De poging van Donald Trump en Elon Musk om ontwikkelingsorganisatie USAID op te heffen leidde tot felle en eensgezinde reacties. De gevolgen zullen vreselijk zijn, vooral voor de allerarmsten. Zo zullen miljoenen Afrikanen met hiv verstoken blijven van hun medicatie, terwijl de gezondheidszorg van landen als Ethiopië nu al op omvallen staat.
Laat ik vooropstellen dat ik me niet kan vinden in de manier waarop Musk de aanval heeft ingezet op USAID, waar vrijwel alle tienduizend werknemers ontslagen moeten worden. Werknemers, maar vooral ook de landen en organisaties die steun van USAID ontvangen, hebben niet de tijd gekregen de klap op te vangen. Tegelijkertijd wil ik nuance aanbrengen bij de stroom van reacties, wat in deze tijd van polarisatie niet eenvoudig is.
Voor een discussie over ontwikkelingshulp moeten we eerst duidelijk onderscheid maken tussen noodhulp en ontwikkelingssamenwerking. Die twee bijten elkaar regelmatig, omdat doelstellingen en narratief sterk van elkaar kunnen verschillen.
In het Rwanda van na de genocide van 1994 bijvoorbeeld werd noodhulp geacht geleidelijk plaats te maken voor ontwikkelingssamenwerking. Gratis waterverstrekking aan mensen in acute nood moest overgaan in een systeem waarbij klanten van waterbedrijven een redelijke prijs betaalden. Dit ging niet zonder slag of stoot, omdat veel noodhulporganisaties nog over een flinke donatiepot beschikten en de noodzaak voelden dit geld ook uit te geven. Na verloop van tijd was deze noodhulp onnodig en zelfs contraproductief, vond ook de bevolking zelf, omdat ze mensen ervan weerhield weer op eigen benen te gaan staan. Uiteindelijk besloot de regering verschillende noodhulporganisaties het land uit te zetten.
Medemenselijkheid
Het is belangrijk dat landen elkaar blijven ondersteunen na natuurrampen (zoals de aardbeving in Oost-Turkije) of in andere noodsituaties (Gaza). Zeventig jaar geleden ontving Nederland na de Watersnoodramp noodhulp uit Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Canada en de Verenigde Staten; onlangs kreeg de brandweer van Los Angeles hulp van Canadese en Mexicaanse collega’s tijdens de bestrijding van de bosbranden. De meeste mensen zien noodhulp terecht als een daad van medemenselijkheid en een teken van beschaving.
Bij ontwikkelingssamenwerking ligt de zaak anders. Hierbij gaat het om de lange termijn en gedragsverandering. Zo introduceren westerse overheden en ontwikkelingsorganisaties al decennialang duurzame landbouwmethoden, helpen ze bij het creëren van rendabele waterbedrijven en proberen ze de positie van vrouwen en de lhbti-gemeenschap te versterken. Bewustmaking en empowerment – zorgen dat de lokale bevolking de hulp op een gegeven moment niet meer nodig heeft – zijn daarom belangrijke elementen van veel ontwikkelingshulpprojecten.
In de praktijk laten Afrikaanse landen zich nogal eens door de ontwikkelingshulp in slaap wiegen. Waarom zou USAID verantwoordelijk moeten blijven voor de gezondheidszorg in delen van Afrika? Waarom hebben de regeringen van landen als Ethiopië en Oeganda – en zelfs van middeninkomenslanden als Zuid-Afrika en Kenia – verzuimd deze vitale functies zelf te vervullen? In principe beschikken zij over voldoende financiële middelen, ware het niet dat desinteresse en corruptie binnen de politiek en de overheid voortdurend alle systemen en programma’s ondermijnen.
In sommige gevallen draagt ontwikkelingshulp bij aan repressie
In Kenia heb ik bijna tien jaar gewerkt voor een door de Duitse overheid en de EU gefinancierd programma, dat tot doel had de watervoorziening in de sloppenwijken te verbeteren. Zo’n anderhalf miljoen mensen kregen toegang tot schoon drinkwater en het project werd gezien als een groot succes. Uiteraard straalde dit af op de organisatie waarvoor ik werkte – totdat het langzaam tot ons doordrong dat ons werk de minister de gelegenheid had gegeven om een flink gedeelte van het overheidsbudget voor water en sanitatie in eigen zak te steken.
De Zambiaanse econoom Dambisa Moyo stelt in haar boek Dead Aid dat ontwikkelingssamenwerking met Afrika niet heeft geholpen, maar juist heeft geleid tot blijvende afhankelijkheid, corruptie en structurele armoede. Door ontwikkelingssamenwerking houden het Westen en China corrupte en onderdrukkende regimes in het zadel. Bovendien kunnen regimes hun eigen corruptie en wanbestuur aan het zicht onttrekken door belangrijke overheidsfuncties te laten vervullen door ontwikkelingsorganisaties.
In sommige gevallen draagt ontwikkelingssamenwerking zelfs op een meer directe manier bij aan repressie. De Oegandese politie wordt door het merendeel van de bevolking gezien als een instrument van president Yoweri Museveni’s regering om de bevolking te intimideren en te onderdrukken. Agenten slaan vreedzame demonstraties neer, worden ingezet om oppositiepolitici te onderdrukken en eisen op grote schaal smeergeld. Toch vond Nederland het nodig om de Oegandese politie te ondersteunen door de aanschaf van extra pick-up trucks.
Echte onafhankelijkheid
Misschien is dit het moment waarop we ons minder gaan bemoeien met Afrika en beseffen dat landen op dit continent het recht hebben op echte onafhankelijkheid – óók als het streven ernaar een langdurige interne strijd tot gevolg heeft.
Wellicht moeten we de onbezonnen acties van Trump en Musk niet alleen bekritiseren, maar ze ook zien als een kans om kritisch te kijken naar de manier waarop wij met Afrika omgaan. We zouden ons kunnen afvragen of, en in hoeverre, ontwikkelingssamenwerking – bedoeld en onbedoeld – het continent van ons afhankelijk heeft gehouden.
Het Westen heeft een lange geschiedenis als het gaat om het willen veranderen van Afrika. Westerse landen hebben het continent niet alleen bestormd met hun legers, maar vooral ook met hun ideeën en ideologieën. Christendom, communisme, democratie, kapitalisme en meer recentelijk het neoliberalisme: we wisten altijd en beter dan de Afrikanen zelf wat goed was voor Afrika. Gezien de problemen waar we momenteel mee te kampen hebben, mogen we betwijfelen of dat wel waar is.
Lees ook
Bevriezing USAID ontketent chaos in mondiale zorg, voedselhulp, media en mensenrechtenclubs
