Als je een zzp’ende maaltijdbezorger bent, is het een welkome ontwikkeling dat de Belastingdienst vanaf 1 januari gaat handhaven op schijnzelfstandigheid. Onder maaltijdbezorgers en aanverwante beroepsgroepen zijn er immers veel zelfstandigen, die tegen een laag loon en zonder sociaal vangnet voor een grote multinational werken. Het aanpakken van schijnzelfstandigheid biedt hen eindelijk zicht op betere arbeidsvoorwaarden, sociale zekerheid en een rechtvaardigere werkomgeving.
In de zorg daarentegen, waar ook groot deel van het werk door zzp’ers wordt uitgevoerd, dreigt deze maatregel averechts te werken. Terwijl de zogenoemde wet DBA, die vanaf 2025 daadwerkelijk van kracht wordt, bedoeld is om misstanden te corrigeren, levert ze het risico op dat de toegankelijkheid van zorg ernstig ondermijnd raakt.
In tegenstelling tot maaltijdbezorgers, die vaak weinig keuze hebben in hun arbeidsvoorwaarden, kiezen zorgmedewerkers namelijk bewust voor het zzp-schap. Zij zien dit niet alleen als een manier om meer te verdienen, maar hebben als zelfstandige ook meer controle over hun werkschema’s. Zzp’er worden betekent een uitweg een systeem dat wordt gekenmerkt door werkdruk en onderwaardering.
Zware werkdruk
De gevolgen van deze maatregel zijn moeilijk te overschatten. Naar schatting werken er minstens 170.000 zzp’ers in de zorg. Sommigen zullen in loondienst gaan, maar velen zitten daar vanwege de zware werkdruk en relatief lage lonen niet op te wachten. De vrijheid en flexibiliteit die het zzp-schap biedt, zijn vaak cruciale redenen om voor zelfstandigheid te kiezen. Wanneer deze zorgverleners door handhaving worden gedwongen om hun zelfstandigheid op te geven, zal – afgaand op een enquête onder zorgzelfstandigen – een beduidend deel de zorg verlaten. Ze zullen overstappen naar sectoren waar zzp-werk nog wel mogelijk is, zoals coaching, wellness, of adviesverlening.
De vraag dringt zich op: wat willen we écht bereiken met deze wet?
Deze uittocht van zorgmedewerkers komt bovenop het nu al schrijnende personeelstekort. Het resultaat? Langere wachtlijsten, ziekenhuisbedden die noodgedwongen leeg blijven en een nog hogere werkdruk voor het personeel dat de zorg niet verlaat.
De vraag dringt zich op: wat willen we écht bereiken met deze wet? Hoewel het bestrijden van schijnconstructies belangrijk is, mag dit niet ten koste gaan van de zorg.
Het aanpakken van schijnzelfstandigheid moet daarom gepaard gaan met hervormingen in de zorg. De problemen met zzp’ers in de zorg zijn niet alleen een kwestie van juridische kwalificaties, maar ook een symptoom van een systeemprobleem. Het gebrek aan waardering, te zware werkomstandigheden en ontoereikende beloningen drijven medewerkers de zorg uit. Investeren in betere lonen, flexibelere arbeidsvoorwaarden en het verminderen van werkdruk zijn essentieel om hen te behouden. Zzp’ers in de zorg vertegenwoordigen een falend systeem dat er niet in slaagt mensen voldoende te waarderen en te ondersteunen.
Het kabinet moet erkennen dat de zorgsector uitzonderlijk is, en vraagt om een aanpak die de kernproblemen oplost. Dus geen rigide handhaving, maar een combinatie van betere arbeidsvoorwaarden en gerichte maatregelen tegen échte schijnconstructies, zoals het instellen van minimumtarieven en verplichte deelname aan een fonds voor pensioenen en sociale zekerheid. Alleen zo blijft de zorg toegankelijk én eerlijk.
Lees ook
Onrust rond schijnzelfstandigheid groeit: ‘Opdrachtgevers vragen aan mij: hóé dan?’
Op de tweede verdieping van een gerenoveerd kantoorpand in de stad Nagoya vouwt Yoko Mizutani een groot stuk papier uit. De Japanse tekens van shouso – overwinning in de rechtszaal – pronken er groot op. „Dit zijn de felicitaties die we kregen toen we onze laatste zaak wonnen”, vertelt Mizutani trots, terwijl ze wijst naar de kleurrijke berichten die haar cliënten erbij hebben geschreven.
De strijd voor het legaliseren van het homohuwelijk in Japan heeft zich de afgelopen jaren vooral afgespeeld in de rechtszaal. In totaal hebben vijfendertig klagers in heel Japan zes rechtszaken aangespannen tegen de overheid, om uiteindelijk het parlement te dwingen om gelijke huwelijksrechten voor koppels van hetzelfde geslacht te erkennen. Mizutani was als jurist betrokken bij twee van die rechtszaken. „We maken deel uit van een bredere beweging”, vertelt ze. „En elke overwinning brengt ons dichter bij ons doel.”
Een van de grootste overwinningen kwam in mei 2023. Toen oordeelde een rechtbank in Nagoya – een stad op zo’n 350 kilometer ten westen van Tokio – dat het voorbehoud van het huwelijk aan heteroseksuele stellen in strijd is met het grondwettelijke recht op het huwelijk en met het recht op gelijke behandeling. Mizutani werkte mee aan die zaak.
Twee jaar eerder vond een ander gerechtshof, in Sapporo, ook al dat de gelijkheid voor de wet werd geschonden door het verbod op het homohuwelijk. En eerder deze maand zei een rechter in Fukuoka dat er „op dit moment geen enkele reden meer [is] om het huwelijk tussen mensen van hetzelfde geslacht niet wettelijk te erkennen”.
Die uitspraak trok opnieuw veel aandacht in Japan: voor het eerst oordeelde een rechtbank dat het verbod op het homohuwelijk in strijd is met artikel 13 van de grondwet, dat het nastreven van geluk waarborgt. „Het is een signaal dat de tijd rijp is voor echte verandering in Japan”, zegt jurist Mizutani.
Maar die verandering moet van de politiek komen. Het gerechtshof van Osaka bepaalde twee jaar geleden dat de overheid en het parlement mogen bepalen of het verbod op het homohuwelijk in stand blijft. „Activisme in de rechtszaal heeft zijn grenzen”, zegt Mizutani. „Uiteindelijk moet de wet veranderen om echte vooruitgang te boeken. De rechterlijke macht is de laatste tijd vooruitstrevend gebleken, terwijl het parlement lijkt vast te zitten in het verleden.”
Lang onzichtbaar
„Op dit moment zijn er steeds meer mensen in het parlement die onze missie steunen”, vertelt Taiga Ishikawa in zijn kantoor in de wijk Nagatacho in Tokio. Hij is lid van het Hogerhuis, waar hij namens de Constitutionele Democratische Partij van Japan (CDP) in de oppositie zit, en is een van slechts twee openlijk homoseksuele parlementariërs in Japan.
De regeringspartij, de Liberaal Democratische Partij (LDP), heeft het legaliseren van gelijke huwelijksrechten sinds jaar en dag actief verhinderd. „Het is frustrerend om te zien hoe ze de discussie al tientallen jaren blijven uitstellen”, zegt Ishikawa.
Terwijl lhbti+-activisten in het Westen in de jaren tachtig en negentig een gepassioneerde politieke strijd voor gelijke rechten voerden, was die er in Japan niet. Het was moeilijk om aandacht te krijgen voor dit onderwerp in een samenleving waarin homoseksualiteit niet besproken werd, vertelt de vijftigjarige politicus: „Tot mijn 25ste kende ik niemand anders die openlijk lhbit’er was. Dat is voor veel Japanners heel gewoon. Je groeit op zonder rolmodellen”, zegt Ishikawa. „In 1999 realiseerde ik me pas voor het eerst dat er anderen waren zoals ik. Dat was een openbaring.”
Lees ook
Realityshow ‘The Boyfriend’ doorbreekt Japanse stereotypen over homoseksualiteit. ‘We zijn het mikpunt van seksueel getinte grappen’
Vooral in de afgelopen tien jaar is er veel veranderd, zegt hij. „We waren eerst onzichtbaar, maar door de komst van het internet en sociale media is het voor ons in de lhbti+-gemeenschap veel makkelijker geworden om elkaar te vinden. Dat heeft veel bijgedragen aan de bewustwording over gelijke rechten.”
Publieke opinie
Onder de bevolking is de steun voor het homohuwelijk de laatste jaren fors gegroeid. In 2018 was ongeveer een derde van Japanners voor legalisering van het homohuwelijk, maar volgens een peiling van Kyodo News was dat in mei 2023 inmiddels 71 procent van de bevolking. Onder jongeren is de steun het hoogst: negen van de tien Japanners onder de dertig willen gelijke rechten voor homokoppels.
Op lokaal niveau neemt de steun ook snel toe. „We hebben sinds 2015 in de gemeentes Shibuya en Setagaya een partnerschapssysteem”, vertelt Ishikawa. „Dat was een belangrijke eerste stap.” Inmiddels hebben 449 van de 1.718 gemeentes en 29 van de 47 prefecturen een dergelijk partnerschapsprogramma ingevoerd, waarmee ze juridische en sociale erkenning bieden aan lhbti+-stellen.
Aan deze regelingen zijn maar beperkte rechten te ontlenen. In tegenstelling tot een huwelijk geven partnerschapscertificaten geen erfrecht, belastingvoordelen of gezamenlijke voogdij over kinderen. De certificaten hebben vooral symbolische waarde en zijn bedoeld om discriminatie te verminderen. In sommige gevallen kunnen partners bijvoorbeeld toegang krijgen tot ziekenhuizen, net als familieleden, al zijn deze koppels nog steeds afhankelijk van de bereidheid van zorginstellingen om hun partnerschap te erkennen.
Mede hierom hebben tien gemeentes deze maand gezamenlijk een verzoek ingediend bij de nationale overheid in Tokio om het partnerschapssysteem ook landelijk te erkennen.
Minderheidsregering
De groei van het partnerschapssysteem weerspiegelt de toenemende publieke steun voor gelijke rechten, maar legt ook de kloof bloot tussen lokale initiatieven en de terughoudendheid van de nationale regering om het homohuwelijk te erkennen. „Wij zijn gewoon mensen. Mensen die gelukkig willen worden”, zegt de 28-jarige barman Hiromasa Wakasugi. Hij werkt in Dragon Men, een bekende gay bar in Shinjuku Nichome, het district in Tokio waar lhbti+-ers zich verzamelen, en maakt zich klaar om de bar te openen. „Er komen hier vooral mensen van mijn generatie. Die zijn heel open over hun seksualiteit. Al merk ik wel dat er een generatieverschil is.”
Lees ook
De verstarde politiek kan wel wat opschudding gebruiken, vinden veel Japanners
De jonge barman draait de koude kraan open en maakt zijn schoonmaakdoekjes nat. „Het is oneerlijk dat ik niet mag trouwen”, zegt hij teleurgesteld terwijl hij de tafels afneemt. Plotseling stopt hij met schoonmaken en kijkt met een grote glimlach omhoog: „Het is goed dat de LDP heeft verloren bij de laatste verkiezingen. Misschien gaat er nu eindelijk wat veranderen.”
In de nationale verkiezingen van eind oktober heeft de regerende coalitie zijn meerderheid in het Lagerhuis verloren. Geplaagd door corruptieschandalen leed vooral de regeringspartij LDP, die sinds 1955 vrijwel onafgebroken aan de macht is, een historisch verlies. Het aantal zetels daalde van 256 naar 196. Daarentegen boekte de grootste oppositiepartij CDP aanzienlijke winst: hun zetelaantal steeg van 98 naar 148.
Op dit moment beschikt geen enkele partij over een absolute meerderheid in het parlement. Dit leidt tot veel politieke onzekerheid, maar biedt ook kansen, zegt CDP-parlementslid Ishikawa optimistisch. „Je merkt dat de toon al is omgeslagen. De nieuwe premier heeft net gezegd dat hij gelooft dat ook homokoppels recht hebben om gelukkig te worden”, vertelt hij. „Het is nog geen erkenning natuurlijk. Je moet onthouden dat verandering in Japan langzaam komt, maar het komt. We staan op de drempel van iets groots.”
Wij zijn gewoon mensen. Mensen die gelukkig willen worden
Ishikawa spreekt over een historisch momentum: „De rechters erkenden wat velen van ons al jaren roepen: dat liefde geen geslacht kent en dat de wet dat zou moeten reflecteren.” Dat de rechters in verschillende uitspraken het verbod op het homohuwelijk een schending van de basisrechten van Japanners noemden, vindt Ishikawa „een goede ontwikkeling”. „Maar het liefst wil ik het zo snel mogelijk in het parlement goedgekeurd krijgen. De mensen zijn het zat om te wachten.”
Saoedi-Arabië heeft ‘systematisch obstructionisme’ tot een kunst verheven. Weinig landen weten op zo’n creatieve manier klimaatonderhandelingen te ontregelen – ook afgelopen jaar weer, bij de top in de Azerbeidzjaanse hoofdstad Bakoe. Daar weigerden de Saoediërs volgens insiders iedere discussie over het geleidelijk ‘wegbewegen’ van fossiele brandstoffen. Daarover waren juist een jaar eerder, op de klimaattop in Dubai, afspraken gemaakt. Ook over de rol van vrouwen in het klimaatbeleid wilde de Saoedische delegatie niet praten.
De term systematisch obstructionisme werd in 2008 gemunt door Joanna Depledge, onderzoeker aan de universiteit van Cambridge. In een artikel in het wetenschappelijk tijdschrift Global Environmental Politics, getiteld „Striving for No” (‘streven naar nee’), schrijft ze dat „onderhandelaars bij mondiale conferenties [doorgaans] actief op zoek zijn naar collectieve overeenstemming over het probleem dat op tafel ligt”. Zo niet Saoedi-Arabië. Landen houden weliswaar het eigenbelang in het achterhoofd, maar proberen toch een voor hen gunstige deal te sluiten. Het beleid van het oliekoninkrijk is er volgens Depledge alleen op gericht een deal te voorkomen.
Dat begon al bij de Earth Summit van 1992 in Rio de Janeiro. Op advies van de Amerikaanse olielobbyist Don Pearlman, in het Duitse opinieweekblad Der Spiegel ooit gekroond tot „hogepriester van de koolstofclub”, wist Saoedi-Arabië de wereld ervan te overtuigen dat consensus het doel moest zijn bij onderhandelingen over een complex onderwerp als klimaatverandering. Een besluit heeft meer kracht als het in grote eensgezindheid door de wereldgemeenschap is genomen, in plaats van alleen te steunen op een gewone meerderheid. Voor de enorme veranderingen die de klimaatcrisis van landen vraagt, van álle landen, lijkt consensus een goed idee.
Lees ook
Eerst heel lang traag, dan ineens supersnel: zo werkt het vaak met kantelpunten. Kan dat ook met de klimaattransitie?
Vetodreiging
Maar de keerzijde van consensus is dat scherpe kantjes gemakkelijk uit akkoorden verdwijnen om alle partijen binnenboord te houden – precies zoals Pearlman hoopte. En omdat ieder land kan dreigen met een veto, is consensus een recept voor tijdrekken; niet voor niets eindigen klimaatconferenties al jaren met grote vertragingen. Saoedische delegaties zijn groot, goed voorbereid en zeer kundig, volgens Decades of Systematic Obstructionism, een onderzoek van het Climate Social Science Network. Als bij andere partijen de vermoeidheid toeslaat, hebben de Saoediërs altijd wel een paar frisse ‘reservespelers’ klaarstaan.
De Noorse onderzoeker Morten Flisnes geeft in zijn proefschriftWhere You Stand Depends on What You Sell (2019) legio voorbeelden van Saoedische obstructie bij klimaatonderhandelingen: lange speeches houden terwijl de tijd dringt en daarna klagen dat onderhandelingen uitlopen; blokkades opwerpen over onbeduidende kwesties die afleiden van waar het echt om gaat; hameren op procedures (over toegezegde vertalingen, afwijkingen van de agenda, enzovoort); bagatelliseren van de klimaatwetenschap (de Saoediërs willen in slotverklaringen van een klimaattop hooguit „kennis nemen van” belangrijke klimaatrapporten, en ze nooit „verwelkomen”).
Yvo de Boer, voormalig hoofd van het klimaatbureau van de Verenigde Naties en tientallen jaren namens Nederland en de Europese Unie betrokken bij de onderhandelingen, is sinds anderhalf jaar een van de adviseurs voor duurzaamheid van het Saoedische staatsoliebedrijf Aramco, het grootste olie- en gasconcern ter wereld. Ook hij vindt het jammer dat de strategie van de Saoediërs „primair defensief” is, zegt hij in een telefoongesprek.
Volgens De Boer zijn de Saoediërs vooral bezorgd „dat er in het onderhandelingsproces dingen gebeuren die hun huidige businessmodel schaden”. Hun centrale strategie is erop gericht om te voorkomen dat er vooruitgang wordt geboekt die in hun nadeel uitpakt. „Het probleem is natuurlijk dat bijna alles ten nadele van hen is.”
Overigens heeft Saoedi-Arabië volgens De Boer daarbij wel degelijk een legitiem belang. Hij wijst op artikel 4 van het klimaatverdrag uit 1992. Daarin staat expliciet dat bij de vormgeving van het mondiale klimaatbeleid rekening moet worden gehouden met „landen waarvan de economie sterk afhankelijk is van inkomsten uit de productie, verwerking en export, en/of van de consumptie van fossiele brandstoffen en daaraan gerelateerde energie-intensieve producten”.
De Boer ziet het als zijn belangrijkste taak om de Saoediërs erop te wijzen dat ze hun economie moeten diversifiëren. „Gebruik de welvaart van vandaag om je businessmodel aan te passen aan een wereld die geen klimaatverandering wil. Ontwikkel andere manieren om je product te benutten, dan door het te verbranden voor energie-opwekking. Gebruik het geld dat je verdient voor zonne-energie, om waterstof te maken en die te exporteren.”
Lees ook
De bodem van de diepzee is ook militair terrein
Wereldwijde energiemix
In 2020 waren de Saoediërs nog niet zover. Hun Oil Sustainability Program (OSP) heeft volgens de bijbehorende website de ambitie „om wereldwijd kansen en toepassingen te creëren voor koolwaterstoffen [lees: olie en gas] als een concurrerende energiebron, zowel vanuit economisch als vanuit milieuoogpunt, terwijl koolwaterstoffen op de meest efficiënte en duurzame manier deel blijven uitmaken van de wereldwijde energiemix.”
Ayman Shasly, een van de hoofonderhandelaars van Saoedi-Arabië, hamerde in 2018 in een interview met de klimaatwebsite CarbonBrief op het economische belang van fossiele brandstoffen. „We willen er echt zeker van zijn dat alles wat we doen, wat met energie te maken heeft, geen impact heeft op de wereldwijde economische groei, op de strijd tegen armoede… We hebben tijd nodig. Dat kan binnen vijftien, twintig of dertig jaar zijn. Het is gewoon een kwestie van vraag en aanbod.”
Saoedi-Arabië ziet zichzelf volgens Shasly als dubbel slachtoffer van klimaatverandering. „We worden getroffen door klimaatverandering, misschien wel meer dan wie dan ook”, zei hij tegen CarbonBrief. „We zijn een woestijnland dat zwaar afhankelijk is van deze ene bron van inkomsten. We hebben zo’n kwetsbare, fragiele economie. Dankzij de olie eten we, voeden we, reizen we, onderwijzen we onze mensen, hebben we medische zorg.”
Het doet De Boer denken aan de ‘dutch disease’ – de Hollandse ziekte, een term uit de economische wetenschap die teruggaat naar de jaren zestig toen de Nederlandse economie eenzijdig afhankelijk was van export van de net ontdekte gasvoorraad. Nederland heeft zijn gasinkomsten volgens De Boer mede gebruikt om de economie op een andere leest te schoeien. „Saoedi-Arabië staat voor dezelfde uitdaging als Nederland destijds.”
De oorlog tussen Rusland en Oekraïne kan alleen effectief worden beëindigd als Kyiv veiligheidsgaranties krijgt van de Verenigde Staten. Dat heeft de Oekraïense president Volodymyr Zelenksy gezegd in een interview met de Amerikaanse podcaster Lex Fridman. De drie uur durende podcast kwam zondag online.
Volgens Zelensky rekenen de Oekraïners erop dat aanstaand president Donald Trump Moskou zal dwingen de oorlog te kunnen beëindigen. „Zonder de Verenigde Staten zijn veiligheidsgaranties niet mogelijk”, zei Zelensky. „Ik bedoel veiligheidsgaranties die Russische agressie voorkomen.”
Sinds Trump in november werd herkozen, gonst het van de geruchten en ideeën over de manier waarop de aanstaand president de oorlog tussen Rusland en Oekraïne langs diplomatieke weg denkt te beëindigen. Trump heeft regelmatig verkondigd dat hij dat „binnen 24 uur” wil doen – maar hoe hij dat voor elkaar wil krijgen, heeft hij tot dusver niet bekendgemaakt.
Staakt-het-vuren
Een van de meest voor de hand liggende oplossingen lijkt een staakt-het-vuren, waarbij de huidige frontlijn zal gelden als bestandslijn. Maar Zelensky heeft herhaldelijk gezegd dat die optie onbespreekbaar is als Oekraïne geen veiligheidsgaranties krijgt van Washington. De Oekraïense president denkt dat Poetin een staakt-het-vuren zal gebruiken om de Russische krijgsmacht te herbewapenen, met als doel de oorlog te hervatten zodra het leger weer op sterkte is.
Lidmaatschap van de NAVO is voor Oekraïne de beste garantie tegen nieuwe Russische agressie, stelde Zelensky opnieuw in de podcast. Hij erkende dat de NAVO daarbij alleen kan optreden op het grondgebied dat onder controle staat van Oekraïne, niet de door Rusland bezette gebieden. „Dit kan worden uitonderhandeld, daar ben ik zeker van”, aldus Zelensky.
Volgens de Oekraïense president zijn Trump en hij het erover eens dat de oorlog het best kan worden beëindigd door Oekraïne militair sterker te maken. Hij prees Trump uitvoerig als een politicus die handelt uit kracht. „Ik denk dat president Trump niet alleen de wil heeft, maar ook de mogelijkheden. Het is niet alleen maar gepraat”, zei Zelensky. „Trump en ik zullen tot overeenstemming komen. Bied sterke veiligheidsgaranties, samen met Europa, en dan kunnen we praten met de Russen.”
Zelensky waarschuwde in het interview voor de gevolgen van een eventuele Amerikaanse terugtrekking uit de NAVO. Trump heeft daar tijdens zijn vorige presidentschap openlijk over gesproken. „Ik zeg alleen dat Poetin Europa zal vernietigen als de Verenigde Staten het bondgenootschap verlaten”, zei Zelensky.
Inauguratie van Trump
Zelenksy zei verder dat hij aanwezig zal zijn bij de inauguratie van Trump, op 20 januari, als hij daarvoor wordt uitgenodigd. „Hij vertelde mij aan de telefoon dat mijn bezoek een van de eersten zal zijn”, aldus Zelensky. „Dit onderwerp is belangrijk voor hem. Ik hoop dat we elkaar ontmoeten.”
Op een vraag over mogelijke corruptie in Oekraïne bij de besteding van Amerikaans geld, wees Zelensky juist naar mogelijke corruptie in de VS. Zelensky stelde dat Oekraïne nog niet de helft van de door Washington toegekende militaire hulp daadwerkelijk heeft ontvangen. Volgens de president is voor 177 miljard dollar (omgerekend 171 miljard euro) aan militair materieel beloofd, maar „kregen [wij] de helft, waar is de andere helft? Als je de tweede helft vindt, zul je corruptie aantreffen.”
Daarmee leek Zelensky te doelen op financiële voordelen die het Amerikaanse bedrijfsleven behaalde uit de wapensteun. Zo zou Oekraïne hebben voorgesteld Amerikaanse wapens en munitie te laten invliegen door Oekraïense transportvliegtuigen. „Mijn vliegtuigen bleven aan de grond, en Amerikaanse transportvliegtuigen vervoerden deze wapens”, zei Zelensky. „Is dit corruptie of niet? Of is het lobbyen?”
Oekraïens offensief in Koersk
In afwachting van de terugkeer van Trump in het Witte Huis probeert zowel Moskou als Kyiv de eigen positie op het slagveld te verbeteren. De Oekraïense strijdkrachten begonnen in het weekeinde verrassend nieuwe offensieve operaties in de Russische regio Koersk, waarvan Oekraïne sinds augustus een deel bezet houdt. Kyiv lijkt de bezetting van delen van Koersk te willen gebruiken voor eventuele onderhandelingen met Moskou over een einde van de oorlog. De bezette gebieden in Koersk zouden als ruilmiddel kunnen worden ingezet.
Lees ook
Oekraïne voert nieuwve offensieve operaties uit in de Russische regio Koersk
Ook elders langs de ruim duizend kilometer lange frontlijn wordt volop gevochten. In het oosten van Oekraïne, in de Donbas-regio, maken Russische eenheden nog altijd melding van veroveringen, met name in de buurt van de belegerde stad Pokrovsk. Maandagochtend meldde het Russische ministerie van Defensie dat het stadje Koerachove, zo’n dertig kilometer ten zuiden van Pokrovsk, na een maandenlange belegering is ingenomen. Dat bericht werd niet bevestigd door Kyiv. In Koerachove woonden voor de Russische invasie in 2022 een kleine twintigduizend mensen.
Volgens het Institute for the Study of War begonnen ook Russische eenheden in Koersk zondag nieuwe offensieve operaties, mogelijk in antwoord op de Oekraïense aanvallen.