Opinie | De relevantie van het haar van de burgemeester en andere uiterlijke details

Als een föhn in de hoogste stand blies de kritiek NRC in het gezicht, dadelijk na de publicatie van het verslag van de inauguratie van Carola Schouten, de nieuwe burgemeester van Rotterdam. Het artikel (Carola Schouten als de ‘schokdemper’ en ‘verbinder’ aan de slag in Rotterdam’, 11 oktober) opende met het begin van de ceremonie: „In een tjokvolle Rotterdamse raadszaal kwam donderdag precies om vier uur Carola Schouten, de nieuwe burgemeester van Rotterdam, binnen in een zalmroze pak en met golvend geföhnd haar.”

Serieus?”, wilde een lezer weten in een brief die een dag later op de opiniepagina stond. „Totaal irrelevante informatie. Of wordt vanaf nu ook vermeld dat premier Schoof zijn baard heeft getrimd of dat Geert Wilders zijn uitgroei heeft bijgewerkt?” (Voor wie het wil weten: de uitgroei van Wilders kwam ter sprake in een verslaggeverscolumn in 2012 en in een ingezonden brief uit 2010; de baardgroei van de minister-president bleef tot op heden onbesproken.)

Er meldden zich meer protesterende lezers die de indruk hadden dat NRC het uiterlijk van de ambtsdrager de hoofdzaak vond. „We hebben als maatschappij helaas een lange weg te gaan. Het feminisme is nog lang niet overbodig. Dat blijkt maar weer.”

De ene beschrijving zegt niets, de andere kan een stereotypering zijn

Werd Schouten ongelijk behandeld? Inderdaad bevatte de reportage over de eerste dag van Ahmed Aboutaleb in 2009 geen verwijzingen naar het uiterlijk van de man (wel naar de strenge beveiliging); de inauguratie van de eerste vrouwelijke burgemeester van Amsterdam, Femke Halsema, leidde medio 2018 alleen tot een artikel vooraf.

Redacteur Sheila Kamerman was zich ervan bewust dat mensen over haar keuze konden vallen, zegt ze. Wat haar betreft waren kleding en haardracht van Schouten wel degelijk relevant, schreef ze aan een lezer: „Ik zat in de raadszaal uiteraard, en toen ze binnen kwam viel me één ding als eerste op: ze zag er schitterend uit: een prachtig pak en mooi geföhnd haar. U vindt dat irrelevant. Ik vond het heel relevant. Hier stond niet alleen een vrouw die de nieuwe burgemeester van Rotterdam zou worden, met allemaal ideeën en plannen. Niet alleen een vrouw die voor veel uitdagingen staat. Niet alleen een vrouw die een mooie speech hield. Niet alleen een vrouw die door allerlei mannen zou worden toegesproken. Nee, hier stond ook een vrouw die ervoor gezorgd had dat ze er schitterend uit zag.”

Kamerman – die later in de week werd gesteund door een briefschrijver die de ‘uiterlijke metamorfose’ van Schouten zeer relevant vond – had het ook opgeschreven als de nieuwe burgemeester in „een jurk met vlekken” was verschenen, zegt ze. Bovendien volgden er na die eerste zin achthonderd woorden over beleidsinhoudelijke zaken. Die wegen zwaar, al zorgde de prominente plaats van de beschrijving dat ook ik bleef haken aan de eerste zin.

Tatoeages en ringen

Er wordt op de redactie regelmatig gedebatteerd over beschrijvingen van personen, zeker nadat vorig jaar een lemma ‘Diversiteit’ aan de NRC Code werd toegevoegd waarin onder meer staat: „We waken voor stereotyperingen en andere beschrijvingen en stijlmiddelen die vooroordelen kunnen versterken en verankeren in de samenleving.” Het werd niet door iedereen enthousiast ontvangen: want waar eindigt de observatie en begint de stereotypering? En moet een verslaggever niet zelf kunnen uitmaken wat zij of hij relevant vindt? Een oplettende journalist luistert, maar kijkt (en ruikt, proeft en voelt) ook.

Intussen zijn er lezers die helemaal niet zitten te wachten op beschrijvingen van personen. Vorige maand meldde zich iemand die horendol werd van de wat haar betreft ‘zinloze’ uiterlijke beschrijvingen. Ze stuurde een bloemlezing mee van het irrelevants dat zij had aangetroffen, zoals: „een sympathieke man in overhemd en giletje”; „een struise vrouw met dik grijs haar”; „een lange kale man met een vriendelijk gezicht”; „een medecursist met grote ringen in haar oor”; „een jonge man in grijze hoodie”; „een grote, vriendelijk ogende gast met tattoos, een donker baardje en blauwe ogen”; „een stoere Fries, met een oorring in elke lel, een zware zilveren ketting en tatoeages”; „pet, baardje, wijde bloemetjesbroek”.

Uit de context gelicht krijgt zo’n opsomming een onbedoeld komisch effect – plus het vermoeden dat NRC-redacteuren een bovengemiddelde belangstelling hebben voor ringen en tatoeages. Overigens kan ik me van een aantal van deze voorbeelden herinneren dat ze mij hielpen om me een beeld van de persoon in kwestie te vormen, vooral in verhalen waarin iemand in bredere zin wordt geportretteerd. Bij willekeurige passanten kun je je inderdaad afvragen hoe relevant een piercing of bodywarmer is.

Het leidt tot lastige keuzes. In het ene geval zegt een uiterlijke beschrijving niets, in het andere geval misschien wel, maar kan dat juist een stereotypering zijn. In de praktijk blijkt NRC best zuinig. Ik kwam de afgelopen week amper loze beschrijvingen van haardracht, kleding en dergelijke tegen. Wel een collectieve karakterisering waarin, ondersteund door een foto, de stereotypering expliciet werd gemaakt: „Zo zien vijftigjarige mannen er dus uit. Gewatteerd donkerkleurig jasje boven een spijkerbroek en eronder sportgympen, liefst wit. Hun haren kleuren deels of volledig grijs en zij die bovenop hun hoofden kalen, scheren ook hun slapen kort: geen man uit 1974 wil lijken op Herman van Veen.”

Even los van de Van Veen-shaming, hier steekt een mens iets van op. Maar in het algemeen lijkt terughoudendheid in betekenisarme uiterlijke beschrijvingen mij (een lange vijftiger met een bril en ongeföhnd haar) op zijn plaats.

Arjen Fortuin

Reacties: [email protected]

Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement.
Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.