Ook deze verkiezingen zal het weer gaan over vertrouwen in de politiek. De aanname is dat het herstel ervan afhangt van de personen op de posters. Welke politicus er echter uiteindelijk in het torentje komt, ook hij of zij zal merken dat de verwerkelijking van politieke idealen wordt gehinderd door een bestuurlijke kleilaag die niet gesteld is op dadendrang. Die klei zuigt beleidsvoornemens op en politici kunnen alleen maar voortmodderen.
Het was begin jaren negentig. De val van de Muur leek de onbetwistbare overwinning van de liberale visie op de economie. De centraal sturende overheid werd failliet verklaard. De vrije markt was de oplossing voor alle kwalen van het openbaar bestuur. Vanuit de Angelsaksische wereld kwam het New public managent overgewaaid. Dit ging het uit van de gedachte dat de overheid de vrije markt als voorbeeld moest nemen bij het inrichten van de eigen dienstverlening. De burger kon zich daarbij meer als klant opstellen en de dienstverlener disciplineren. De bureaucratie zou verminderen en publieke dienstverleners zou het dwingen tot een innovatiever houding met een efficiëntere dienstverlening tot gevolg.
Zak geld
Verzelfstandiging van diensten werd de norm bij de overheid. Waar deze diensten voorheen jaarlijks een budget moesten opstellen en zich aan het eind van het jaar moesten verantwoorden, werden ze nu verzelfstandigd, op afstand geplaatst, gedecentraliseerd of geprivatiseerd. De jaarlijkse zak geld, het budget, geadministreerd via het zogenoemde kasstelsel, werd omgezet naar het baten-lastenstelsel. De diensten werd een boekhouding gegund zoals ook bedrijven die voerden. Gelden werden vanaf toen toegekend op basis van productdefinities, meerjarenramingen, investeringsplannen, cliëntprofielen en meer van dat soort managementspeak.
Lees ook
Talrijke miljarden voor een overheid wier gezag en expertise uitgehold zijn
Een stortvloed aan nieuwe organisaties overspoelde het land. Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO’s), agentschappen, stichtingen, en totale privatiseringen. Onderwijs, zorg, woningbouw, uitkeringsinstanties, openbaar vervoer; geen sector werd gespaard. De overheid als markt, de burger als klant.
Punt was alleen dat het geen markt was. Een markt maak je mee als je uit eten gaat. Voor iedere smaak en portemonnee is er wat te vinden. En restaurants die niet in staat zijn een bord te vullen tegen een redelijke prijs, mogen hun plaats afstaan aan anderen die dat wel kunnen. In die wereld ben je als burger klant.
Hoe anders is dat bij al die verzelfstandigde diensten. Alle managementspeak ten spijt, patiënten, leerlingen, studenten, uitkeringsgerechtigden: ze zijn nooit echt klant geworden. Maar nu had ook de centrale overheid zijn middelen, bevoegdheden en kennis overgedragen.
Zonder de discipline van een echte markt of van een centrale overheid die onder de tucht van de kiezer over de middelen, bevoegdheid en kennis beschikt, kregen de diensten een vrijbrief voor het najagen van hun eigen belangen. En ze organiseerden zich daar ook op.
De invloed van de centrale overheid werd verder gemarginaliseerd door ongebreidelde schaalvergrotingen. Het argument daarvoor was zonder uitzondering verbetering van de efficiëntie. Onderzoek na onderzoek heeft echter die verbetering niet kunnen aantonen. Sterker nog, de arbeidsproductiviteit bij het merendeel van deze diensten is sinds de jaren negentig niet verbeterd en in sectoren als de thuiszorg, gehandicaptenzorg en het onderwijs aanwijsbaar sterk achteruit gegaan.
Uitvoeringsmonopolies
Iedere minister wordt nu met molochs geconfronteerd die hij keihard nodig heeft, maar waarvoor hij nauwelijks instrumentarium heeft om ze daadwerkelijk aan te sturen. Dat was ook de werkelijke reden voor de schaalvergrotingen van de diensten: het vergroten van de eigen invloed op de minister, die het geld moest fourneren.
Er wordt door die diensten, alle mooie woorden ten spijt, nauwelijks gehandeld in het belang van die burger. Kiezers zijn ontevreden over de dienstverlening door geprivatiseerde instellingen, maar politici die daartegen willen optreden lopen vast in die kleilaag van uitvoeringsmonopolies.
Kortom, om daadwerkelijk het vertrouwen van de kiezer terug te winnen zal een nieuw kabinet zich vooral moeten beraden op de vraag hoe de perverse effecten van de verzelfstandigingen kunnen worden aangepakt. Hoe kennis, middelen en bevoegdheden weer binnen de handelingsruimte van de overheid kunnen worden gebracht. Bagger die kleilaag uit.