Het Internationaal Strafhof (ICC) heeft vaker in het centrum gestaan van internationale juridische discussies, het conflict tussen het Hof en Israël, vormt een bijzonder geladen uitdaging. Hoewel Israël formeel buiten de jurisdictie van het Hof valt, omdat het land het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof niet heeft geratificeerd, heeft het ICC door het aanvragen van een arrestatiebevel voor premier Benyamin Netanyahu getracht invloed uit te oefenen. Dat resulteerde in een vermenging van juridische en politieke manoeuvres. In de wereld van internationale gerechtigheid roept de aanpak van het Internationaal Strafhof ten aanzien van Israël serieuze vragen op over de consistentie en transparantie van zijn juridische procedures.
Het ICC heeft lang onder vuur gelegen voor wat velen zien als een disproportionele focus op militaire officieren uit het mondiale Zuiden, beschuldigd van ernstige misdaden zoals massamoorden. Deze trend bereikte een opmerkelijk keerpunt toen tijdens de oorlog in Oekraïne een arrestatiebevel werd uitgevaardigd tegen de Russische president Vladimir Poetin, een stap die wereldwijd veel aandacht trok.
Politieke overwegingen
De dynamiek binnen het ICC begon echter te veranderen toen het Hof zijn pijlen richtte op lidstaten zoals het Verenigd Koninkrijk en op machtige niet-lidstaten zoals de Verenigde Staten, in verband met mogelijke schendingen van internationale wetgeving in respectievelijk Irak en Afghanistan. Deze zaken kenmerkten zich door complexe onderhandelingen en leidden dreigementen van persoonlijke sancties tegen aanklagers en rechters, maar zonder dat er arrestatiebevelen werden uitgevaardigd.
Deze inconsistenties suggereren dat politieke overwegingen een rol spelen en dat het Hof effectiever optreedt tegen minder machtige staten, terwijl het machtige landen behoedzamer benadert. Dit roept vragen op over de rol van internationale gerechtshoven in het handhaven van het recht, waar politieke realiteiten vaak botsen met juridische idealen. Als het Hof er niet in slaagt om de perceptie van ongelijke handhaving aan te pakken, kan het zijn autoriteit en effectiviteit ernstig ondermijnen. Een vermogen om zonder angst of gunst te oordelen, vrij van externe politieke druk, blijft essentieel voor de toekomst van het ICC.
Het Hof moet landen langer de kans geven hun eigen onderzoeken te voltooien en slechts in te grijpen wanneer een staat duidelijk weigert of niet in staat is om dit adequaat te doen. Dit principe dient om de soevereiniteit van staten te respecteren en de primaire verantwoordelijkheid voor de handhaving van de wet bij de staten zelf te leggen.
De voormalige hoofdaanklager, Fatou Bensouda, erkende dat het Verenigd Koninkrijk oorlogsmisdaden had begaan in Irak, maar er volgden geen arrestatiebevelen, mede dankzij het beginsel van complementariteit dat staten toestaat eerst zelf onderzoek te doen.
Een vergelijkbaar scenario speelde zich af in Guinea in 2009, waar een zaak uiteindelijk in 2022 werd afgesloten zonder verdere actie van het Hof, opnieuw een toepassing van hetzelfde principe.
Twee maten
Echter, de situatie met Israël lijkt af te wijken van deze lijn. Volgens berichten was er een geplande samenwerking tussen het ICC en Israël, waarbij een team van de aanklager naar Israël zou afreizen. Deze reis werd echter abrupt geannuleerd, en juist op dat moment werd het verzoek om arrestatiebevelen publiek gemaakt, wat twijfels deed rijzen over de oprechtheid en de timing van de aanklacht.Deze handelswijze roept kritische vragen op over de gelijkheid in behandeling van staten door het Internationaal Strafhof. Waarom wordt er met twee maten gemeten als het aankomt op het toepassen van het beginsel van complementariteit?
Lees ook
Besluit van het Internationaal Strafhof levert kritiek op en brengt ook Biden in het nauw
Binnen de regelgeving van het ICC is het de verantwoordelijkheid van de aanklager om niet alleen belastend, maar ook ontlastend bewijs te verzamelen. Deze taak wordt des te kritischer in het geval van Israël, gezien de delicate politieke context en Israëls status buiten het Statuut van Rome. Dit verhoogt de druk op de aanklager om met uiterste zorgvuldigheid te werk te gaan.
Een specifieke aantijging tegen Israël betrof de vernietiging van civiele faciliteiten in Gaza. Het verweer dat de aanklager, Karim Khan, had moeten verifiëren of deze faciliteiten militaire doelen herbergden, toont een mogelijk tekort in de grondigheid van het onderzoek van het Hof. Deze kritiek benadrukt de noodzaak voor een diepgaander onderzoek naar de omstandigheden rondom dergelijke acties.
Verder was er kritiek op Khan omdat hij mogelijk druk had kunnen uitoefenen op Israël om zelf onderzoek te initiëren naar de oorlogshandelingen. De verwachting dat de dreiging van ICC-actie Israël zou motiveren om zelf stappen te ondernemen is echter niet ingelost. Ondanks opmerkingen van Khan dat Israël voldoende capaciteit bezit om eigen onderzoeken te voeren, bleef een formele waarschuwing uit. In plaats daarvan koos hij ervoor om arrestatiebevelen aan te vragen.
Deze benadering van het ICC roept vragen op over de effectiviteit en de perceptie van eerlijke en onpartijdige rechtspraak. De internationale gemeenschap en het Hof zelf staan voor de uitdaging om een balans te vinden tussen juridische principes en politieke realiteiten, waarbij de geloofwaardigheid van het Hof als onafhankelijke rechtshandhaver centraal staat.
Dit onderstreept de noodzaak van transparantie en consistentie in de aanpak van internationale rechtspraak, met name in gevallen die geopolitiek gevoelig liggen zoals die van Israël.
Lees ook
Ziek thuis vanwege de oorlog: ‘Vraag gewoon eens: hoe gaat het nu met je?