inzicht in het samenspel tussen verschillende organen, de bloedbaan en het immuunsysteem. Dit kan alleen worden onderzocht in een levend organisme.

Overhaast afbouwen van dierproeven zal de wetenschappelijke vooruitgang remmen

Ook bij hersenonderzoek schieten proefdiervrije technieken nu vaak tekort. Onderzoek aan hersenorganoïden levert essentiële inzichten op over humane cellulaire mechanismen in hersenziekten zoals klinische depressie, Parkinson of dementie. Maar uiteindelijk blijft dit beperkt omdat een ‘mini-breintje’ in een kweekbakje niet kan waarnemen, bewegen of leren als een dier.

Ook computermodellen hebben veel waardevolle inzichten opgeleverd over het functioneren van de hersenen, maar metingen in de hersenen van proefdieren blijven onmisbaar voor verdere ontwikkeling van die modellen. Metingen in de hersenen van mensen zijn op dit moment maar in heel enkele gevallen mogelijk.

Voor bepaalde vraagstukken is daarom ook onderzoek met apen noodzakelijk, zoals voor onderzoek naar waarneming of het ontwikkelen van protheses voor blinden.


Lees ook

Een goed leven voor het dier, hoe regel je dat in een lab? De dierethicus denkt daarover na

Filosoof Corné Rademaker: „Aristoteles had het over mensen, maar je kunt dat ook toepassen op dieren.”

Gehaast afbouwen

Het Nationaal Comité Advies Dierproevenbeleid (NCad) heeft recent een rapport geschreven waarin de ontwikkeling van proefdiervrije technieken in Nederland wordt geëvalueerd. NCad stelt dat er vergaande veranderingen nodig zijn in overheidsbeleid om de transitie naar proefdiervrij onderzoek sneller te kunnen laten verlopen. Dit door niet alleen proefdiervrije innovaties te bevorderen, zoals tot nu toe is gebeurd, maar ook door dierproeven actief te ontmoedigen.

Het is goed om te beseffen dat het afbouwen van proefdieronderzoek de ontwikkelingen in de preventie, genezing en verlichting van ziekten grotendeels tot stilstand kan laten komen. Wij willen erop wijzen dat het overhaast afbouwen van dierproeven de wetenschappelijke vooruitgang zal remmen en innovatie in de Nederlandse gezondheidszorg ernstig zal schaden. Het zal niet alleen de internationale positie van Nederland als kennisland aantasten, maar brengt ook risico’s met zich mee voor de patiënt van vandaag en van morgen.

Fundamenteel en toegepast onderzoek

NCad stelt voor om een onderscheid te maken tussen fundamenteel en toegepast onderzoek, en suggereert om dierproeven voor fundamenteel onderzoek selectief te beperken. Fundamenteel onderzoek gebeurt echter voor vraagstukken waar onze kennis nog te beperkt is voor mogelijke toepassingen. Voor regelgeving over dierproeven is het dan ook niet zinvol om een onderscheid te maken tussen fundamenteel en toegepast onderzoek. Dat weghalen zou de basis onder elke soort toegepast onderzoek weghalen.

Het is belangrijk om realistisch te blijven in het debat over proefdieronderzoek. Op basis van wat we nu weten zou het afbouwen van dierproeven onverantwoord en daarmee uitermate schadelijk zijn. Een zorgvuldige afweging tussen de beschikbare technieken en een continue verfijning van deze technieken en ontwikkeling van nieuwe technieken is essentieel. Hiermee kan dierenwelzijn worden geoptimaliseerd en tegelijkertijd wetenschappelijke vooruitgang, en daarmee de gezondheid van toekomstige generaties, worden gewaarborgd.


Lees ook

Een wetenschap zonder proefdieren zal voor mensen én dieren ook nadelen hebben

Een muis in de Mouse Cancer Clinic bij het Nederlands Kanker Instituut (NKI) in Amsterdam.