Opinie | De studie taal- en letterkunde is belangrijker dan, zeg, ASML

De Nederlandse universiteiten maakten deze week maatregelen bekend om de instroom van buitenlandse studenten te beperken en „de Nederlandse taalvaardigheid te vergroten”. De maatregelen passen in het bredere debat over de Nederlandse taal dat momenteel op vele fronten wordt gevoerd. En dat is een goede zaak, want het Nederlands gaat iedereen aan. Maar in de discussies lopen een paar dingen door elkaar, waardoor de belangrijkste kwestie waar het hier om draait de mist in dreigt te gaan. En dat is dat de positie van de studie Nederlandse taal en cultuur, en daaraan gekoppeld het onderwijs in dat vak, van basisschool tot en met universiteit wordt bedreigd. Terwijl gelijktijdig blijkt dat middelbare schoolleerlingen niet meer kunnen lezen. Als de Nederlandse universiteiten de Nederlandse taalvaardigheid echt willen „vergroten”, misschien bedoelen zij „verbeteren”, dan zou het goed zijn te beginnen met het versterken van de studierichting Nederlands.

Het paradoxale is dat de meest recente aanvallen op de studie Nederlands de al eerder aangekondigde beperkingen zijn van het Engels als taal van wetenschap. Velen lijken zich juist zorgen te maken dat binnenkort opeens alle vakken aan de universiteit in het Nederlands gegeven moeten worden. Gevolg is dat het Nederlands als taal van wetenschap wordt aangevallen, in NRC bijvoorbeeld door Berend Wierenga en recenter in de Volkskrant door een groep Groningse wetenschappers.

Maar dat is onzinnig. Het Engels zal zeker niet afgeschaft worden aan Nederlandse universiteiten als taal van de wetenschap en internationalisering. Maar de studie Nederlands moet wel, ongeacht het aantal studenten, een stevige basis aan de brede Nederlandse universiteiten hebben en houden. Dit is voor Nederland van wezenlijk belang, belangrijker bijvoorbeeld dan het behoud van de chipsfabrikant ASML, waar niemand over kan ophouden. Het verschil is: het mogelijk verlies van dat bedrijf valt uit te drukken in miljarden euro’s, terwijl de waarde van een taal- en literatuurstudie zich aan een financiële raming onttrekt. Die dreigt onzichtbaar te worden in een inmiddels heersend klimaat dat wordt bevolkt door droogstoppels die de wereld bezien door het telraam van winst en verlies.

Onheilspellende toekomstvisie

Het felle debat over de vraag welke taal of talen er gesproken mogen worden in het hoger onderwijs houdt eigenlijk slechts indirect verband met de kwestie van het voortbestaan van de studie Nederlands. Recent betoogde Goffe Jensma in een lezenswaardig artikel in NRC (11/1) dat afschaffing van het Nederlands als academische taal op termijn tot gevolg heeft dat de hele Nederlandse samenleving binnen een paar generaties zal overschakelen op het Engels. Ofschoon ik dol ben op dystopische fantasieën weet ik niet of deze onheilspellende toekomstvisie zich zo snel zal ontvouwen. Maar mocht dit ons inderdaad te wachten staan, dan zijn de gevolgen veel ernstiger dan Jensma schetst. Dit zou bijvoorbeeld ook betekenen dat Nederland wordt losgekoppeld van zijn eigen geschiedenis, zijn rechtspraak, zijn eigen culturele erfenis: de Nederlandse literatuur.

De waarde van een taal- en literatuurstudie onttrekt zich aan een financiële raming

Frank Huysmans becijferde laatst in NRC (23/1) dat de Koninklijke Bibliotheek alleen al 121 kilometer aan papieren boeken, kranten en overige documenten beheert: die kilometers papier worden voor die Engelssprekende nazaten onleesbaar. Ontoegankelijk. Datzelfde geldt voor alles wat inmiddels digitaal wordt bewaard. Omdat het Nederlands voor Nederlandse moedertaalsprekers zo vanzelfsprekend is als ademhalen, is het een toestand die moeilijk voor te stellen is. Maar de taal is nu eenmaal een belangrijke drager van de Nederlandse identiteit die is opgeslagen in al die bronnen.

En hiermee komen we op een volgend terrein waar deze discussie niet over gaat: die van de puur identitaire, ofwel nationalistische, politiek. Die wil Nederlandse cultuur, taal en literatuur inzetten als wapen in een verwerpelijk streven naar eigen volk eerst-sentimenten, vaak gebaseerd op een racistische ideologie. Een taalgemeenschap is echter niet aan grenzen gebonden, zo wordt Nederlands ook in België, Suriname, op Curaçao, Aruba, Bonaire en, met enige geestelijke lenigheid, in Zuid-Afrika geschreven en gesproken. We moeten ervoor waken dat de toegenomen polarisering ertoe leidt dat de studie Nederlands verdacht wordt gemaakt, zoals de Groningers in de Volkskrant min of meer deden door te suggereren dat „Nederlands als voertaal in het huidige politieke klimaat past”. Een zuiver voorbeeld van wat Menno ter Braak „onzindelijk denken” noemde.

Modieuze cashcow-studies

Intussen is een andere acute bedreiging voor het vak Nederlands het proces dat nu gaande is aan de verschillende faculteiten der Geesteswetenschappen in Nederland. Daar spreken bestuurders op basis van rekenmodellen over de in- en output van afgestudeerden en over een concentratie-operatie van de studie Nederlands, die momenteel te weinig studenten trekt. Dit lijkt nu automatisch tot gevolg te hebben dat er flinke bezuinigingen op de loer liggen. Voorgesteld is namelijk dat de universiteiten moeten samenwerken. Daar is niets op tegen – integendeel, dat doen onderzoekers al op grote schaal. Maar nu is het idee een of meer vakken binnen de studie Nederlands samen te gaan aanbieden, waardoor studenten allemaal naar een bepaalde universiteit moeten (dat een centrale universiteit daarbij voor de hand ligt, is evident). Dit is echter een spel dat uiteindelijk alleen verliezers zal opleveren: studenten uit het noorden en zuiden zullen minder snel kiezen voor het vak, nog minder studenten zullen het vak nog minder aantrekkelijk maken.


Lees ook
Geen Engels meer op de universiteit? Dat ligt net even anders

<strong>Studenten in Groningen</strong> aan het blokken in het Groninger Forum.” class=”dmt-article-suggestion__image” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/02/opinie-de-studie-taal-en-letterkunde-is-belangrijker-dan-zeg-asml.jpg”><br />
</a> </p>
<p>Een grootscheepse bezuinigingsoperatie zal het vak in de publieke opinie ook geen goed doen. Natuurlijk kunnen universiteiten niet eindeloos doorgaan met het faciliteren van niet-renderende studierichtingen, wordt er dan gezegd. Maar klopt dat financieringssysteem dan wel? Is het niet bizar om een studie als Nederlands – een van de drie kernvakken op de middelbare school – alleen aan te bieden op basis van voldoende aanmeldingen? Als we alleen de modieuze <em>cashcow</em>-studies die veel studenten trekken gaan financieren, komen we op den duur uit bij een academische studie nagellakken. Gefeliciteerd. </p>
<p>Maar deze geschiedenis hoeft niet slecht af te lopen. Aan mijn universiteit, de VU, was enige jaren geleden al op grond van de lage aanmeldingen overgegaan tot het schrappen van de bachelor Nederlands. We zijn vervolgens echter aan de slag gegaan om de studie opnieuw in te richten met als resultaat een bachelor Creatief schrijven Nederlands, die komend studiejaar begint. Nieuw voor Nederland.</p>
<p><dmt-quote type=Het gaat om vakken die behoefte hebben aan bevlogen docenten, tijd in schoolcurricula en aandacht van politici die bezig zijn een nieuw kabinet te formeren

De ervaring in twee minoren (uitgebreide bijvakken van een half jaar) Creatief schrijven had ons geleerd dat studenten uit alle faculteiten Nederlands, taal en literatuur helemaal niet ‘saai’ vinden of ‘elitair’, wat wel eens wordt beweerd. Het hangt er wel vanaf wat je met de taal doet. Kijk ook naar het inspirerende artikel van Ellen Bothof (NRC, 22/1) over hoe zij leerlingen in de basisschool door herinvoering van zingen in de klas weer aan het lezen krijgt. Zo gaan studenten die zelf teksten moeten bedenken en schrijven ook graag lezen.

Culturele erfenis

De deprimerende recente PISA-cijfers over het achterblijven van Nederlandse leerlingen op het terrein van lezen en schrijven, is de kinderen niet aan rekenen. En ook niet de leerkrachten of de ouders. Het is eerder een algemene houding in Nederland, wellicht ook een culturele erfenis, die vaak meer gericht is op dingen die direct de kassa laten rinkelen dan op kunst, cultuur en geschiedenis. Zaken die als vanzelfsprekend worden aangenomen maar dat niet zijn. Het gaat om vakken die behoefte hebben aan bevlogen docenten, tijd in schoolcurricula en aandacht van politici die bezig zijn een nieuw kabinet te formeren.

Het gaat er uiteindelijk om aan alle brede universiteiten de toekomst veilig te stellen van een serieuze studie Nederlands met taalkunde, taalbeheersing en literatuur. Zodat alle kinderen ook in de toekomst blijven lezen en kunnen genieten van wat er in onze taal te beleven valt.