N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Met elke dode Oekraïense kunstenaar verdwijnt er een hap uit de Oekraïense cultuur, ziet schrijfster Lisa Weeda. Is dit een ‘Nieuwe Geëxecuteerde Renaissance’?
Aan de zuidwestelijke grens van Roemenië ligt Port Cultural Cetate, een landgoed opgericht door de dichter en voormalig dissidente schrijver Mircea Dinescu. Het landgoed ligt aan de Donau. Aan de overkant ligt Bulgarije, verderop Servië. Ooit stond hier een douanepost. Nu de Bulgaarse grens naar Roemenië open is, en alles ‘bij Europa’ hoort, staan hier een hotel, kunstenaarsresidentie, trouwlocatie en zelfs een televisiestudio, waar Dinescu zijn kookprogramma annex talkshow opneemt.
In 1989 kondigde Dinescu de revolutie aan op de Roemeense staatstelevisie. Hij stond in een studio tussen activisten, intellectuelen, acteurs en kunstenaars. „Voor het hele Roemeense volk, broeders”, begon hij, „we vragen jullie om je kalmte te bewaren. Er heeft genoeg bloed gevloeid. We hebben gewacht. We hebben 20 jaar gewacht.” Iemand verbeterde hem: „25 jaar.” Hij knikte. „Het volk heeft al gewonnen. We vragen het leger en de Securitate (geheime dienst, red.) om hun vlaggen halfstok te hangen en een broederschap met ons te aan te gaan.” Ik vond het videofragment jaren geleden op YouTube, tijdens mijn zoektocht naar beelden van de executie van dictator Nicolae Ceausescu en zijn vrouw Elena. Deze executie werd eindeloos uitgezonden op de Roemeense tv: de terreur is voorbij, hier is het bewijs.
Met Georgische, Armeense, Roemeense en Oekraïense schrijvers verblijf ik deze zomer drie dagen op Dinescu’s landgoed om over de rol en het belang van (Oost-)Europese literatuur te praten. De Georgische auteur Nino Haratischwili nodigde ons uit. De titel van het project: Black Sea Literature – Miteinander reden: ‘praten met elkaar’. Qua werk en locatie zijn alle auteurs verbonden met de Zwarte Zee, ook ik, met mijn Oekraïens-Russische-Don-Kozakken achtergrond.
We hebben het erover dat het geschreven woord uit de Zwarte Zee-regio geregeld in gevaar is geweest en historisch gezien gevaar loopt om te verdwijnen. Oorlog, onderdrukking, bevrijding en vernietiging zijn diep geworteld in de geschiedenissen van de aanwezige schrijvers.
Neem bijvoorbeeld Anush Kocharyan die Nagorno-Karabach, het schemergebied tussen Azerbeidzjan en Armenië, binnengaat in de laatste dagen van de oorlog in 2020. Of de Georgische schrijver Archil Kikodze die in april 1989 in de buurt van gevechten (de Sovjet-Unie valt uit elkaar, het Rode leger komt in ‘ingrijpen’) in zijn stad Tbilisi op zoek is naar vrienden en in een kelder terechtkomt. Daar zit een groep oude intellectuelen met wijd opengesperde mond en vingers in de oren (zodat hun trommelvliezen niet scheuren) al uren te wachten op de grote ontploffing: een helikopter cirkelt boven de stad. Aan een touw dat uit de helikopter hangt, bungelt een kist vol springstof. De helikopter nadert het parlementsgebouw. Tot een man (geen idee hoe!) op de kist vol springstof springt, en het touw met een mes los begint te snijden, tot de kist naar beneden valt en het parlement mist.
„Wat is er met die man gebeurd?” roepen we allemaal tegen Kikodze. „Geen idee, nooit meer wat van gehoord.”
Hevig gebombardeerd
De eerste ochtend van ons verblijf eten we buiten. We zitten aan een lange tafel vol eten en we geven het zout door. Tegenover me zit de Oekraïense dichter, vertaler en professor Halyna Kroek. Ze houdt af en toe geërgerd haar telefoon in de lucht. „De wifi doet het buiten niet, alleen in het hoofdgebouw werkt het”, zegt ze. Ze wil berichten ontvangen uit Oekraïne: haar man zit in het leger, haar thuisstad Lviv is onlangs hevig gebombardeerd.
Als de Roemeense schrijver Bogdan Cosa oppert dat een beetje pauze van de Russo-Oekraïense oorlog misschien goed is, schudt ze stellig nee.
„Een van mijn vrienden is onlangs overleden”, vertelt ze, „omgekomen na een bombardement op een pizzarestaurant in Kramatorsk. Ze was daar maar even, twee dagen later zou ze gaan schrijven in Parijs.” Kroek heeft het over auteur Victoria Amelina. Sinds de invasie documenteerde Amelina oorlogsmisdaden en verzamelde ze verhalen van Oekraïense vrouwen in bezet gebied. Er zou een boek komen: Kijken naar vrouwen die naar oorlog kijken. Begin juni had ze 50.000 woorden. Ze was het dertiende slachtoffer van de aanslag op het pizzarestaurant: zodra bekend werd dat ze zwaar gewond in het ziekenhuis lag, ging het nieuws de hele wereld over. Na een paar dagen overleed ze. Op 4 juli kreeg ze (37, moeder van een 12 jaar oude zoon) een groot afscheid in een overvolle kathedraal in Kyiv. Honderden mensen gingen in stilte door hun knieën. De dag erop werd ze begraven.
Na haar overlijden schreef elke grote internationale krant over haar en stond mijn Instagram-tijdlijn vol met Amelina-boekentips. ‘Als je Spaans of Engels spreekt, kan je het ook lezen!’ schreven kennissen. Hoewel het prachtig is dat iedereen Amelina nu ontdekt en leest, is het natuurlijk vreselijk te laat. Uit de handen van een dode Oekraïense auteur vloeien geen nieuwe woorden meer.
Dit is geen oorlog om territorium, geen lokaal conflict. Dit is een oorlog tegen onze cultuur en identiteit
Amelina’s literaire stem is permanent verstomd door Russische oorlogsmisdaden. En niet als enige: ook die van journalist Volodymyr Vakulenko verdwijnt. Op 22 maart 2022 bezoeken Russische soldaten zijn huis in het dorp Kapitolivka. Ze nemen zijn telefoon, documenten en manuscripten in beslag. De volgende dag komen ze terug: voor Vakulenko en zijn autistische zoon Vitaliy. Ze ontdoen Vakulenko van zijn kleren, onderzoeken zijn tatoeages en slaan hem herhaaldelijk, om hem vervolgens weer vrij te laten. De daaropvolgende dag halen ze hem op met een bus. Op de bus staat de letter Z. Niemand ziet de schrijver daarna nog. Op 28 november 2022 wijst dna-onderzoek uit dat zijn lichaam in massagraf nummer 319 in de buurt van Izjoem ligt. Hij ligt tussen 447 andere mensen die vermoord zijn.
Vakulenko was redacteur, vertaler en journalist. Hij schreef dertien (kinder)boeken. Zijn laatste werk, een papieren dagboek, geschreven onder Russische bezetting, verpakte hij in plastic en begroef hij in zijn tuin. Het was Amelina die zijn laatste woorden weer opduikelde. Samen met Vakulenko’s ouders spitte ze urenlang, zonder resultaat, door zijn tuin, tussen de planten, bloemen en kersenbomen. Ze zei er het volgende over: „Het moment dat ik dacht dat we dit dagboek niet zouden vinden, was misschien nog wel het engste voor mij. Op dat moment voelde ik mijn hoofd tollen, ik dacht aan alle Oekraïense manuscripten die de afgelopen eeuwen verloren zijn gegaan, dit zou er weer een kunnen zijn.” Ze vond het dagboek uiteindelijk wel, en ze typte het uit. In het voorwoord schreef ze: „Ik ben deel van de Nieuwe Geëxecuteerde Renaissance.” Daarmee verwees ze naar de vele Oekraïense kunstenaars en schrijvers die in de jaren 30 slachtoffer werden van Stalins terreur.
In een essay over Vakulenko en de huidige Russische bezetting van Oekraïne schreef professor Oekraïne-studies Michael Naydan: „Er zijn tekenen van etnische en culturele genocide te bespeuren.” Yuliia Kozlovets, directeur van het literaire festival Book Arsenal in Kyiv (waar Amelina eind juni poëzie voorlas, voor de laatste keer in haar leven), schreef: „Dit is geen oorlog om territorium, geen lokaal conflict. Dit is een oorlog tegen onze cultuur en identiteit.” Ook Halyna Kroek, die nog steeds in Lviv woont, zegt: „Elke nacht zijn er bombardementen op verschillende plekken, het is een grote loterij.”
Culturele inhaalpaniek
Terwijl ik in het westen van Europa een bijna hype-achtige culturele inhaalpaniek bespeur (wat te lezen, vertalen, beluisteren, bekijken), vernietigde Rusland de afgelopen zeventien maanden in alle rust Oekraïens cultureel erfgoed. Het literatuurmuseum in Odesa werd eind juli deels vernietigd; een cultuurhuis in Donetsk werd geraakt door een raket; het theater in Marioepol (waar honderden mensen en kinderen aan het schuilen waren) werd vorig jaar gebombardeerd; het traditioneel beschilderde museum-huis van de overleden kunstenares Polina Raiko kwam onder water te staan na het opzettelijk opblazen van de Nova Kachovka-dam. En naast Amelina en Vakulenko vonden nog veel meer kunstenaars de dood: Oleksandr Kysliuk, vertaler oud-Grieks en Latijn, werd geëxecuteerd in Boetsja; journaliste Oleksandra Kuvshinova kwam om het leven door Russisch artillerievuur in een buitenwijk van Kyiv; in Cherson werd dirigent Yuriy Kerpatenko van het Mykola Kulish Cherson theater vermoord nadat hij weigerde onder Russische bezetting te dirigeren. Met elke dode Oekraïense kunstenaar verdwijnt er een hap uit de Oekraïense cultuur.
Het systematisch uitwissen van Oekraïense taal en cultuur gebeurt al sinds de zeventiende eeuw: het vernietigen van stokoude preken in het Oekraïens, verbieden van de gedrukte taal en bijna compleet verbieden van publicaties. Met de komst van de Sovjet-Unie leek er even iets te verschuiven. De ‘korenizatsiya’ (een soort etniciteitsbeleid) deed zijn intrede: wie etnisch gezien in een bepaald gebied woonde, kreeg invloed en controle over dit gebied. Zo leek er begin jaren 20 van de vorige eeuw opeens ruimte te ontstaan voor de viering van de eigen natie en dus de eigen taal. De Oekraïense cultuur had een gigantische opleving, deze tijd werd ook wel de ‘Nieuwe Renaissance’ genoemd. Maar wat een korte tijd fantastisch was, werd al gauw weer enorm duister.
In die duistere periode speelde een gebouw in Charkiv een sleutelrol. In de toenmalige hoofdstad van Sovjet-Oekraïne werd in 1927 een speciaal pand gebouwd voor Oekraïense schrijvers: het Slovo-gebouw. Het had de vorm van de letter C, in het Oekraïens: ‘s’, de eerste letter van ‘slovo’, oftewel ‘woord’. Het staat er nog steeds, al werd het vorig jaar een keer geraakt door een raket. Oekraïense schrijvers uit heel het land, die normaliter onder erbarmelijke omstandigheden werkten, kregen de kans er rustig te kunnen leven en schrijven. Ze werden ‘lid’ van Slovo, dat de vorm had van een coöperatie. De staat betaalde mee. Er waren 66 appartementen op vijf verdiepingen.
Er wordt gespeurd naar kunstenaars om uit te schakelen, zodat er geen nieuw werk geproduceerd kan worden
Op het eerste gezicht was het Slovo-gebouw een prachtig gebaar: ‘de hele Sovjet-Unie bestaat uit broedervolken en van elk broedervolk moet de cultuur goed bewaard worden.’ Maar de tweede functie was van heel andere orde: door alle belangrijke Oekraïense intellectuelen, kunstenaars, theatermakers en schrijvers bij elkaar te zetten, waren ze makkelijk in de gaten te houden, controleren, en uiteindelijk om te brengen.
In appartement nummer 9 woonde Mykola Hvyloviy. Op 12 mei 1933 werd zijn huisgenoot, de dichter Mihailo Yalovyi, beschuldigd van spionage en een moordpoging op de politicus Pavel Postyshev. Yalovyi werd gearresteerd in het Slovo-huis. De straf: tien jaar werkkamp (de goelag, red.). Een dag na de arrestatie van Yalovyi, overlegde Mykola Hvyloviy met de grote theaterschrijver Mykola Kulish en schrijver Oles Dosvitniy. Ze praatten over de zaak van Yalovyi en probeerden manieren te vinden om hun vriend te redden. Halverwege het gesprek stond Mykola op. Hij liep naar zijn werkkamer. Kort daarna hoorden zijn twee vrienden geweerschoten.
Zelfmoord, deportaties, executies: er verdwenen vele auteurs uit het Slovo-huis. Het hoogtepunt van de Sovjet-repressie was de massaexecutie van ‘anti-revolutionairen’. Aan de vooravond van het twintigste jubileum van de Oktoberrevolutie werden bijna driehonderd leden van de Oekraïense Renaissance doodgeschoten in Sandarmokh, een dodenveld in Karelia, in het noorden van Rusland. Systematisch en snel: tussen 27 oktober en 4 november. Onder hen waren: eerdergenoemde Mykola Kulish, theaterregisseur Les Kurbas, romancier Valerian Pidmohylnyi en de belangrijke intellectueel Mykola Zerov. In het begin van de jaren 30 publiceerden zo’n 259 Oekraïense schrijvers werk – na 1938 waren dat er nog maar 36.
Het verhaal van het Slovo-huis en de zogenoemde ‘Geëxecuteerde Renaissance’ is geen uitzondering. Bijna alles wat niet Russisch was, mocht er niet zijn of werd hoogstens gedoogd. Al waren er tientallen miljoenen moedertaalsprekers in een land (zoals Oekraïne), het Russisch moest gesproken worden. Elke minderheidstaal of zal ik zeggen, untertaal in het Sovjet-gebied, werd in de jaren 30 ernstig bedreigd. Waarschijnlijk zegt geen van de auteursnamen in dit stuk u iets; het laat zien hoe succesvol de vernietiging in de jaren 30 is geweest.
Sinds de invasie van Oekraïne laait deze vernietiging (en onderdrukking) weer op. Rusland is nu, net als het Sovjet-regime toen, actief op zoek naar verhalen om te controleren, naar schrijvers en journalisten om vast te zetten (in binnen- en buitenland). De natie speurt naar kunstenaars om uit te schakelen, zodat er geen nieuw werk geproduceerd kan worden. Zo zullen er uiteindelijk steeds minder contra-verhalen, anderstalige nationale teksten, kunstwerken, dansstukken of films uit aangrenzende gebieden zijn. Dit Russisch cultureel imperialisme treft niet alleen lokaal doel, maar ook internationaal: hoe minder toekomstige tegengeluiden er over de ‘grote (moordzuchtige) broer’ te lezen vallen, hoe beter.
In haar gedicht Met Europa op de achtergrond, schrijft Halyna Kroek: ‘Ik moet de literatuurgeschiedenis opnieuw interpreteren / voordat ik les geef aan mijn studenten / degenen onder hen die het overleven hebben andere kennis nodig / degenen die het redden hebben een andere wereld nodig / wie geeft dat wat van ons is aan ons terug?’ Haar gedicht wordt met de week actueler, nu er meer en meer kunstenaars om het leven komen en de geschiedenis van repressie zich herhaalt. En, maar dit vul ik in, we hebben zo lang naar Rusland gekeken, ook als het gaat om literatuur, laten we nu ruimte maken voor alle niet vernietigde verhalen uit landen als Oekraïne, Georgië en Armenië.
Het gaat om het vernietigen van cultuur, van erfgoed en van de veerkracht om die cultuur overeind te houden
Op de derde en laatste middag van ons verblijf in Port Cultural Cetate staan er specialiteiten uit de regio op tafel: stevige witte wijn, gefrituurde vis, vegetarische dolma’s. We zitten onder de grote bomen dicht bij het hoofdgebouw: er is wifi voor Halyna en schaduw voor iedereen. Twee muzikanten spelen liedjes op accordeon en gitaar. Een oude man met een strohoed, drie tanden en een reservoir dogs-zonnebril zingt. Het derde lied kennen we allemaal, het is het patriottische Oekraïense lied: ‘O, in de wei is een rode sneeuwbal verwelkt.’ We eten en neuriën mee. Tot Halyna Kroek begint te huilen. Even vallen we stil. Ik leg mijn hand op haar schouder, de Roemeense schrijver zegt: „Huilen is goed, het is goed dat je huilt.” Anush Kocharyan krijgt tranen in haar ogen. De mannen spelen door, voorzichtig.
Kroek huilt tot het lied voorbij is, dept haar tranen met een servet, zet haar zonnebril op en neemt een slok wijn. Kocharyan en ik huilen nog wat na. Daarna staat Archil Kikodze op, loopt naar het hoofd van de tafel en heft zijn glas. „Op de Oekraïense overwinning”, zegt hij, „dat die maar snel mag komen.”
In de avond bespreken we de vraag of je oorlogvoering en cultuur mag scheiden. Het is iets wat ik in Nederland elke maand wel een keer aan moet horen: oorlog mag in een apart hok en alles daarbuiten kan blijven bestaan. Terwijl er niets zo helder is aan de Russische oorlogvoering als dit: het gaat niet enkel om het vernietigen van een munitieloods, huis, straat, brug of graansilo, het gaat om het vernietigen van cultuur, van erfgoed en van de veerkracht om die cultuur overeind te houden en weer op te bouwen. We praten verhit en zitten dicht bij elkaar. Ergens tussen de eerste ochtend en deze laatste avond zijn we een lichaam geworden. Een lichaam met vele stemmen, maar even goed een lichaam.
Een van ons zegt: „Je ergens bewust van afscheiden is eigenlijk collaboreren.” We knikken. Ook Halyna Kroek. Ze pakt dan haar telefoon uit haar zak en scrolt door Telegram, opent berichten. „Het leger gaat langzaam vooruit aan de frontlinie”, rapporteert ze, „overal liggen mijnen.”