Opinie | De natuur is niet vol, maar verkeerd ingericht

Een foto van een bruidspaar? Vraag zes weken van te voren toestemming. As verstrooien mag helemaal niet meer, een bootcamp alleen onder voorwaarden en honden zijn nog toegestaan, maar niet met meer dan drie tegelijk.

Natuurmonumenten vindt dat het te druk wordt in de natuur (De dieren willen ook wel eens rust, 10/2). Het wild voelt zich opgejaagd, vogels schrikken en de zeldzame plantjes worden vertrapt. Een klacht die niet nieuw is, maar al sinds de coronacrisis hoorbaar. Niemand zal ook ontkennen dat het drukker wordt in het bos en op de hei, maar is het weren van publiek en het belasten van activiteiten de juiste oplossing?

Eerst even een stap terug. Want waarom is het drukker geworden in de natuur? Voor een groot deel is dat het resultaat van jaren bewust gevoerd beleid. Natuurorganisaties hebben vijftien jaar geleden de zogenaamde ‘publieksboswachter’ geïntroduceerd, een boswachter die niet alleen de natuur beheert en achter stropers aangaat, maar ook als specifieke taak heeft het grote publiek te verbinden met de natuur: door excursies te organiseren, ter plekke informatie te verstrekken en op Twitter zijn belevenissen te delen.

Opmerkelijk genoeg lijkt met de opkomst van deze ‘stewards van het bos’, de irritatie over de bezoekers juist toe te nemen. „Soms denk ik: kon het bos maar even op slot”, zei boswachter Lennard Jasper van Staatsbosbeheer in december 2020 al in NRC. Dat is een hele vreemde uitspraak, vooral uit de mond van een publieksboswachter. Hij lijkt te bezwijken onder zijn eigen succes.

Wat ook niet helpt tegen de drukte is de introductie van de (cross)fiets in de beschermde natuurgebieden, iets waar de vorige directeur van Natuurmonumenten Marc van den Tweel zich zo voor heeft ingezet. Fietsers komen veel verder in het bos, communiceren schreeuwend en beschadigen de paden, zeker als de waterstand hoog is, zoals nu. Van den Tweel hield zo van fietsen dat hij in 2021 maar direct is overgestapt naar NOC-NSF, het spoor van zijn ambitie is nog dagelijks zichtbaar in de kwetsbare natuur van de organisatie die hij achterliet.

Mensen zijn kuddedieren

Op zoek naar de vraag hoe het tij kan worden gekeerd, moeten boze boswachters en natuurbeschermers misschien de aflevering uit de televisieserie Nederland van Boven (VPRO, 2011) eens terugkijken, waarin het vooral lege landschap vanuit een helikopter, vliegtuig of luchtballon in beeld wordt gebracht. In de aflevering ‘Gebaande Paden’ voeren de programmamakers een experiment uit, toevallig precies in het gebied waar de geciteerde boswachter Jasper de scepter zwaait. Honderd wandelaars krijgen een GPS-tracker mee, en vanuit de lucht wordt in de gaten gehouden hoe zij zich in het bos bewegen. En wat blijkt? Verreweg de meeste wandelaars volgen keurig de paaltjesroute en kijken wel uit diep het bos in te gaan.

De toenmalige boswachter Paul Suurmond van dat gebied zegt in de uitzending dat mensen kuddedieren zijn. Zonder uitgestippelde route zouden ze hopeloos verdwalen. De meeste bezoekers vinden het al eng worden als ze het geluid van de provinciale weg niet meer kunnen horen.

Uit dit fragment blijkt dat natuurbeheerders de bezoekersstromen tot op microniveau voor een groot deel zelf kunnen ‘sturen’. Wie parkeerplaatsen en bermen goed inricht, krijgt niet te maken met verkeerschaos. Wie voldoende paaltjesroutes aanlegt, verspreid over verschillende locaties die vooral een recreatieve waarde hebben en minder kwetsbaar zijn, voorkomt daarmee dat wandelaars samenklonteren, in gevoelige vegetatie terechtkomen of het wild verstoren.

Yosemite

Als het gaat om het sturen van bezoekersstromen op grotere schaal, kunnen natuurbeheerders in Nederland veel leren van de ervaringen in de Verenigde Staten, waar bij gebrek aan historische gebouwen al heel vroeg het landschap als ‘monument’ werd gekoesterd. Daar beschermen de rangers de kwetsbare gebieden door gebruik te maken van zogenaamde ‘zonering’: de onderverdeling van een gebied in sectoren met een bepaalde functie.

Wie met de auto aankomt in parken als Yosemite, stuit aan de rand van het reservaat eerst op een enorme parkeerplaats met een bezoekerscentrum, horeca en sanitaire voorzieningen. Vandaaruit zijn eenvoudige wandelingen van een uur te maken, op geplaveide paden met prullenbakken. De hond mag hier uitgelaten worden en het bruidspaar gefotografeerd. Wie verder wil dan een zondags ommetje, kan op de wat wildere paden terecht, en die zijn al een stuk inspannender en daardoor rustiger. De echte diehards lopen in een meerdaagse tocht naar de kern van het gebied, maar hebben daar wel een vergunning voor nodig. Die zonering zorgt dus voor een verdeling van soorten bezoekers, terwijl de kwetsbare flora en fauna gespaard blijven.

Parkeren, dat doe je bij Natuurmonumenten óp de internationaal beschermde Posbank

Nu is de Veluwe van Jasper géén Yosemite, toch zou het met 91.000 hectare het grootste aaneengesloten natuurgebied van Europa kunnen zijn. Zou kúnnen zijn – de veel kleinere Veluwe is namelijk op zijn Nederlands weer opgeknipt in allemaal kleine parken met elk een eigen beheerder. De voorzieningen bevinden zich ook niet aan de randen, maar middenin die beschermde natuurgebieden. Parkeren, dat doe je bij Natuurmonumenten namelijk óp de internationaal beschermde Posbank. Er gaat zelfs een asfaltweg naartoe. Precies daardoor ontstaat er ongewenste druk op kwetsbare locaties.

Als de natuurbeheerders de handen ineen zouden slaan, zou de Veluwe één Nationaal Park kunnen worden, maar dan een natuurgebied mét allure. Met goede voorzieningen aan de randen, terwijl de kern alleen bereikbaar is voor wie daar tijd, inspanning en geld in wil investeren. Hetzelfde geldt natuurlijk voor de andere terreinen.

Dit zou ik aan de boze boswachters willen meegeven: word geen groene zeurpiet, maar bouw met je collega’s aan een nieuwe indeling van onze robuuste natuur. Die kan best tegen een stootje.