Het blijft een raar schouwspel: onderhandelen over de Grondwet met de PVV. We hebben het immers over een partij die de verkiezingen heeft gewonnen met de belofte om burgers ongelijk te behandelen. Nederlanders weer op 1, dat is de titel van het verkiezingsprogramma van de PVV. Wilders heeft nu enkele van zijn meest ongrondwettelijke voorstellen ingetrokken. Maar de eigen-volk-eerst-gedachte die als een rode draad door het gehele PVV-programma loopt, blijft moeilijk te rijmen met het anti-discriminatiebeginsel in artikel 1 van de Grondwet.
„Woningen voor onze eigen mensen”; „ons geld moet naar onze eigen mensen”; „onze eigen cultuur” heeft „altijd voorrang”, zo is in het PVV-partijprogramma te lezen. Wilders zegt te streven naar „een zelfbewust Nederland waar we met opgeheven hoofd onze eigen bevolking altijd op de eerste plaats zetten”. De PVV wil zelfs verankeren in de Grondwet dat de dominante en leidende cultuur in ons land „joods-christelijke en humanistische wortels” heeft. Het is een wat omslachtige manier om te benadrukken dat Nederlandse moslims wat de PVV betreft tweederangsburgers zijn.
Botsing van beschavingen
Belangrijk is dat de PVV overwegend discrimineert op basis van culturele identiteit en niet op basis van ras, zoals in het oude extreem-rechtse denken het geval was. Het is de sleutel tot het succes van de PVV. Deze rechtse identiteitspolitiek gaat terug tot begin jaren negentig, toen het idee van de botsing der beschavingen opgang deed. De Amerikaanse conservatief Samuel Huntington voorspelde in een beroemd essay uit 1993 dat de ideologische tegenstellingen van de Koude Oorlog plaats zouden maken voor een religieuze en culturele identiteitspolitiek.
„Regeringen en bewegingen zullen steeds minder in staat zijn om steun te verwerven op basis van (links-rechts) ideologie, en zullen steeds vaker een beroep doen op de religie en identiteit van hun beschaving.” Huntington zag daarbij een centrale rol weggelegd voor vriend-/vijanddenken: „Tenzij we haten wat we niet zijn kunnen we niet houden van wat we wel zijn.” Conflict zou in toenemende mate plaatsvinden tussen beschavingen, in het bijzonder de westerse christelijke beschaving en de islamitische beschaving.
Als nieuw groot verhaal had dit een aantal concrete implicaties. Het uit de Koude Oorlog overgeleverde wereldbeeld van een centraal georganiseerde ideologische rivaal (de Sovjet-Unie) werd op een wereldreligie geplakt die zeer verdeeld was. De ‘islamitische beschaving’ is in werkelijkheid meer in conflict met zichzelf (denk aan Iran en Saoedi-Arabië) dan met het Westen. Tegelijkertijd leidde de theorie tot een herdefiniëring van de westerse identiteit. Huntington benadrukte de christelijke identiteit van het Westen, en portretteerde moderne westerse waarden als ‘judeo-christelijk erfgoed’.
In Nederland werd deze identiteitspolitiek als eerste overgenomen door VVD-leider Frits Bolkestein en vervolgens door Pim Fortuyn, die zich aan Amerikaanse journalisten introduceerde als de Samuel Huntington van de Nederlandse politiek. Ze zochten naar een manier om de identiteit van de witte Nederlandse bevolking af te zetten tegen de eerste en tweede generatie migranten. Beide definieerden de Nederlandse identiteit op basis van joods-christelijke en humanistische waarden en repten van een epische cultuurstrijd met moslimimmigranten.
De nieuwe identiteitspolitiek maakt het mogelijk om het oude taboe op racisme te omzeilen. Het gaat tenslotte om cultuur en niet om ras. Niet de verwijdering van de raciale ander maar de assimilatie van de culturele ander staat centraal. Het wordt zo mogelijk om een culturele hiërarchie in de natie te scheppen, waarbij sommige identiteiten tot de kern van de natie worden gerekend en anderen daarin permanent moeten integreren. Zoals de antropoloog Sinan Çankaya schreef: „integratie heeft geen eindstation.”
Om deze reden is de controverse over Zwarte Piet zo’n heikel thema. Niet omdat het zogezegd een ‘kinderfeest’ is. Maar omdat het deze impliciete culturele hiërarchie in de natie ter discussie stelt. De culturele ander die in óns land het recht van spreken eist over ónze tradities.
Een vormende kracht
Als je cultuur maar voldoende statisch, vastomlijnd en monolithisch opvat, dan kan het gaan dienen als een functioneel alternatief voor ras. Bij de islam is dit nog het duidelijkst te zien. Pim Fortuyn schreef over „onoverbrugbare verschillen” tussen de Nederlandse „joods-christelijke humanistische cultuur” en de cultuur van de islam, zelfs in haar „liberale varianten”. Geert Wilders ging een aantal stappen verder en schreef over „het ziekelijke streven” naar de gematigde islam, dat ruim baan zou geven „aan de transformatie van Nederland in Nederabië als provincie van islamitische superstaat Eurabië”.
Te vaak wordt verondersteld dat Wilders bovenal een doorgeefluik is van de gevoelens die leven bij zijn achterban. Het is een aanname die de PVV in de kaart speelt. Wilders is de eerste om te doen alsof zijn denkbeelden rechtstreeks uit het volk komen. Elke kritiek op zijn standpunten kan hij dan afdoen als elitair dédain richting zijn kiezers. In werkelijkheid is de PVV een vormende kracht. Een partij die een duidelijk ideologisch wereldbeeld aan kiezers aanbiedt. Het probleem van de andere partijen is dat zij dermate gewend zijn geraakt aan politiek als bestuur, dat zij op ideologisch vlak te weinig weerwoord hebben geboden.
Lees ook
Geert Wilders verlangde al lang naar macht